In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster heeft op 7 januari 2025 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, waarbij zij vroeg om een moratorium van zes maanden om te voorkomen dat verweerster, haar verhuurder, overgaat tot ontruiming van haar huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster de huurtermijnen van februari en maart 2025 tijdig heeft betaald en dat er een plan voor budgetbeheer in gang is gezet, wat de kans vergroot dat toekomstige huurtermijnen ook tijdig voldaan zullen worden. Tijdens de zitting op 14 februari 2025 heeft verzoekster zich ziek gemeld, maar de rechtbank heeft de zitting toch door laten gaan. De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden en op 12 maart 2025 opnieuw behandeld. Verweerster heeft aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen de toewijzing van het verzoek, mits er duidelijkheid is over de betaling van de huurtermijnen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoekster, gezien het vonnis van 26 juli 2023 tot ontruiming. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster zwaarder laten wegen dan die van verweerster en heeft het verzoek tot moratorium toegewezen, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar zij kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.