ECLI:NL:RBROT:2025:4199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
ROT 25/2634
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting op grond van de Opiumwet

Op 4 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de sluiting van de woning van verzoekers voor een periode van drie maanden op basis van de Opiumwet. Verzoekers, die de burgemeester van Rotterdam als tegenpartij hebben, hebben een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend omdat zij het niet eens zijn met de sluiting van hun woning. De burgemeester heeft besloten tot sluiting na een bestuurlijke rapportage waarin een grote hoeveelheid drugs, waaronder hennep en ketamine, is aangetroffen in de woning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar oordeelde dat de sluiting van de woning niet onevenwichtig was. Verzoekers voerden aan dat zij geen betrokkenheid hadden bij de overtredingen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat zij als verhuurders verantwoordelijk zijn voor wat er in hun woning gebeurt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was en dat verzoekers geen recht hadden op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2634

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit Rotterdam, verzoekers

(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigde: [persoon A] en mr. S.B.H. Fijneman).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van de woning van verzoekers voor drie maanden. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij verzoeken daarom om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoekers.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 18 maart 2025 sluit de burgemeester de woning van verzoekers voor de duur van drie maanden, met een begunstigingstermijn van zeven dagen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, bijgestaan door een tolk, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?

3. Uit de bestuurlijke rapportage van 27 januari 2025 komt het volgende naar voren. Vanwege een anonieme melding van een verdachte situatie rondom de woning is een onderzoek gestart. De woning aan de [adres] in Rotterdam is een aantal weken kortstondig geobserveerd. Volgens de politie was er nauwelijks beweging bij de woning. Op 19 december 2024 is aangebeld bij de woning. Met toestemming van de persoon die de deur opendeed is binnengetreden en de woning doorzocht. Daarbij zijn in een kast op de eerste etage twee speakers gevonden die gevuld bleken te zijn met witte brokken. Daarnaast lag in de kast een doos met witte brokken. Uit een indicatieve test bleek dat het om ketamine ging. In een slaapkamer werden henneptoppen en verpakkingsmaterialen aangetroffen. In totaal is 1.622,3 gram hennep en 8.012 gram ketamine aangetroffen.
De burgemeester heeft naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage besloten de woning voor drie maanden te sluiten. Verzoekers kunnen zich hiermee niet verenigen en willen met het verzoek bereiken dat zij in de woning mogen blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en de rechtbank hoeft dit in een (eventuele) bodemprocedure niet te volgen.
Hebben verzoekers een spoedeisend belang?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, hebben verzoekers immers gedurende de komende drie maanden geen toegang tot hun woning.
Bevoegdheid
7. Verzoekers voeren aan dat zij geen overtreders zijn omdat zij geen betrokkenheid hadden bij de overtreding.
8. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet (Opw) is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. In de woning is onder meer een grote hoeveelheid softdrugs (hennep) aangetroffen. Dit is veel meer dan een gebruikershoeveelheid en gelet op de Beleidslijn was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten. Een beslissing op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opw is gericht op het pand en niet op een persoon. Een sluitingsbevoegdheid is dus gekoppeld aan wat in een pand aan aanwezige stoffen en voorwerpen is aangetroffen. De vraag of het verzoekers kan worden verweten dat de goederen in het pand zijn gevonden, is niet relevant in het kader van de beoordeling of de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten. Wel speelt de verwijtbaarheid een rol bij de vraag of de maatregel evenwichtig is. Daar zal verder in deze uitspraak op in worden gegaan.
Noodzaak van de sluiting
9. Verzoekers voeren aan dat de burgmeester er drie maanden over heeft gedaan om over te gaan tot de sluiting van hun woning. De voorzieningenrechter begrijpt hieruit dat verzoekers de noodzaak van de sluiting betwisten. Op grond van vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken is voor wat betreft die noodzaak het uitgangspunt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [1]
10. In wat verzoekers aanvoeren ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is. In de woning is een handelshoeveelheid van ruim anderhalve kilogram hennep aangetroffen. Dit is beduidend meer dan de hoeveelheid die voor eigen gebruik wordt aangemerkt (5 gram softdrugs). Bij een zo grote hoeveelheid is het in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Daar komt bij dat ruim 8 kilogram ketamine in de woning is aangetroffen, een stof die weliswaar niet op lijst I of II van de Opw is opgenomen, maar wel als drug wordt gebruikt. Bovendien zijn in de woning en daarbij behorende schuur attributen (heel veel verpakkingsmaterialen, handschoenen, tape, lijm, dozen speelgoed en dozen knuffeltjes en dozen vol met kunststof rasters alsmede enkele geprepareerde rasters) aangetroffen die duiden op handel in drugs, in het bijzonder het verpakken van drugs en het verzenden daarvan naar het buitenland.
Evenwichtigheid van de sluiting
11. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient zij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. Dit geldt ook voor de duur van de sluiting, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
12. Verzoekers voeren aan dat zij geen betrokkenheid hadden bij de overtreding. Zij verbleven in het buitenland en de spullen zijn aangetroffen in de kamer van een huurder die inmiddels met de noorderzon is vertrokken. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers als verhuurders van de woning verantwoordelijk zijn voor wat er in de woning gebeurt. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat (anders dan verzoekers aanvoeren) de hennep, ketamine en attributen op verschillende plaatsen in de woning en de schuur zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op dit punt aan de bestuurlijke rapportage te twijfelen, Mede gelet op wat hiervoor in het kader van de noodzaak is overwogen, kan verzoekers van de situatie in de woning en de handel in verdovende middelen vanuit de woning enig verwijt worden gemaakt. Hoewel verzoekers ten tijde van de doorzoeking van de woning niet aanwezig waren omdat zij op 20 november 2024 met spoed naar China waren vertrokken in verband met een begrafenis, mocht de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat verzoekers in overweging konden nemen om tijdens hun afwezigheid iemand anders toezicht te laten houden op de woning. Dit geldt zeker nu die afwezigheid voor langere tijd zou zijn. Dat verzoekers geen tijd hadden om dit nog voor hun vertrek te regelen, vindt de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Daarbij komt het de voorzieningenrechter niet onaannemelijk voor dat verzoekers dit ook vanuit China nog hadden kunnen regelen, mede gelet op de omstandigheid dat er nog meer huurders in de woning verbleven die verzoekers daarbij zouden kunnen helpen. Gelet op wat verzoekers hebben aangevoerd, acht de voorzieningenrechter een sluiting voor de duur van drie maanden in dit geval niet onevenredig lang.
13. Sluiting van de woning betekent dat verzoekers hun woning moeten verlaten. Gezien de hoeveelheid drugs, ketamine en goederen die in de woning zijn aangetroffen, maakt dit de sluiting echter nog niet onevenwichtig. Daarbij is niet gebleken dat verzoekers vanwege bijvoorbeeld medische redenen aan deze woning zijn gebonden.

Conclusie en gevolgen

14. Gelet op wat verzoekers hebben aangevoerd, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten ook al is er nog niet op het bezwaar van verzoekers beslist. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:1435.