In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoeker, die fulltime werkt, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een percentage van zijn schulden heeft voorgesteld. Van de zeven schuldeisers hebben zes ingestemd met de regeling, maar Hanselman Vastgoed B.V. heeft geweigerd. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van Hanselman, die slechts een klein percentage van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden en dat de instemming van Hanselman niet redelijk geweigerd kan worden. De rechtbank heeft Hanselman bevolen in te stemmen met de schuldregeling en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.