Op 19 februari 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter overweegt dat een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (GI) beëindigde uithuisplaatsing binnen drie maanden en binnen de looptijd van de aanvankelijk gegeven machtiging niet kan herleven zonder tussenkomst van de kinderrechter. Dit is in lijn met de jurisprudentie en de rechtsbescherming van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de vader en de moeder, belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die momenteel verblijft in [naam gezinshuis]. De kinderrechter heeft eerder een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die is verlengd tot 20 december 2025. De GI heeft verzocht om een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor netwerkpleegzorg, gevolgd door een gezinsgerichte voorziening. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld en geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.