ECLI:NL:RBROT:2025:4271

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
FT RK 24-1669
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) aan verzoeker in problematische schuldensituatie met toepassing van hardheidsclausule

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van [verzoeker], die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. [verzoeker] heeft verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, ondanks dat er twijfels waren over de goede trouw van [verzoeker] met betrekking tot een contractuele boete van € 150.000,- die hij aan Telepact moest betalen. Deze boete was het gevolg van fraude gepleegd door een werknemer van [verzoeker]. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] zijn onderneming had opgeheven en dat er geen nieuwe schulden meer te verwachten waren, wat leidde tot de toepassing van de hardheidsclausule. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld op 2 april 2025, met een looptijd van achttien maanden. Tijdens deze periode moet [verzoeker] voldoen aan verschillende verplichtingen, waaronder het niet aangaan van nieuwe schulden en het afdragen van inkomsten aan de bewindvoerder. De rechtbank heeft mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris en R.I. de Jong als bewindvoerder. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
2 april 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
[postcode] [woonplaats].
Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 26 maart 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [verzoeker], verzoeker,
- [naam], partner van verzoeker,
- de heer mr. M.C.V. Dornstedt, advocaat van verzoeker.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
[verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
[verzoeker] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede trouw
2.3.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
2.4.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan [verzoeker] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin het [verzoeker] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van [verzoeker] voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke. Gebleken is dat [verzoeker] een aantal schulden heeft die zijn ontstaan binnen de driejaarstermijn. [verzoeker] heeft een onderneming gehad. De onderneming betrof een telefoonwinkel. Ook verkocht [verzoeker] telefoonabonnementen en mobiele telefoons aan consumenten. Hierbij diende [verzoeker] gebruik te maken van diensten van Telepact. [verzoeker] en Telepact hadden een dealerovereenkomst gesloten. Telepact bemiddelt namens verschillende netwerkoperators zoals KPN, Odido en Vodafone bij het afsluiten van mobiele telefoonabonnementen. Bij vonnis van 6 november 2024 is [verzoeker] door de rechtbank Den Haag veroordeeld tot betaling van een contractuele boete van € 150.000,- aan Telepact op grond van de dealerovereenkomst. Bij het afsluiten van 60 afgesloten telefooncontracten is er gefraudeerd. Naar zeggen van [verzoeker] door een werknemer van hem. De werknemer heeft bewust verkeerde type telefoons ingevoerd, zodat er een hogere beloning werd uitgekeerd door Telepact. [verzoeker] heeft vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze schuld te goeder trouw is ontstaan. Hij heeft bijvoorbeeld zijn voormalige werknemer niet aangesproken op de fraude. Uit het voornoemde vonnis lijkt wel te volgen dat het de werknemer was die heeft gefraudeerd. Indien deze schuld niet te goeder trouw is ontstaan staat deze in beginsel aan toelating tot de WSNP in de weg.
Hardheidsclausule
2.5.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat [verzoeker] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. [verzoeker] heeft zijn onderneming per 6 november 2024 opgeheven. Het ontstaan van nieuwe schulden door de onderneming is hierdoor niet meer te verwachten. Ook zijn de handelingen waaruit de betaling van de contractuele boete is ontstaan verricht door een werknemer van [verzoeker]. Deze werknemer is niet meer bij [verzoeker] in dienst. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij een oplossing wenst voor zijn schulden. Voor de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [verzoeker] blijk heeft gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Bij de rechtbank is dan ook het vertrouwen ontstaan dat [verzoeker] de verplichtingen uit de WSNP naar behoren zal nakomen.
Verplichtingen
2.6.
De verplichtingen waaraan [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.7.
Als [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [verzoeker] kunnen verhalen.
Postblokkade
2.8.
De eerste dertien maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoeker].
Bevoegdheid rechtbank
2.9.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.10.
Het WSNP-traject duurt in principe achttien maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.11.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.1
De rechtbank kan op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet vaststellen dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan. [verzoeker] doet geen beroep op een eerdere ingangsdatum.
2.11.
De rechtbank komt dus tot de conclusie dat er geen eerdere ingangsdatum zal worden bepaald.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum]-1958 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats];
voorheen handelend onder de naam [handelsnaam];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder R.I. de Jong,
gevestigd te [postadres]
;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 2 april 2025 en de einddatum op 2 oktober 2026;
- draagt de bewindvoerder op de post van [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M. Aukema, rechter, in samenwerking met S.R.L.T. Peek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025. [1]