ECLI:NL:RBROT:2025:4307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
C/10/695882 / FA RK 25-1905
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging op grond van de Wvggz in verband met psychische stoornis en continuïteit van zorg

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1963 in Suriname, die momenteel verblijft in een instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met restverschijnselen van een delier en vermoedens van een onderliggende neurocognitieve stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de betrokkene niet bereid is om vrijwillige zorg te accepteren, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgbehoefte en de continuïteit van zorg rechtvaardigen dat de zorgmachtiging wordt verleend. De rechtbank heeft verschillende vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 26 september 2025. De beslissing is genomen in het belang van de betrokkene, om ernstig nadeel af te wenden en zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/695882 / FA RK 25-1905
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 26 maart 2025 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1963, district Saramacca, Suriname,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
op dit moment verblijvende in [naam instelling] te [plaatsnaam] ,
advocaat mr. J. van Veelen-de Hoop te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 12 maart 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 27 februari 2025;
  • de niet-ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 20 februari 2025;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wvggz;
  • de relevante politie-, strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 maart 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met mr. L. Deiman, namens de hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , arts, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 5 maart 2025, is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Tijdig, te weten op 12 maart 2025, is dit verzoek ingediend.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten restverschijnselen van een delier, met het vermoeden van een onderliggende neurocognitieve stoornis.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken of de problematiek van betrokkene wel thuishoort in de Wvggz. De arts heeft toegelicht dat het delier van betrokkene pas sinds enkele dagen naar de achtergrond is verdwenen. Betrokkene is erg opgeknapt en onduidelijk is hoe veel verder hij nog kan opknappen. Er zijn vermoedens dat er bij betrokkene onderliggend sprake is van een neurocognitieve stoornis. Hiervoor is een neuropsychologisch onderzoek nodig, maar dit kan pas zes weken na het verdwijnen van het delier plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de zorgbehoefte die bij de stoornis hoort en de continuïteit van de al verleende zorg, toewijzing van het verzoek op grond van de Wvggz gerechtvaardigd is.
2.4.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Tijdens de opname was betrokkene door zijn delier zeer onrustig aanwezig op de afdeling. Betrokkene heeft ook geprobeerd de afdeling te ontvluchten. Hierbij heeft hij een verpleegkundige fysiek belaagd en is hij zelf gevallen, met als gevolg een fractuur in zijn pols en nek.
Tijdens de mondelinge behandeling licht de arts toe dat er sprake is van een verbetering van het toestandsbeeld. Het delier van betrokkene is opgeklaard en er is weer een gesprek met hem mogelijk. Wel ziet de arts nog een groot risico als betrokkene nu naar huis terugkeert. Betrokkene is slecht ter been en valgevaarlijk. Daarnaast is betrokkene onvoldoende in staat voor zichzelf te zorgen en krijgt hij ondersteuning bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en het innemen van medicatie voor zijn COPD. Er zijn vermoedens dat bij betrokkene onderliggend sprake is van een neurocognitieve stoornis. Het neuropsychologisch onderzoek hiervoor kan pas zes weken na het verdwijnen van het delier plaatsvinden. Naast dat de arts betrokkene niet in staat acht nu terug te keren naar huis, brengt deze terugkeer naar huis ook een risico voor het onderzoek met zich mee. Betrokkene is bekend met een stoornis in alcoholgebruik en heeft hierdoor ook een Wernicke encefalopathie doorgemaakt. Voor het onderzoek is het van belang dat betrokkene in de aanloop naar en tijdens het onderzoek abstinent is. Na het onderzoek zal worden gekeken of het mogelijk is dat betrokkene naar huis gaat met passende zorg of dat een vervolgplek in een WZD-instelling moet worden gezocht.
2.5.
Om een crisissituatie af te wenden, ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en dusdanig te herstellen dat betrokkene zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene is van mening dat hij voldoende is opgeklaard en wil naar huis. Hij vindt dat dit ook kan. Voor zijn lichamelijke beperkingen door de fracturen wil betrokkene wel thuiszorg accepteren. De rechtbank oordeelt dat het onderzoek moet worden afgewacht voordat kan worden gekeken wat de mogelijkheden in de thuissituatie zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, inclusief het gebruik van een poseybed
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren van de opnamestructuur, het accepteren en nakomen van ziekenhuisafspraken en het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.8.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, het insluiten, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.9.
De vormen van verplichte zorg die door de arts in aanvulling op het verzoekschrift tijdens de mondelinge behandeling zijn verzocht, te weten het onderzoek aan kleding of lichaam en het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen in het geval betrokkene op enig moment vrijheden krijgt, worden door de rechtbank ook niet noodzakelijk geacht. De advocaat van betrokkene heeft terecht aangevoerd dat deze vormen van zorg op dit moment niet aan de orde zijn en later eventueel zouden kunnen worden ondervangen door de huisregels of in het uiterste geval door een wijziging van de zorgmachtiging.
2.10.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.7. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 26 september 2025;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 26 maart 2025 mondeling gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Z.P. van der Knaap, griffier, en op 31 maart 2025 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.