Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis gewezen in een incident tussen de besloten vennootschap Stedin Netbeheer B.V. en [partij B]. Stedin, eiser in de hoofdzaak, vorderde dat [partij B] zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 33.897,26, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van diefstal van energie door een hennepkwekerij in het bedrijfspand van [partij B]. Stedin stelde dat [partij B] aansprakelijk was omdat hij de verzegeling van de hoofdaansluitkast had laten verbreken, wat leidde tot illegale elektriciteitsafname.
In het incident vorderde [partij B] om Stedin in vrijwaring op te roepen, omdat hij het bedrijfspand had verhuurd aan [huurder] en stelde dat deze verantwoordelijk was voor de illegale afname van elektriciteit. Stedin voerde verweer en betwistte de huurovereenkomst tussen [partij B] en [huurder]. De rechtbank oordeelde dat [partij B] voldoende had gesteld om [huurder] in vrijwaring op te roepen en dat de vordering van [partij B] in het incident toewijsbaar was. Stedin werd veroordeeld in de proceskosten van het incident, die op € 792,00 werden begroot.
De rechtbank verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en bepaalde dat de zaak op 14 mei 2025 weer op de rol zou komen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak. Dit vonnis is ondertekend door mr. J.M.J. Arts en openbaar uitgesproken op 2 april 2025.