ECLI:NL:RBROT:2025:4263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/10/685146 / HA ZA 24-751
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over facturen en bewijsopdrachten tussen IC IDEA COMPLEX SP. Z.O.O. en EIB INSULATION CONTRACTING B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de vennootschap naar Pools recht IC IDEA COMPLEX SP. Z.O.O. en de besloten vennootschap EIB INSULATION CONTRACTING B.V. over onbetaalde facturen en vermeende onverschuldigde betalingen. Idea Complex vordert betaling van een openstaand bedrag van € 70.446,10, terwijl EIB in reconventie een bedrag van € 80.706,80 vordert op basis van onverschuldigde betaling. De rechtbank heeft op 26 maart 2025 vonnis gewezen na een mondelinge behandeling op 7 februari 2025, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak een internationaal karakter heeft, aangezien Idea Complex in Polen is gevestigd en EIB in Nederland. De rechtbank heeft de rechtsmacht en het toepasselijke recht beoordeeld aan de hand van de relevante Europese verordeningen. De rechtbank heeft beide partijen bewijsopdrachten gegeven om aan te tonen dat de gefactureerde uren daadwerkelijk zijn gewerkt. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere behandeling in de maanden mei tot en met december 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/685146 / HA ZA 24-751
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
de vennootschap naar Pools recht
IC IDEA COMPLEX SP. Z.O.O.,
gevestigd in Opole (Polen),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.K. Folkerts te Zundert,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EIB INSULATION CONTRACTING B.V.,
gevestigd in Vierpolders,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.F. Dröge te Rotterdam.
Partijen worden hierna Idea Complex en EIB genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 augustus 2024, met producties 1 tot en met 4;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 16;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 22 november 2024;
  • de zittingsagenda van de rechtbank van 24 december 2024;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 5 tot en met 22;
  • de akte inbreng producties ten behoeve van comparitie, tevens vermeerdering van eis in reconventie, met productie 17;
  • de aanvullende productie 23 van Idea Complex;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 7 februari 2025 en de daar door Idea Complex overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Op 3 februari 2025 heeft de vorige advocaat van EIB zich onttrokken. De rechtbank heeft EIB vervolgens gevraagd wat zij wenste met betrekking tot de zitting van
7 februari 2025. EIB heeft daarop via haar voormalig advocaat laten weten dat zij een andere advocaat naar de mondelinge behandeling wilde meenemen, maar nog geen bevestiging had en voorlopig zelf aanwezig zou zijn. Ter zitting is een vertegenwoordiger van EIB, de heer [persoon A] (CEO), verschenen. Hij heeft desgevraagd aangegeven dat hij zelf het woord zou voeren en EIB nog van plan was om advocaat te stellen. Aan het einde van de mondelinge behandeling is de zaak verwezen naar de rol van 26 februari 2025 voor het stellen van een nieuwe advocaat door EIB en is bepaald dat op 26 maart 2025 vonnis wordt gewezen. Er heeft zich op 25 februari 2025 een nieuwe advocaat namens EIB gesteld.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Partijen hebben met elkaar een raamovereenkomst gesloten op basis waarvan Idea Complex inleenkrachten ter beschikking heeft gesteld aan EIB. Deze inleenkrachten hebben gewerkt bij Exxon. EIB heeft een aantal van de facturen die Idea Complex daarvoor heeft gestuurd niet (volledig) betaald. Daarom vordert Idea Complex betaling van het nog openstaande bedrag van € 70.446,10 plus wettelijke handelsrente en kosten. EIB heeft daartegen verweer gevoerd én een tegenvordering ingesteld: zij vordert, na eisvermeerdering, € 80.706,80 (plus wettelijke rente en kosten) op grond van onverschuldigde betaling. Volgens EIB heeft Idea Complex gefraudeerd door te veel uren te factureren. De rechtbank geeft aan beide partijen (een) bewijsopdracht(en). Deze beslissing wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat Idea Complex is gevestigd in Polen en EIB in Nederland. De rechtbank moet daarom ambtshalve toetsen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, en zo ja, welk recht van toepassing is.
3.2.
De Nederlandse rechter heeft ten aanzien van de conventionele vordering rechtsmacht op grond van artikel 26, respectievelijk artikel 25 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I-bis Vo). EIB is voor de rechtbank verschenen en het gaat hier om een geschil ontstaan naar aanleiding van de in het kader van de raamovereenkomst gedane plaatsingen waarvoor in artikel 14.2 van de raamovereenkomst een forumkeuze is gemaakt voor deze rechtbank. Op grond van artikel 8 lid 3 Brussel I-bis Vo heeft de rechtbank ook rechtsmacht ten aanzien van de vordering in reconventie.
3.3.
Idea Complex vordert in conventie nakoming van de raamovereenkomst en in dat kader gedane plaatsingen, zodat het daarop toepasselijk recht moet worden vastgesteld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 (hierna: Rome I). Nu partijen in artikel 14.1 van de raamovereenkomst hiervoor een rechtskeuze hebben gemaakt, is op grond van artikel 3 lid 1 Rome I Nederlands recht van toepassing. De vordering in reconventie is gegrond op onverschuldigde betaling, zodat het daarop toepasselijk recht moet worden vastgesteld aan de hand van Verordening (EG) nr. 864/2007 (hierna: Rome II). Omdat de gestelde terugbetalingsverplichting nauw verband houdt met de raamovereenkomst en in dat kader gedane plaatsingen, waarop Nederlands recht van toepassing is, is op die verbintenis op grond van artikel 10 lid 1 Rome II eveneens Nederlands recht van toepassing.
Vorderingen, grondslagen en verweren
3.4.
Idea Complex vordert in conventie betaling van het openstaande bedrag
(€ 70.446,10) dat ziet op de volgende vervallen facturen: FWDU/71/12/2023, FWDU/61/01/2024, FWDU/68/01/2024, FWDU/80/01/2024, FWDU/3/02/2024, FWDU/21/02/2024, FWDU/47/02/2024, FDWU/21/03/2024, FDWU/54/03/2024, FDWU/55/03/2024 en FDWU/40/05/2024 (hierna samen: de facturen).
3.5.
EIB voert daartegen als verweer dat:
(1) factuur FDWU/40/05/2024 al is betaald;
(2) Idea Complex geen vorderingsrecht heeft, omdat er geen plaatsingsovereenkomsten zijn;
(3) de facturen niet opeisbaar zijn, althans EIB haar betalingsverplichting opschort, omdat de facturen niet aan de raamovereenkomst voldoen;
(4) zij € 13.926,50 onverschuldigd heeft betaald op factuur FWDU/1/01/2024, welk bedrag wordt verrekend met factuur FWDU/71/12/2023;
(5) op de facturen FWDU/80/01/2024 en FWDU/3/02/2024 € 4.200,- in mindering moet komen, omdat Idea Complex voor week 4 van 2024 te veel uren heeft gefactureerd;
(6) zij op de door haar (grotendeels) betaalde facturen voor week 50 tot en met 52 van 2023 € 16.510,72 onverschuldigd heeft betaald, omdat Idea Complex voor die periode te veel uren heeft gefactureerd, welk bedrag moet worden verrekend;
(7) zij haar betalingsverplichting opschort in afwachting van de afronding van haar onderzoek naar alle facturen van Idea Complex en de uitkomst van de procedure in België.
3.6.
EIB vordert in reconventie, voor zover haar beroep op verrekening in conventie niet slaagt of voor zover haar vordering die van Idea Complex overstijgt, betaling van
€ 80.706,80. EIB legt daaraan ten grondslag dat zij € 13.926,50 onverschuldigd heeft betaald op factuur FWDU/1/01/2024 (zie verweer 4) en dat Idea Complex heeft gefraudeerd door te veel uren te factureren, zodat EIB € 16.510,72 onverschuldigd heeft betaald voor week 50 tot en met 52 van 2023 (zie verweer 6) en in ieder geval € 50.269,58 voor de periode 30 mei tot en met 10 december 2023. Idea Complex betwist dit alles.
3.7.
De rechtbank zal hierna aan de hand van de zeven verweren van EIB als opgesomd onder 3.5 het geschil beoordelen.
in conventie
(1) Factuur FWDU/40/05/2024 is inmiddels betaald
3.8.
Niet ter discussie staat dat EIB factuur FWDU/40/05/2024 op 20 augustus 2024, dus na het uitbrengen van de dagvaarding, heeft voldaan. Het in dat kader door Idea Complex gevorderde bedrag van € 10.890,00 aan hoofdsom is dus niet toewijsbaar.
(2) Het ontbreken van plaatsingsovereenkomsten staat niet aan toewijzing in de weg
3.9.
EIB voert als verweer dat Idea Complex geen vorderingsrecht heeft, omdat voor de gefactureerde diensten geen plaatsingsovereenkomsten zijn gesloten, terwijl dat op grond van de raamovereenkomst wel was vereist. Dit verweer wordt verworpen. Idea Complex heeft uitgelegd hoe partijen steeds hebben samengewerkt, waarbij EIB een order plaatste voor het aantal mensen dat zij nodig had voor een project, Idea Complex vervolgens een lijst met mogelijke kandidaten stuurde en als EIB goedkeuring gaf, de kandidaten werden opgenomen in de databases van EIB en Exxon, waarna EIB bepaalde wanneer zij aan het werk konden. Gelet op deze wijze van samenwerking, die door EIB niet is betwist, was het voor EIB kennelijk nooit een probleem om geen aparte plaatsingsovereenkomst te hebben. Dat wordt bevestigd door het feit dat EIB een jaar lang gewoon de facturen van Idea Complex heeft betaald, terwijl voor die gefactureerde diensten ook geen aparte plaatsingsovereenkomsten voorhanden waren. Zonder enige nadere toelichting van EIB – die ontbreekt – valt dan ook niet in te zien waarom het ontbreken van plaatsingsovereenkomsten nu wel aan het voldoen van de facturen in de weg zou moeten staan.
(3) Dat de facturen niet aan de raamovereenkomst voldoen staat niet aan toewijzing in de weg
3.10.
EIB voert daarnaast als verweer dat de facturen niet opeisbaar zijn, althans dat zij haar betalingsverplichting opschort, omdat de facturen niet voldoen aan de vereisten die artikel 29.2 van de raamovereenkomst daaraan stelt. Op de facturen staat geen omschrijving van het werk en de plaats van uitvoering, wordt niet (duidelijk) aangegeven in welk tijdvak (op welke uren) de werkzaamheden zijn verricht en de facturen zijn niet voorzien van een door een bevoegde medewerker van EIB afgetekend ‘manurenoverzicht’. Omdat de facturen niet aan die vereisten voldoen, zijn die niet opeisbaar op grond van artikel 29.3. Bovendien mag EIB haar betalingsverplichting opschorten totdat Idea Complex wel aan die vereisten heeft voldaan, omdat zij de facturen nu niet kan controleren, aldus EIB.
3.11.
Dit verweer wordt verworpen. Vast staat dat EIB een jaar lang de(zelfde soort) facturen van Idea Complex heeft betaald zonder hierover een opmerking te maken. Bovendien is het de rechtbank niet gebleken dat de facturen aan de genoemde vereisten moeten voldoen om die te kunnen controleren. Integendeel: EIB doet/heeft al onderzoek (gedaan) naar de juistheid van de facturen van Idea Complex, zodat zij kennelijk al over alle relevante gegevens beschikt om de facturen te kunnen controleren. EIB weet waar de werkzaamheden zijn verricht (bij Exxon) en beschikt over een urenoverzicht waarop staat welke inleenkracht op welke datum hoeveel uur heeft gewerkt. EIB voert zelf aan dat altijd is gefactureerd op basis van de door Idea Complex aan de werfleider aangeleverde gegevens over de inzet van de inleenkrachten. Kennelijk was dat altijd voldoende voor EIB. Het door EIB in dat kader aangevoerde is dan ook onvoldoende om aan toewijzing van de vordering in de weg te staan.
in conventie en in reconventie
(4) Geen onverschuldigde betaling van factuur FWDU/1/01/2024, geen verrekening met factuur FWDU/71/12/2023
3.12.
EIB voert verder als verweer dat zij op factuur FWDU/1/01/2024 € 13.926,50 onverschuldigd heeft betaald, welk bedrag zij verrekent met factuur FWDU/71/12/2023 (de oudste factuur waarvan Idea Complex betaling vordert). EIB vordert ook in reconventie betaling van dit bedrag. Zij stelt in dat kader dat zij op 13 mei 2024 factuur FWDU/1/01/2024 van € 14.136,50 heeft betaald, maar dat Idea Complex bij creditnota FKOR/1/2024 op die factuur € 13.926,50 heeft gecrediteerd. Idea Complex betwist dit. Zij voert aan dat Idea Complex eerst op 29 december 2023 factuur FWDU/94/12/2023 van
€ 13.926,50 naar EIB heeft gestuurd, maar daarin een fout had ontdekt, waarna zij EIB op 2 januari 2024 een nieuwe factuur: FWDU/1/01/2024 van € 14.136,50 en een creditnota: FKOR/1/2024 van € 13.926,50 naar EIB heeft gestuurd. Oftewel: Idea Complex heeft dus niet op factuur FWDU/1/01/2024, maar op factuur FWDU/94/12/2023 gecrediteerd. Deze uitleg van Idea Complex strookt met de door haar in dit kader overgelegde producties en met de door EIB overgelegde creditnota, waaruit blijkt dat dit een creditering op factuur FWDU/94/12/2023 betreft. EIB heeft, gelet op deze gemotiveerde betwisting, haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Dit verweer wordt dan ook verworpen. Het in dit kader door EIB in reconventie gevorderde bedrag van € 13.926,50 zal dus ook worden afgewezen.
(5)(6) Te veel uren gefactureerd? Fraude? Bewijsopdrachten
3.13.
Volgens EIB heeft Idea Complex fraude gepleegd door te veel uren te factureren. Idea Complex factureerde op basis van de door haar aan de werfleider doorgegeven uren. Idea Complex gaf de door de inleenkrachten gemaakte uren door aan de werfleider, die deze vervolgens doorgaf aan EIB. EIB stelde op basis van die data aankooporders op en verstrekte die aan Idea Complex, op basis waarvan Idea Complex aan EIB factureerde. Bij Exxon werd ook gebruik gemaakt van een tikklok; inleenkrachten moesten bij de start van hun werkdag inklokken om het werkterrein te kunnen betreden en aan het einde van de dag uitklokken om het werkterrein te kunnen verlaten. De aldus geklokte tijden werden vastgelegd in Geodynamics. EIB doet onderzoek naar de juistheid van de door Idea Complex gefactureerde uren, door de door Idea Complex opgegeven / gefactureerde uren te vergelijken met de geklokte uren die zijn vastgelegd in het registratiesysteem Geodynamics. Daaruit is – tot nu toe – gebleken dat de geklokte uren aanmerkelijk lager zijn dan de door Idea Complex opgegeven uren, meer specifiek dat:
in week 4 van 2024 120 uur, oftewel: € 4.200,- te veel is gefactureerd;
in week 50 tot en met 52 van 2023 476,5 uur, oftewel: € 16.677,50 te veel is gefactureerd;
in de periode van 30 mei tot en met 10 december 2023 1.299,25 uur, oftewel:
€ 50.269,58 te veel is gefactureerd.
Ter onderbouwing heeft EIB met betrekking tot a) en b) uren- en tarievenoverzichten (productie 10 en 13) en ‘overzichten uit Geodynamics’ (productie 11 en 14) overgelegd en met betrekking tot c) een gecombineerd overzicht met vergelijking (productie 17).
3.14.
EIB verbindt hieraan als gevolg dat:
op de facturen voor die periode: FWDU/80/01/2024 en FWDU 3/02/2024, waarvan Idea Complex betaling vordert, € 4.200,- in mindering moet worden gebracht;
zij € 16.510,72 [1] onverschuldigd heeft betaald op de facturen voor die periode, welk bedrag wordt verrekend met de eventuele vordering van Idea Complex of door Idea Complex moet worden (terug)betaald;
zij € 50.269,58 onverschuldigd heeft betaald op de facturen voor die periode, welk bedrag door Idea Complex moet worden (terug)betaald.
3.15.
Idea Complex betwist dat zij heeft gefraudeerd en te veel gefactureerd. Volgens Idea Complex verstrekte niet zij, maar EIB de urenoverzichten. EIB zat bovenop de gewerkte en te factureren uren. Zij stuurde het urenoverzicht ter controle naar Idea Complex. Als partijen het eens waren over de uren stuurde EIB Idea Complex een aankooporder met het bedrag dat Idea Complex bij haar in rekening mocht brengen, waarop Idea Complex de factuur stuurde. EIB was dus leidend in het proces van het in kaart brengen van de uren die leidden tot facturatie. Idea Complex was dus ook niet in de positie om te rommelen met de uren, aldus Idea Complex. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Idea Complex e-mails overgelegd van het facturatieproces en een verklaring van [persoon B] , destijds projectleider van EIB op de werf van Exxon. Uit die verklaring blijkt volgens Idea Complex dat:
  • de werfleider, [persoon C] , verantwoordelijk was voor het dagelijks opstellen van een aftekenlijst; hij hield de gewerkte uren handmatig bij op een weeklijst;
  • dat belangrijk was omdat werknemers nog wel eens hun badge vergaten, er problemen waren met de registratie en internetverbinding op de werf, de tikbadges soms nog niet beschikbaar waren en Geodynamics onbetrouwbaar bleek; en
  • die lijsten werden bezorgd bij EIB, die ze vervolgens verwerkte en op basis daarvan aankooporders opstelde.
Idea Complex betwist de juistheid van de door EIB overgelegde ‘overzichten van Geodynamics’, die volgens haar oncontroleerbare (productie 14 is onleesbaar) zelf gefabriceerde Exceloverzichten zijn. In productie 11 missen volgens haar zes werknemers.
3.16.
EIB heeft met betrekking tot de door haar geconstateerde verschillen in uren in de periode 30 mei tot en met 10 december 2023 aan de hand van voorbeelden uitgelegd dat op data waarop verschillen bestaan, die verschillen niet bestaan voor alle arbeidskrachten (en het kloksysteem op die data dus wel functioneerde) en dat de verschillen niet kunnen worden verklaard doordat bepaalde personen niet konden inklokken, omdat de meeste personen bij wie verschillen zijn ontdekt op bepaalde data wel waren ingeklokt en op andere data niet (of voor minder uur). EIB betwist de betrouwbaarheid van de verklaring van [persoon B] . Het is slechts één getuige en hij is door EIB ontslagen, aldus EIB.
3.17.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet is geschil dat EIB (alleen) een vergoeding verschuldigd is voor de uren die de inleenkrachten van Idea Complex daadwerkelijk hebben gewerkt bij Exxon. Indien vast zou komen te staan dat Idea Complex aan EIB meer dan deze gewerkte uren heeft gefactureerd en / of dat EIB voor meer dan de gewerkte uren heeft betaald dan betekent dit dat deze ‘meerdere’ uren niet verschuldigd zijn danwel onverschuldigd zijn betaald. Voor de hoofdvorderingen in conventie en reconventie is – nu de vorderingen en verweren van EIB zijn gebaseerd op onverschuldigde betaling – niet van belang of Idea Complex heeft gefraudeerd, maar alleen of de gefactureerde uren terecht zijn gefactureerd, oftewel: daadwerkelijk gewerkt.
a) Week 4 van 2024
3.18.
Idea Complex vordert betaling van onder meer de facturen FWDU/80/01/2024 en FWDU 3/02/2024 waarop in totaal 615 uur in rekening zijn gebracht voor week 4 van 2024. Volgens EIB heeft Idea Complex daarop 120 uur en daarmee € 4.200,- te veel gedeclareerd. Beide partijen hebben hun standpunten onderbouwd. De rechtbank kan bij deze stand van zaken niet vaststellen hoeveel uren de inleenkrachten in die periode daadwerkelijk hebben gewerkt. Nu Idea Complex zich beroept op de rechtsgevolgen daarvan, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op haar de stelplicht en de bewijslast van haar stelling dat de inleenkrachten in week 4 van 2024 in totaal 615 uur voor EIB bij Exxon hebben gewerkt. De rechtbank laat Idea Complex toe deze stelling te bewijzen.
b) Week 50 tot en met 52 van 2023
3.19.
EIB meent dat zij een vordering van € 16.510,72 heeft op grond van onverschuldigde betaling vanwege te veel gefactureerde en betaalde uren in deze periode. Idea Complex betwist dat. Nu EIB zich beroept op de rechtsgevolgen daarvan, draagt zij op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast van haar stelling dat Idea Complex 476,5 uur onterecht heeft gefactureerd. De rechtbank is, gelet op hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd, van oordeel dat EIB deze stelling en Idea Complex haar betwisting hiervan voldoende hebben onderbouwd. De enkele vergelijking van EIB tussen de gefactureerde en geklokte uren is, gezien hetgeen Idea Complex daartegen heeft aangevoerd, niet voldoende. De rechtbank laat EIB dan ook toe te bewijzen dat de inleenkrachten in week 50 tot en met 52 van 2023 476,5 uur minder voor EIB bij Exxon hebben gewerkt dan de 1.581 uur die Idea Complex daarvoor aan haar heeft gefactureerd. Daarbij merkt de rechtbank op dat voor zover EIB zich wenst te beroepen op gegevens van Geodynamics, zij daarvan een leesbaar overzicht in het geding moet brengen; haar productie 14 is dat niet.
c) 30 mei tot en met 10 december 2023
3.20.
EIB meent dat zij een vordering van € 50.269,58 heeft op grond van onverschuldigde betaling vanwege te veel gefactureerde en betaalde uren in deze periode. Idea Complex betwist dat. Nu EIB zich beroept op de rechtsgevolgen daarvan, draagt zij op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast van haar stelling dat Idea Complex 1.299,25 uur onterecht heeft gefactureerd. De rechtbank is, gelet op hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd, van oordeel dat EIB deze stelling en Idea Complex haar betwisting hiervan voldoende hebben onderbouwd. De enkele vergelijking tussen de gefactureerde en geklokte uren is, gezien hetgeen Idea Complex daartegen heeft aangevoerd, onvoldoende. De rechtbank laat EIB dan ook toe te bewijzen dat de inleenkrachten in de periode van 30 mei tot en met 10 december 2023 1.299,25 uur minder voor EIB bij Exxon hebben gewerkt dan het aantal uren dat Idea Complex daarvoor aan haar heeft gefactureerd.
3.21.
Indien en voor zover het EIB lukt te bewijzen dat zij voor (476,50 + 1.299,25 =) 1.775,75 uur (of een lager aantal uren) onverschuldigd heeft betaald, is in het kader van het ingangsmoment van de door EIB in reconventie gevorderde wettelijke rente van belang of sprake is van fraude. EIB vordert de wettelijke rente primair vanaf de datum van ontvangst van de betalingen. Rente vanaf dat moment is op grond van artikel 6:205 BW slechts toewijsbaar als sprake is van kwade trouw. EIB stelt dat Idea Complex heeft gefraudeerd. Gezien het grote verschil tussen het aantal gefactureerde en het aantal daadwerkelijk gewerkte uren in combinatie met de gang van zaken in België waar een zaak van EIB België tegen Idea Complex loopt, heeft EIB sterk het vermoeden dat sprake is van bewust onjuiste facturen. Idea Complex betwist dat. Nu EIB zich op de rechtsgevolgen van die stelling beroept draagt zij op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast van haar stelling dat Idea Complex te kwader trouw was bij het in ontvangst nemen van de door haar teveel gefactureerde uren. De rechtbank is, gelet op hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd, van oordeel dat EIB deze stelling en Idea Complex haar betwisting daarvan voldoende hebben onderbouwd. De rechtbank laat EIB dan ook alvast toe om te bewijzen dat Idea Complex wist of vermoedde dat zij te veel uren aan EIB factureerde.
in conventie
(7) EIB mag haar betalingsverplichtingen niet opschorten
3.22.
Tot slot voert EIB nog als verweer dat zij haar betalingsverplichtingen opschort in afwachting van (i) afronding van het door haar ingestelde onderzoek naar alle bij haar ingediende facturen van Idea Complex en (ii) de uitkomst van de procedure in België.
EIB voert daartoe aan dat vermoed wordt dat er ook te veel uren in rekening zijn gebracht op de overige facturen van Idea Complex en dat pas na afronding van het onderzoek kan worden vastgesteld hoeveel uren EIB in totaal onverschuldigd heeft betaald. EIB heeft meer tijd nodig voor dat onderzoek. EIB heeft belang bij opschorting van haar betalingsverplichtingen in afwachting van de uitkomst van de procedure in België (tussen EIB België en Idea Complex) omdat zij op grond van de van toepassing zijnde VIB-voorwaarden haar schulden jegens Idea Complex kan verrekenen met de vorderingen van EIB België, aldus EIB.
3.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit hetgeen EIB heeft aangevoerd en ook overigens is niet gebleken dat aan de wettelijke vereisten voor opschorting is voldaan (artikel 6:52 e.v. BW en artikel 6:262 e.v. BW). EIB mag haar betalingsverplichtingen ter zake van de facturen daarom niet opschorten. Dat – zoals EIB aanvoert – geen sprake is van verzuim omdat EIB haar betalingsverplichtingen opschort, gaat gelet op het voorgaande en 3.11 ook niet op.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
4.1.
draagt Idea Complex op te bewijzen dat de inleenkrachten in week 4 van 2024 in totaal 615 uur voor EIB bij Exxon hebben gewerkt,
4.2.
draagt EIB op te bewijzen dat de inleenkrachten in week 50 tot en met 52 van 2023 476,5 uur minder voor EIB bij Exxon hebben gewerkt dan de 1.581 uur die Idea Complex daarvoor aan haar heeft gefactureerd,
4.3.
draagt EIB op te bewijzen dat de inleenkrachten in de periode van 30 mei tot en met 10 december 2023 1.299,25 uur minder voor EIB bij Exxon hebben gewerkt dan het aantal uren dat Idea Complex daarvoor aan haar heeft gefactureerd,
4.4.
draagt EIB op te bewijzen dat Idea Complex wist of vermoedde dat zij te veel uren aan EIB factureerde,
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 23 april 2025voor uitlating door partijen of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
4.6.
bepaalt dat, als een partij geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
4.7.
bepaalt dat, als een partij
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdata van de partijen en hun advocaten
in de maanden mei tot en met december 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
4.8.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van
mr. D.L. Spierings in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100-125,
4.9.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
4.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.3726 / 2459

Voetnoten

1.EIB stelt zich op het standpunt dat zij van de facturen voor die periode alleen factuur FWDU/71/12/2023 nog niet volledig heeft betaald, maar dat daarop na verrekening met de onverschuldigde betaling op factuur FWDU/1/01/2024 (verweer 4) nog slechts € 166,78 openstaat.