ECLI:NL:RBROT:2025:4261

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
FT RK 25/347 FT RK 25/348
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van een schuldenaar in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft verzoekster op 3 maart 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 12 maart 2025, waar verzoekster en vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de verweerster aanwezig waren. De rechtbank heeft op 20 maart 2025 uitspraak gedaan.

Verzoekster heeft aangegeven dat zij een oplossing zoekt voor haar schuldenproblematiek en heeft zich aangemeld bij Geldplein voor schuldhulpverlening. De huur van maart 2025 is tijdig betaald en er zijn afspraken gemaakt voor budgetbeheer, dat per april 2025 zal starten. Verzoekster heeft voldoende inkomsten om de maandelijkse huur te voldoen, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beoordeling.

De verweerster, die geen bezwaar heeft tegen het verzoek, heeft belang bij het uitvoeren van een eerder vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het verzoek van verzoekster toe te wijzen, met voorwaarden, en heeft zij verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is bepaald dat de schuldhulpverlening verslag moet uitbrengen over de voortgang van de getroffen voorziening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 20 maart 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 3 maart 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 3 maart 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 12 maart 2025.
Ter zitting van 12 maart 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • C. Sneepels, werkzaam bij Geldplein (voorheen de Kredietbank Rotterdam), schuldhulpverlening;
  • A.D.V. Martina, werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam, verweerster.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 juli 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster wil een oplossing voor haar schuldenproblematiek. Zij heeft zich daarom gemeld bij Geldplein voor schuldhulpverlening. Vanuit daar zou budgetbeheer worden opgestart, maar dat is nog niet gebeurd. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat budgetbeheer per april 2025 zal zijn opgestart. Verzoekster ontvangt ongeveer € 3.000,00 aan inkomsten, bestaande uit arbeid in loondienst en toeslagen van de Belastingdienst. Zij heeft daarmee voldoende inkomsten om de maandelijkse huur van € 617,46 te voldoen. Bovendien heeft verzoekster de huur van maart 2025 op 20 februari 2025 betaald. Vanaf april 2025 zal de budgetbeheerder de betaling van de vaste lasten overnemen. Daarmee wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig en volledig worden voldaan.

3.Het verweer

Verweerster heeft ter zitting verklaard dat zij in principe geen bezwaar heeft tegen het verzoek, om verzoekster zodoende de mogelijkheid te geven om het minnelijk traject te doorlopen. Zij hecht er wel groot belang aan dat de lopende huurtermijnen worden voldaan.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 juli 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 7 februari 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 4 maart 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen. Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 28 juli 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft aangetoond dat zij voldoende inkomsten heeft om de lopende huurtermijnen te voldoen. Gebleken is verder dat de huur van maart 2025 is betaald. Met budgetbeheer wordt bovendien per april 2025 gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen voortaan tijdig en volledig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 28 juli 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres], [postcode] [woonplaats], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
3 maart 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.