Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van 50 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.P.N. Pieterse. Tijdens de zitting op 19 februari 2025 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Heemst, een gevangenisstraf van 40 maanden eiste. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat het bewijs onvoldoende was om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de cocaïne, die in twee sporttassen in de woonkamer was aangetroffen. Het bewijs, waaronder DNA-sporen van de verdachte op de tassen, was voldoende om tot een veroordeling te komen. Echter, de rechtbank sprak de verdachte partieel vrij van de beschuldigingen met betrekking tot de metamfetamine en een deel van de cocaïne, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 21 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank benadrukte de impact van de drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving.