ECLI:NL:RBROT:2025:4312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
10.387647.24/ TUL: 10.167125.24; 10.239393.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ISD-maatregel voor diefstal met recidive

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1973, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De verdachte was aangeklaagd voor diefstal, waarbij hij op 5 december 2024 in Rotterdam een blik bier, een fles wijn en een airfryer had weggenomen uit een Albert Heijn. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van de tenlastelegging en een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat het verhaal van de verdachte, dat hij enkel navraag deed naar de prijs van de airfryer, onaannemelijk was, gezien de camerabeelden die zijn diefstal bevestigden. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal en legde de ISD-maatregel op, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks eerdere interventies, niet in staat was zijn criminele gedrag te beëindigen en dat de veiligheid van de maatschappij een onvoorwaardelijke maatregel vereiste. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden afgewezen, omdat de verdachte opnieuw een strafbaar feit had gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.387647.24
Parketnummers TUL: 10.167125.24; 10.239393.23
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1973,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam PI] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 10.167125.24 en 10.239393.23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij had niet het oogmerk om de Airfryer te stelen, maar wilde bij de service/informatiebalie vragen wat deze kostte en heeft daarom de kassa gepasseerd zonder te betalen.
4.1.2.
Beoordeling
Het verhaal van de verdachte over het navraag doen naar de prijs van de airfryer acht de rechtbank onaannemelijk, nu op de camerabeelden is te zien dat de verdachte zijn jas over een airfryer heen drapeert en vervolgens daarmee de kassa passeert. Vervolgens wordt de verdachte staande gehouden door een beveiliger. Dan wordt ook een blik bier en een fles wijn in de jas van de verdachte aangetroffen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een voltooide diefstal.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 december 2024 te Rotterdam,
een blik bier, een fles wijn en een airfryer, die geheel of ten
dele aan de Albert Heijn (gevestigd op/aan de [adres 2] ), in elk geval aan een
ander toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het reclasseringsrapport van 10 maart 2025 volgt dat sprake is van instabiliteit op diverse leefgebieden van de verdachte sinds het stranden van de relatie met zijn jeugdliefde in 2021. Hierna is hij verslaafd geraakt aan verdovende middelen en is hij in een patroon van vermogensdelicten terechtgekomen. De verdachte is in de afgelopen vijf jaar negen keer veroordeeld voor verschillende diefstallen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij inmiddels een nieuwe vriendin heeft en dat hij zijn leven graag weer op de rit wil krijgen. Het liefst krijgt hij nog een laatste kans, maar hij is bereid mee te werken aan een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders indien deze toch wordt opgelegd.
7.3.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
Gelet op de reeks van vermogensdelicten en de instabiliteit op diverse leefgebieden bij de verdachte, waarbij het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er geen andere optie meer is dan het opleggen van een onvoorwaardelijke maatregel die strekt tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Hierbij neemt de rechtbank ook in ogenschouw dat er eerder, in een vrijwillig kader, al verschillende interventies zijn gepleegd zonder afdoende resultaat. De rechtbank spreekt uit dat zij er vertrouwen in heeft dat de verdachte in het kader van de nu op te leggen maatregel in staat zal zijn weer grip te krijgen op zijn eigen leven.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 februari 2025 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op vandaag aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij is gelet op de ernst van de begane feiten en de hoeveelheid voorafgaande veroordelingen voor soortgelijke feiten. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er ook toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld ter zake van diefstal en witwassen voor zover van belang tot een voorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De proeftijd is opgelegd voor 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 17 september 2024.
Bij vonnis van de politierechter in van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld ter zake van diefstal voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 3 november 2023.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De vorderingen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd dienen te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van de vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf en maatregel worden gelast. Nu de rechtbank een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zal opleggen, zullen de vorderingen tenuitvoerlegging worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. mr. G.P. van de Beek en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 december 2024 te Rotterdam,
een blik bier, een fles wijn en/of een airfryer, in elk geval enig goed, die geheel of ten
dele aan de Albert Heijn (gevestigd op/aan de [adres 2] ), in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )