ECLI:NL:RBROT:2025:4259

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
11418369 CV EXPL 24-29541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en kosten door zorgverzekeraar Univé

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen N.V. Univé Zorg en een gedaagde die zelf procedeert. De eiser, Univé, vorderde betaling van een achterstand in zorgpremies en zorgkosten van € 256,39, alsook de proceskosten. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met Univé en had in de periode van 2020 tot en met 2022 niet tijdig de zorgpremie en zorgkosten betaald. Ondanks dat de gedaagde meerdere betalingsregelingen had getroffen, bleef er een achterstand bestaan. Tijdens de zitting op 24 februari 2025 heeft de gedaagde gesteld dat de gemachtigde van Univé, Flanderijn, hem had verzekerd dat er geen schuld meer openstond. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor deze bewering. De kantonrechter heeft de vorderingen van Univé toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, inclusief rente en incassokosten. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 472,39 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Univé het vonnis direct kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11418369 CV EXPL 24-29541
datum uitspraak: 28 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
N.V. Univé Zorg,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Univé’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 oktober 2024, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord;
  • de akte van Univé, met bijlagen.
1.2.
Op 24 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: mr. J.J.F. De Geus namens de gemachtigde van Univé en [gedaagde].

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekeringsovereenkomst met Univé gesloten. In de periode van 2020 tot en met 2022 heeft [gedaagde] niet (tijdig) de zorgpremie en zorgkosten betaald. [gedaagde] heeft meerdere betalingsregelingen gesloten met Univé. Univé eist in deze procedure betaling van een overgebleven achterstand van € 256,39, met kosten en rente. Tot slot eist Univé dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.
2.2.
[gedaagde] stelt dat Flanderijn hem heeft laten weten dat er geen schuld meer openstond van Univé. Ter zitting heeft hij verder aangegeven dat hij een betalingsregeling heeft gesloten met Flanderijn en dat deze regeling ook zag op de schuld die nog openstond bij Univé.
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van Univé toe. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
De vorderingen van Univé worden toegewezen
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] € 256,39 moet betalen aan Univé. Univé heeft gesteld dat de premie- en zorgkostenachterstand in totaal € 1.207,23 is op het moment dat de dagvaarding is uitgebracht. [gedaagde] heeft deze achterstand niet ontkend.
2.5.
[gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat Flanderijn heeft toegezegd dat er geen vordering meer openstaat. Tijdens de zitting is besproken of [gedaagde] kan bewijzen dat Flanderijn deze mededeling heeft gedaan. [gedaagde] heeft aangegeven geen verder bewijs te kunnen leveren, behalve de telefoonnotities die al door Flanderijn in het geding zijn gebracht. In deze notities is de mededeling van Flanderijn niet opgenomen.
2.6.
Daarnaast heeft [gedaagde] zijn verweer prijsgegeven. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat hij met de nieuwe betalingsregeling, die hij is overeengekomen met Flanderijn, ook de vordering van Univé aflost. [gedaagde] heeft toen de e-mail van Flanderijn laten zien waarin echter is opgenomen dat de nieuwe betalingsregeling nu juist niet ziet op de onderhavige vorderingen van Univé.
2.7.
De incassokosten van € 48,40 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.8.
De rente wordt ook toegewezen, omdat Univé genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
2.9.
In totaal bedraagt de hoofdsom € 1.207,23 + € 48,40 + € 43,43 = € 1.299,06. Op deze achterstand komen de betalingen van in totaal € 1.042,67 van [gedaagde] in mindering. [gedaagde] moet nog € 256,39 betalen aan Univé, met de rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2024.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Univé moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 164,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,00) en € 41,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 472,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Univé dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé te betalen € 256,39 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 2 oktober 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Univé worden begroot op € 472,39;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
64363