ECLI:NL:RBROT:2025:4311

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
10.042589.24; 10.192596.24 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor verkrachting, afdreiging, mishandeling en overtreden van een gedragsaanwijzing

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder verkrachting, afdreiging, mishandeling en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die in een langdurige relatie met de aangeefster verkeerde, haar meermalen heeft verkracht en gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en 1 maand, met bijkomende maatregelen zoals een contactverbod en een gedragsbeïnvloedende maatregel. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de aangeefster en de machtspositie van de verdachte. De verdachte had eerder ook al een strafblad voor vergelijkbare delicten, wat de rechtbank zwaar meeweegt in de strafoplegging. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 27.600,- aan de aangeefster, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.042589.24; 10.192596.24 (gevoegd)
Datum uitspraak: 2 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 1978,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De feiten worden hierna doorgenummerd aangemerkt als feiten 1 tot en met 4 en feit 5 primair, subsidiair.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de (primair) ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 1 maand met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht en oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod voor de duur van 2 jaren en dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank stelt vast dat de verdachte en de aangeefster sinds 2009 een relatie met elkaar hadden. Zij hadden daarbij in eerste instantie geen geslachtsgemeenschap, want zij waren niet getrouwd, hetgeen gebruikelijk is binnen de moslimcultuur. Wel lagen zij soms naakt naast elkaar en raakten zij elkaar aan. Verder dan dat wilde de aangeefster, vanwege haar geloof en cultuur, niet gaan. Op een van deze momenten van intimiteit heeft de aangeefster gebloed toen de verdachte met zijn vingers bij haar naar binnen ging. Dit moment is door hen beiden opgevat als een ontmaagding. Vervolgens zijn de verdachte en de aangeefster vanaf januari 2016 tot en met 25 januari 2024 seksueel actief geweest, in die zin dat er in deze [ten laste gelegde] periode penetratie in de vagina, mond en anus van de aangeefster heeft plaatsgevonden met de penis van de verdachte.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. De verdachte en de aangeefster hebben een jarenlange relatie met elkaar gehad en zij hadden daarbij ook (anale) seks met elkaar. Dit was altijd vrijwillig. Toen het de aangeefster duidelijk werd dat de verdachte de relatie wilde verbreken en naar Duitsland wilde verhuizen, heeft zij zich genoodzaakt gevoeld om het verhaal te vertellen dat zij gedwongen seks met de verdachte had. Dit, omdat in de traditionele Marokkaanse cultuur een vrouw haar waarde als huwbare vrouw verliest als zij geen maagd meer is, tenzij dit haar niet kan worden verweten. Dat zij in strijd met de waarheid heeft verklaard, volgt uit haar verklaringen, die op verschillende punten onbetrouwbaar zijn en niet zonder meer voor waar kunnen worden aangenomen. De aangeefster heeft bijvoorbeeld verklaard over geweld en/of bedreiging met geweld om haar ertoe te bewegen zich uit te kleden zodat de verdachte haar kan penetreren, maar op de beschikbare video’s is er geen enkele vorm van geweld of letsel te zien. De seks was dan ook vrijwillig, maar erkend wordt dat de verdachte soms opnames maakte tijdens de seks. Dit vond de aangeefster onprettig en daarom huilt zij in sommige van de opnames, niet vanwege de seks op zichzelf. Dit blijkt ook niet uit de video’s. De verklaring van de aangeefster vindt verder onvoldoende steun in het dossier waardoor er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Verklaringen aangeefster
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte omtrent de vrijwilligheid van deze vormen van seks en penetratie uiteen lopen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar tegen haar wil in heeft gepenetreerd en zij zich gedwongen voelde dit te laten gebeuren omdat hij haar daartoe dwong. Deze dwang bestond uit fysiek geweld, maar ook uit het dreigen met het openbaar maken van opnames die de verdachte had gemaakt van de seks tussen hen, waardoor de aangeefster te schande zou worden gemaakt en nooit meer zou kunnen trouwen. Daarnaast ging hij voorbij aan de verbale en non-verbale weerstand die de aangeefster bood tegen de (anale) penetratie door de verdachte.
Over één van die momenten heeft zij meer in het bijzonder verklaard dat de verdachte haar (in het jaar 2016) in het Kralingse Bos in de bosjes had getrokken, waar zij zich uit moest kleden. Toen zij dit weigerde sloeg hij haar, duwde hij haar tegen de grond, waarbij haar hoofd met kracht tegen een boomstam werd geduwd en penetreerde hij haar. Zij schreeuwde om hulp en verzocht de verdachte te stoppen, hetgeen hij niet deed.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, vindt de rechtbank de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar. Zowel in het ‘informatieve gesprek zeden’ als in haar aangifte en haar aanvullende verklaring, heeft de aangeefster voldoende consistent en gedetailleerd verklaard over wat er is gebeurd en hoe de seksuele- en geweldshandelingen zijn gegaan. Haar verklaringen vinden steun in de video-opnames die onderdeel uitmaken van het dossier. Dat er geen gewelddadige handelingen te zien zijn op die opnames, maakt de verklaring van de aangeefster niet onbetrouwbaar. Haar verklaringen komen op voldoende punten overeen en zijn in lijn met de overige bewijsmiddelen, zoals die in het navolgende worden besproken. De verklaring van de aangeefster is dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Verklaring getuige
De zus van de aangeefster, de getuige [naam getuige] heeft een verklaring afgelegd. Zij woonde met de aangeefster samen in één huis en de zussen hebben een goede band. Over het specifiek door de aangeefster beschreven voorval in het Kralingse Bos in 2016 verklaart zij dat de aangeefster naar haar toe kwam toen het gebeurd was en dat zij aan haar merkte dat er iets niet goed was. Zij verklaart dat de aangeefster haar vervolgens huilend in detail vertelde wat er was gebeurd in het bos: dat zij verkracht was door de verdachte, waarbij zij ook melding maakt van het duwen tegen de boomstam en het gillen van de aangeefster. De getuige verklaart ook dat de aangeefster haar heeft verteld dat zij heel vaak tegen haar wil seks met de verdachte heeft gehad. Soms zag de getuige haar ook moeilijk lopen en zag zij aan haar gezicht dat zij pijn had. Zij verklaart ook dat de aangeefster haar vertelde dat ze bang was dat hij beelden van haar openbaar zou maken en bang was voor de schande die dit zou opleveren. De verdachte heeft aan de getuige ook opnames van seks tussen hem en de aangeefster gestuurd, waarvan de getuige zegt dat zij daarop duidelijk ziet en hoort dat de seks tegen de wil van de aangeefster is. Ook verklaart de getuige dat de verdachte de aangeefster manipuleert en dat de aangeefster bang is voor de verdachte, die tot alles in staat zou zijn en haar zou kunnen neersteken.
Verklaring verdachte
Naast de verklaring van de aangeefster en de getuige is er ook nog een verklaring van de verdachte zelf. In een afgeluisterd telefoongesprek vanuit detentie tussen de verdachte en de aangeefster erkent de verdachte dat hij de aangeefster inderdaad verkracht heeft. De verdachte zegt ook dat dwang niet bestaat als twee mensen elkaar het jawoord hebben gegeven.
Video-opnames
Het dossier bevat daarnaast een vijftal opnames waarop te zien is dat een man een vrouw zowel vaginaal als anaal penetreert. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de man op de opnames is, en de vrouw is de aangeefster. Op een aantal van deze opnames is te horen dat de aangeefster huilt, pijnkreten slaakt en bij herhaling aan de verdachte vraagt om te stoppen, hetgeen hij niet, of slechts kortstondig, doet.
Beoordeling
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat de verdachte in het jaar 2016 de aangeefster heeft verkracht zoals onder 1 ten laste is gelegd. Dit betreft het voorval in het Kralingse Bos, waar de verweten handelingen volgen uit de verklaringen van de aangeefster en haar zus.
Ook acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde bewezen op grond van de hiervoor besproken bewijsmiddelen. De verklaring van de verdachte ter zitting, inhoudende dat de aangeefster acteerde dat zij tegen haar zin seks had en dat zij met het smeken om te stoppen slechts doelde op het stoppen met filmen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De op de opnames zicht- en hoorbare pijn van de aangeefster en de duidelijkheid waarmee zij -tevergeefs- te kennen geeft dat de verdachte moest stoppen, zijn niet voor een andere interpretatie vatbaar. Daarbij heeft de verdachte in het aangehaalde telefoongesprek erkend dat sprake was van verkrachting.
De aangeefster heeft zich in de ten laste gelegde periode niet in staat gevoeld een einde te maken aan het handelen van de verdachte. Deels had dit te maken met een liefde die zij ondanks alles voor hem voelde en de hoop met hem te zullen trouwen, maar voor het overgrote deel was dit het directe gevolg van de angst voor de dreiging van de verdachte met het openbaar maken van de opnames, waardoor zij zichzelf en haar familie te schande zou maken. De rechtbank betrekt in haar overwegingen de traditionele culturele regels van de aangeefster en de verdachte, zoals deze naar voren komen uit de inhoud van het dossier. Deze houden in dat in haar culturele wereld een vrouw niet langer huwbaar is wanneer zij geen maagd meer is. De aangeefster was bang dat haar ouders bekend zouden worden met de seks voor het huwelijk, waarbij anale seks in het bijzonder tot een extra schande zou leiden. Door haar te ontmaagden, heeft de verdachte de aangeefster in zijn macht gekregen. Door het maken van de opnames werd deze machtspositie vergroot. Hierdoor was geweld of dreiging met geweld niet nodig om ervoor te zorgen dat zij deed, dan wel onderging, wat hij wilde. De verdachte heeft er op deze manier voor gezorgd dat de aangeefster zich lange tijd niet uit deze situatie kon bevrijden. Hij had haar op dusdanige wijze in zijn macht dat zij zelfs op bezoek kwam in de gevangenis in België, waar hij haar vervolgens verkrachtte.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.
Bewijswaardering feiten 3, 4 en 5
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 3 is er geen causaliteit tussen het onder druk zetten met verspreiding van de beelden in ruil voor geld, waardoor vrijspraak dient te volgen. Het geld had de verdachte in bewaring gegeven aan de aangeefster en dit vroeg hij weer terug.
De onder feit 4 ten laste gelegde mishandeling kan eveneens niet worden bewezen. De verdachte ontkent de geweldshandeling gepleegd te hebben . Door het tijdsverloop valt niet vast te stellen hoe één en ander precies is gegaan.
Het overtreden van het contactverbod zoals dit onder feit 5 ten laste is gelegd kan niet worden bewezen nu er geen sprake van (voorwaardelijk) opzet was op het schenden van dit contactverbod nu het voor de verdachte niet duidelijk was dat sprake was van een contactverbod.
Beoordeling
Feit 3
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van een causaal verband tussen de verzoeken om geldbedragen van de verdachte en het dreigen met verspreiding van de video’s. Het dossier bevat meerdere (vertaalde) whatsappgesprekken tussen de verdachte en de aangeefster en tussen de verdachte en de zus van de aangeefster. Daarin stelt de verdachte onder meer dat er € 400,- overgemaakt moet worden voordat iemand een video gaat zien. Daarnaast hebben de aangeefster en haar zus beiden verklaard over het feit dat de verdachte hen constant om geld vraagt en anders de aangeefster zal ‘exposen’. De rechtbank acht dit feit bewezen.
Feit 4
Vaststaat dat de aangeefster in september 2023 een tweedegraadsbrandwond op haar arm had. Hiervoor is ze bij de huisarts geweest en met die informatie is een FARR-verklaring opgemaakt. In haar aangifte verklaart de aangeefster dat de verdachte haar in de herfstvakantie van 2023 met een aansteker heeft gebrand. Hij heeft een aansteker twee minuten lang tegen haar arm gehouden. De verdachte ontkent deze brandwond bij de aangeefster te hebben toegebracht en de verdediging heeft bepleit dat vanwege het tijdsverloop niet meer vastgesteld kan worden hoe die wond is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund. Zij verklaart over de herfstvakantie 2023 en op basis van de FARR-verklaring kan worden vastgesteld dat de brandwond in september 2023 is behandeld. Daarnaast heeft de getuige [naam getuige] over de brandwond verklaard dat de verdachte dit bij de aangeefster heeft gedaan. In dit verband is voorts van belang dat de verdachte zelf een foto van de wond naar getuige [naam getuige] heeft gestuurd op 5 november 2023.
Feit 5 primair
De rechtbank stelt vast op basis van de in het dossier gevoegde gespreksweergaven tijdens de vanuit de gevangenis door de verdachte met aangeefster gevoerde gesprekken dat het contactverbod is overtreden. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het voor de verdachte in voldoende mate duidelijk was dat hij geen contact met de aangeefster mocht hebben. Op 27 maart 2024 is de gedragsaanwijzing aan hem uitgereikt, zowel in de Nederlandse taal alsook een vertaalde versie. De verdachte heeft voor ontvangst hiervan getekend. In het gesprek met zijn zus op 27 maart 2024 zegt de verdachte dat het voor hem verboden is om te praten met de aangeefster. Hieruit volgt dat de verdachte wel degelijk wist dat aan hem een contactverbod met aangeefster was opgelegd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging, mishandeling en het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de (primair) ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de pleegperiode van 1 januari
2016 tot en met 31 december 2016 in het Kralingse Bos te Rotterdam,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
te weten door
- [slachtoffer] de bosjes in te trekken,
- die [slachtoffer] te dwingen, namelijk door gebiedend te zeggen: " [voornaam slachtoffer] , kleed je uit",
- die [slachtoffer] in haar gezicht te slaan,
- die [slachtoffer] vast te houden op de grond,
- het (achter)hoofd van die [slachtoffer] tegen een boomstam te duwen en/of te slaan
en/of te houden,
- die [slachtoffer] aan/bij haar billen vast te houden en/of in haar billen te knijpen,
en/of
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale protesten van die [slachtoffer] ,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer] ,
te weten het
- duwen/brengen van zijn penis in haar vagina, en
- duwen/brengen van zijn penis in haar anus;
2
hij op meerdere tijdstippen in de pleegperiode van 1 december 2017
tot en met 25 januari 2024 te Rotterdam, in Nederland, en in België,
telkens
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
te weten door
- die [slachtoffer] te slaan,
- die [slachtoffer] te dreigen dat hij naaktfoto’s en/of naaktvideo’s van die [slachtoffer]
zou ‘exposen’ en/of dat beeldmateriaal aan vrienden en/of familie van die [slachtoffer]
zou sturen, als het seksuele contact tussen verdachte en die [slachtoffer] niet tot stand
zou komen, en
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale protesten van die [slachtoffer] ,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer] ,
te weten het
- duwen/brengen van zijn penis in haar mond,
- duwen/brengen van zijn penis in haar vagina, en
- duwen/brengen van zijn penis in haar anus;
3
hij in de pleegperiode van 1 oktober 2023 tot en met 7 februari 2024 te
Rotterdam, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met smaad, smaadschrift en openbaring van een geheim,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van
geldbedragen,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en aan een derde toebehoorde,
door die [slachtoffer] te dreigen dat hij naaktfoto’s en/of naaktvideo’s van die [slachtoffer]
zou ‘exposen’ en/of dat beeldmateriaal aan vrienden en/of familie van die [slachtoffer]
zou sturen als die [slachtoffer] geen geld zou geven aan verdachte;
4
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door een brandende aansteker tegen haar rechter
onderarm te duwen/houden;
5 primair
hij in de periode van 28 maart 2024 tot en met 5 april 2024 te
Rotterdam en Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten
de gedragsaanwijzing d.d 18 maart 2024, gegeven door de officier van justitie te
Arrondissementsparket Rotterdam,
kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich gedurende de periode van 27
maart 2024 tot en met 16 juni 2024 dient te onthouden van direct en indirect
contact op enigerlei wijze met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 te
[geboorteplaats 2] ,
door
- ( nadat zij is toegevoegd in het telefoongesprek door [persoon A] ) te bellen met [slachtoffer]
(d.d. 28 maart 2024),
- [persoon A] meermaals te laten bellen naar [slachtoffer] (d.d. 31 maart 2024),
- een man gebruikmakend van een Spaans telefoonnummer, meermaals te laten
bellen naar [slachtoffer] en
- via [persoon A] een audiobestand te sturen naar [slachtoffer]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1:
verkrachting;
2:
verkrachting; meermalen gepleegd
3:
afdreiging; meermalen gepleegd
4:
mishandeling;
5 primair:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregelen

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregelen zijn gebaseerd
De aangeefster en de verdachte hebben vanaf 2009 een aantal jaren een relatie gehad, waarbij de intimiteiten niet verder gingen dan aanrakingen. Een gebeurtenis in 2012, waarbij de aangeefster bloedde toen de verdachte zijn vingers bij haar naar binnen bracht, is door beiden opgevat als het verbreken van het maagdenvlies en daarmee als de ontmaagding van de aangeefster. De verdachte heeft de aangeefster toen om die reden beloofd met haar te zullen trouwen omdat hun beider traditionele cultuur dat vereiste. In 2016 verkrachtte de verdachte de aangeefster in het Kralingse Bos en kwam zij verder in een afhankelijke en kwetsbare positie terecht. Vanaf dat moment heeft er meermaals seksueel contact plaatsgevonden waarbij de verdachte de aangeefster vaginaal, anaal en oraal penetreerde waardoor zij niet langer huwbaar was onder de uitgangspunten zoals die gelden binnen de traditionele cultuur van zowel de aangeefster als de verdachte. Dit zou anders zijn indien de aangeefster uiteindelijk toch met de verdachte zou trouwen, maar hij is zijn eerdere belofte op dit punt niet nagekomen. Van de afhankelijke en kwetsbare positie waarin de aangeefster zat, heeft de verdachte in verregaande mate en op verschillende manieren misbruik gemaakt. Zo heeft hij de vrijheid genomen om haar verschillende keren te verkrachten en heeft hij deze verkrachtingen zelfs gefilmd om zo zijn machtspositie zo groot mogelijk te maken. De aangeefster wist immers dat haar familie het niet zou accepteren als de opnames openbaar zouden worden gemaakt. Door vanuit deze machtspositie steeds te dreigen met openbaarmaking van de opnames wist hij haar weerloos te maken tegen zijn seksuele -en alleen op eigen bevrediging gerichte- behoeftes en haar bovendien flinke geldbedragen afhandig te maken. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van de aangeefster. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring die namens de aangeefster is voorgelezen ter terechtzitting. Ondanks dat de verdachte wist wat zijn gedrag voor gevolgen zou hebben voor de aangeefster is hij nooit gestopt met zijn gedrag. Hij heeft daarbij getoond dat hij bij zijn handelen slechts zijn eigen gewin en persoonlijk genot heeft nagestreefd, zonder zich ook maar enig moment te bekommeren om het lot van de aangeefster. Daarbij was zijn machtspositie zo groot dat geweld of dreiging met geweld nauwelijks meer nodig was om tot de verkrachting over te gaan, zo is te zien op de beelden. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zeer zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van de verdachte. Naast dit uittreksel heeft de rechtbank een arrest en een vonnis ontvangen uit België. Uit deze gerechtelijke stukken is gebleken dat de verdachte eerder is veroordeeld voor verkrachting, begaan onder verzwarende omstandigheden en toen hij eenmaal gedetineerd zat voor dit feit hij door het gijzelen van een gevangenisbewaarder geprobeerd heeft zijn ontsnapping uit de gevangenis te vergemakkelijken.
7.3.2.
Rapportages
Er is een Pro Justitia rapportage opgesteld door het NIFP d.d. 19 september 2024. De psycholoog [persoon B] en de Psychiater [persoon C] hebben als gerechtelijk deskundigen gezamenlijk gerapporteerd. Er is een multidisciplinair onderzoek naar de verdachte gedaan. Daarbij is onderzocht of er sprake is van een stoornis en zo ja, of die van invloed kan zijn geweest op dat wat hem wordt verweten. De conclusie van het onderzoek is - kort gezegd - dat er aanwijzingen zijn dat er sprake is van (een) stoornis(sen). Niets kan worden gezegd over een eventuele doorwerking ten aanzien van eventuele stoornissen met betrekking tot het plegen van de delicten.
Verder heeft ook Reclassering Nederland een rapport opgesteld. Daaruit volgt het advies aan de rechtbank om bij een veroordeling een 38z maatregel aan de verdachte op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding omdat de rechtbank, anders dan de verdediging, alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen acht. Alles afwegend ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van eis van de officier van justitie en daarom zal aan de verdachte de gevangenisstraf worden opgelegd conform deze eis.
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit het verleden van de verdachte blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling. Om de veiligheid van anderen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk worden veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de gehele provincie Noord-Brabant en een contactverbod met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 in [geboorteplaats 2] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon te onttrekken aan het verkeer omdat daar strafbaar materiaal opstaat, dan wel materiaal waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet.
8.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de in beslag genomen telefoon moet worden teruggegeven aan de verdachte. De video’s zullen op meer gegevensdragers staan, waaronder bijvoorbeeld de laptop van de raadsman zelf. Dat is geen reden om de telefoon niet terug te geven aan de rechtmatige eigenaar.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de telefoon is gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten, nu de verdachte daarmee de video’s heeft gemaakt. Gelet op het voorgaande zal de in beslag genomen telefoon verbeurd worden verklaard.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer] ter zake van de (primair) ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.600,- aan materiële schade en een vergoeding van € 20.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partij volledig toewijsbaar.
9.2.
Standpunt verdediging
Het primaire standpunt van de verdediging is dat zowel het materiële als het immateriële deel van de vordering niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is het materieel deel onvoldoende onderbouwd omdat niet blijkt welke bedragen regulier aan de verdachte zijn overgemaakt en welke bedragen onder invloed van dreigingen zijn overgemaakt. Het immateriële deel is eveneens onvoldoende onderbouwd nu de relatie tussen de omvang en oorzaken van psychische problemen en de ten laste gelegde feiten hieruit niet valt af te leiden.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en deze genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 januari 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 27.600, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 184a, 242, 300 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de (primair) ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 1 maand;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. op geen enkele wijze - direct of indirect – contact te zoeken met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 in [geboorteplaats 2] ;
2. zich niet te bevinden in de provincie Noord-Brabant;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten het telefoontoestel, merk Nokia;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 27.600 (zegge: zevenentwintigduizend zeshonderd), bestaande uit € 7.600 aan materiële schade en € 20.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 27.600(hoofdsom,
zegge: zevenentwintigduizend zeshonderd), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 27.600 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
173 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10.042589.24
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de pleegperiode van 1 januari
2016 tot en met 31 december 2016 in/nabij het Kralingse Bos te Rotterdam,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
te weten door
- [slachtoffer] de bosjes in te trekken,
- die [slachtoffer] te dwingen, namelijk door gebiedend te zeggen: " [voornaam slachtoffer] , kleed je uit",
- die [slachtoffer] in haar gezicht te slaan,
- die [slachtoffer] vast te houden op de grond,
- het (achter)hoofd van die [slachtoffer] tegen een boomstam te duwen en/of te slaan
en/of te houden,
- die [slachtoffer] aan/bij haar billen vast te houden en/of in haar billen te knijpen,
en/of
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale protesten van die [slachtoffer] ,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer] ,
te weten het
- duwen/brengen van zijn penis in haar vagina, en/of
- duwen/brengen van zijn penis in haar anus;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de pleegperiode van 1 december 2017
tot en met 25 januari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in België,
telkens
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
te weten door
- die [slachtoffer] te slaan,
- die [slachtoffer] te dreigen dat hij (naakt)foto’s en/of (naakt)video’s van die [slachtoffer]
zou ‘exposen’ en/of dat beeldmateriaal aan vrienden en/of familie van die [slachtoffer]
zou sturen, als het seksuele contact tussen verdachte en die [slachtoffer] niet tot stand
zou komen, en/of
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale protesten van die [slachtoffer] ,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer] ,
te weten het
- duwen/brengen van zijn penis in haar mond,
- duwen/brengen van zijn penis in haar vagina, en/of
- duwen/brengen van zijn penis in haar anus;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de pleegperiode van 1 oktober 2023 tot en met 7 februari 2024 te
Rotterdam, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten (een)
geldbedrag(en) van (in totaal) € 12.000, in elk geval een of meer geldbedragen,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of aan een derde toebehoorde(n),
door die [slachtoffer] te dreigen dat hij (naakt)foto’s en/of (naakt)video’s van die [slachtoffer]
zou ‘exposen’ en/of dat beeldmateriaal aan vrienden en/of familie van die [slachtoffer]
zou sturen als die [slachtoffer] geen geld zou geven aan verdachte;
( art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 13 september 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door een brandende aansteker tegen haar rechter
onderarm te duwen/houden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
10.192596.24
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2024 tot en met 5 april 2024 te
Rotterdam en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten
de gedragsaanwijzing d.d 18 maart 2024, gegeven door de officier van justitie te
Arrondissementsparket Rotterdam,
kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich gedurende de periode van 27
maart 2024 tot en met 16 juni 2024 dient te onthouden van direct en indirect
contact op enigerlei wijze met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 te
[geboorteplaats 2] ,
door
- ( nadat zij is toegevoegd in het telefoongesprek door [persoon A] ) te bellen met [slachtoffer]
(d.d. 28 maart 2024),
- [persoon A] meermaals te laten bellen naar [slachtoffer] (d.d. 31 maart 2024),
- een man gebruikmakend van een Spaans telefoonnummer, meermaals te laten
bellen naar [slachtoffer] (d.d. 5 april 2024), en/of
- via [persoon A] een audiobestand te sturen naar [slachtoffer] (d.d. 5 april 2024);
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2024 tot en met 5 april 2024, te
Rotterdam en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk te
handelen in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste
lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing
d.d 18 maart 2024, gegeven door de officier van justitie te Arrondissementsparket
Rotterdam,
kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich gedurende de periode van 27
maart 2024 tot en met 16 juni 2024 dient te onthouden van direct en indirect
contact op enigerlei wijze met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 te
[geboorteplaats 2] ,
- [persoon A] meermalen heeft gevraagd om aan [slachtoffer] te vragen contact met
hem, verdachte, op te nemen (d.d. 28 maart 2024),
- een man, gebruikmakend van een Spaans telefoonnummer, heeft gevraagd om
aan [slachtoffer] te vragen contact met hem, verdachte, op te nemen (d.d. 29 maart
2024),
- [naam getuige] meermalen heeft gevraagd om aan [slachtoffer] te vragen contact met
hem, verdachte, op te nemen (d.d. 31 maart 2024), en/of
- een audiobestand heeft gestuurd naar [persoon A] met het verzoek dit naar [slachtoffer]
te sturen (d.d. 28 maart 2024),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )