ECLI:NL:RBROT:2025:4280

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
10-315742-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het vervoeren van MDMA met veroordeling tot gevangenisstraf en verbeurdverklaring voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervoeren van ruim 30 kilogram MDMA. De verdachte, geboren in 1990 en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de volledige beschikkingsmacht over de verdovende middelen had en dat zijn bijdrage te beperkt was voor een veroordeling tot medeplegen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk had gehandeld en dat er sprake was van nauwe samenwerking met medeverdachten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en werd het voertuig waarmee de MDMA werd vervoerd verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere verslaving en zijn rol als chauffeur, en legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-315742-24
Datum uitspraak: 31 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres]
,
raadsvrouw mr. L. Ibisevic, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar met aftrek van voorarrest en verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Het ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Daarom moet de verdachte daarvan worden vrijgesproken. De verdachte had weliswaar vanaf het moment dat hij in de woning de tassen kreeg enige wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen, maar hij heeft niet de beschikkingsmacht over de verdovende middelen gehad. De periode tussen het moment dat de verdachte zich realiseerde dat de tassen drugs bevatten en het moment dat hij is aangehouden, is dermate kort dat de verdachte geen tijd en gelegenheid heeft gehad om zich hiervan te kunnen distantiëren. Uit de verklaring van de verdachte kan echter worden opgemaakt dat hij dit wel wilde en dit ook heeft geprobeerd. Direct nadat de verdachte wegreed, werd hij aangehouden. Daarnaast had de verdachte geen opzet op het vervoeren van drugs. Hij wilde slechts een auto ophalen. De bijdrage van de verdachte is te beperkt om van medeplegen te spreken. Hooguit is er sprake van medeplichtigheid.
4.1.2.
Beoordeling
In de kofferbak van de auto die de verdachte bestuurde, zijn op 1 oktober 2024 twee tassen aangetroffen, met daarin diverse doorzichtige zakken met pillen, die in totaal 30.610 gram MDMA bevatten. Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] vanuit Frankrijk naar Nederland was gereden en deze twee tassen in de woning aan [adres] (hierna: de woning) van ‘de Marokkaan’, waarmee hij medeverdachte [medeverdachte 2] bedoelt, had gekregen. De verdachte heeft verklaard dat hij in de woning had gezien dat er xtc-pillen in de tassen zaten en dat deze er door de Marokkaan in waren gedaan, waarbij hij de inhoud van drie tassen die hij de woning had gebracht in twee tassen overpakte. De verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de observaties van de politie, waaruit blijkt dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de woning is binnengegaan, dat [medeverdachte 2] een aantal keren de woning heeft verlaten en met in totaal drie gevulde tassen de woning weer binnen is gegaan, de verdachte enige tijd later samen met [medeverdachte 2] met twee tassen naar buiten is gekomen, deze vervolgens naar de auto heeft gedragen, deze in de kofferbak heeft gezet en is weggereden.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met deze handelingen de beschikking had over de aangetroffen 30.610 gram MDMA, dat de verdachte hier ook wetenschap van had en dat hij ook opzet had op het vervoeren hiervan. Ook oordeelt de rechtbank dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het ophalen en vervoeren van de aangetroffen MDMA-pillen in de woning. Het handelen van de verdachte, het vervoeren van de pillen, was een bijdrage van voldoende gewicht om van medeplegen te spreken.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is het medeplegen van het opzettelijk vervoeren van 30.610 gram MDMA.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 oktober 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft vervoerd,
30.610 gram, van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ruim 30 kilo MDMA-pillen. De verdachte is samen met een mededader vanuit Frankrijk naar een woning in Rotterdam gereden. Aldaar hebben zij MDMA-pillen opgehaald die door een andere medeverdachte in de woning waren gebracht en daar door hem in tassen zijn gestopt. Zij hebben deze pillen vervolgens in een auto vervoerd. Het door de verdachte en zijn medeverdachten gepleegde feit is ernstig. Het is algemeen bekend dat de illegale handel in verdovende middelen gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning van de bovenwereld. Daarnaast is het (ongecontroleerde) gebruik van verdovende middelen schadelijk voor de volksgezondheid en kan het zowel direct als indirect in verband worden gebracht met overlast en (zware) criminaliteit. De verdachte heeft door het vervoeren van ruim 30 kilo MDMA een bijdrage geleverd aan dit illegale circuit. Hij lijkt zich om de gevolgen hiervan niet te hebben bekommerd. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Nederlandse justitiële documentatie van 4 maart 2025 en een uittreksel uit de Franse justitiële documentatie van
4 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland en in Frankrijk niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het procesdossier en het besprokene ter zitting volgt dat de verdachte met zijn vrouw en kinderen in Frankrijk woont en daar als schilder werkt. De verdachte was verslaafd aan cocaïne en crack en is in de penitentiaire inrichting afgekickt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij speelt ook een rol dat het hier xtc-pillen betreft; deze hebben een lagere straatwaarde dan bijvoorbeeld cocaïne en MDMA is ook minder verslavend. De rechtbank vindt het dan ook niet passend om aansluiting te zoeken bij straffen voor harddrugs in het algemeen, zoals de officier van justitie heeft gedaan. Zij is bij bepaling van de strafmaat uitgegaan van de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, harddrugs. De rechtbank komt tot een lagere straf.
De verdediging heeft verzocht er rekening mee te houden dat de verdachte vanwege een terugkeerbesluit niet in aanmerking komt voor detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier rekening mee te houden, nu dit standpunt niet met stukken is onderbouwd.
De rechtbank houdt er in het voordeel van de verdachte wel rekening mee dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit vanwege zijn drugsverslaving in een kwetsbare positie verkeerde en hij in opdracht van een ander als chauffeur heeft opgetreden en in die zin een beperktere rol had dan de medeverdachten. Ook weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat hij ter zitting, maar ook bij de politie, direct openheid van zaken heeft gegeven en hiermee zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank legt een gevangenisstraf op voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto Toyota Auris, met Frans kenteken [kenteken], verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto zal worden verbeurd verklaard.
Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan. Hoewel de auto niet aan de verdachte toebehoort, kan niet worden vastgesteld aan wie deze wel toebehoort, zodat desondanks tot verbeurdverklaring wordt overgegaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
1 STK Personenauto [kenteken] ([proces-verbaalnummer], merk: Toyota Auris).
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en W. Noort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 31 maart 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 oktober 2024 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 30.610 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.