ECLI:NL:RBROT:2025:4276

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1721 en FT RK 24/1722
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling onder de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoeker, die fulltime werkt, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een percentage van zijn schulden heeft voorgesteld. Van de zeven schuldeisers hebben zes ingestemd met de regeling, maar Hanselman Vastgoed B.V. heeft geweigerd. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van Hanselman, die slechts een klein percentage van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden en dat de instemming van Hanselman niet redelijk geweigerd kan worden. De rechtbank heeft Hanselman bevolen in te stemmen met de schuldregeling en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 20 maart 2025
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 29 november 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om twee schuldeisers, te weten:
  • ABN AMRO, afdeling Credit Services (hierna: ABN AMRO);
  • Hanselman Vastgoed B.V., in behandeling bij Gerechtsdeurwaarderskantoor G.J. van Velzen B.V. (hierna: Hanselman);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 12 maart 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (voorheen de Kredietbank Rotterdam), schuldhulpverlening;
  • [persoon B] , werkzaam bij Hanselman Vastgoed B.V. (hierna: Hanselman).
Verzoeker heeft op de zitting van 12 maart 2025 aanvullende stukken overgelegd.
ABN AMRO heeft bij brief van 12 maart 2025 te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser en zes concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 34.525,62 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van
5 september 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 71,92% aan de preferente schuldeiser en 35,96% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Omdat de schuldenlast nadien is verlaagd naar
€ 30.871,40, heeft verzoeker een heroverweging gestuurd naar zijn schuldeisers. Dit aanbod houdt in een betaling van 79,98% aan de preferente schuldeiser en 39,99% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor (on)bepaalde tijd. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Inmiddels stemmen zes schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. Hanselman stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.357,88 op verzoeker, welke 4,4% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Hanselman allereerst te kennen gegeven dat zij de aangeboden schuldregeling pas in overweging neemt nadat de huurovereenkomst is beëindigd, de woning is ontruimd en de eindafrekening is opgemaakt. Daarna, nadat schuldhulpverlening een heroverweging van de aangeboden schuldregeling heeft verstuurd, heeft Hanselman te kennen gegeven dat zij slechts bereid is een betalingsregeling te treffen. Een voorstel tegen finale kwijting wordt niet geaccepteerd. Ter zitting heeft Hanselman dit nogmaals benadrukt en heeft vervolgens aangegeven dat zij uit gevoel van rechtvaardigheid geen kwijtschelding wenst te verlenen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Hanselman bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Hanselman in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Hanselman een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 4,4%. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zes van de zeven schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker via een uitzendbureau beschikt over een fulltime baan, op basis van een overeenkomst voor bepaalde tijd. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Hanselman, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Hanselman te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Hanselman zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Hanselman om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Hanselman in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.