ECLI:NL:RBROT:2025:4198

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/10/654405 / FA RK 23-1937 en C/10/673410 / FA RK 24-1003 en C/10/689705 / FA RK 24-8643
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij beide partijen verzochten om de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind en een zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen even geschikt zijn om de zorg en opvoeding van het kind op zich te nemen. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw bepaald, terwijl de zorgregeling is vastgesteld op basis van de argumenten van beide partijen. De man had verzocht om de verdeling van de echtelijke woning uit te stellen, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld, waarbij het inkomen van de man in geschil was. De rechtbank heeft de alimentatie vastgesteld op € 13,- per maand, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummers / rekestnummers:
C/10/654405 / FA RK 23-1937 (echtscheiding)
C/10/673410 / FA RK 24-1003 (verdeling)
C/10/689705 / FA RK 24-8643 (wijziging voorlopige voorzieningen)
Beschikking van 3 februari 2025 over de echtscheiding
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. E.A. Hoogendijk te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. A. Ramsaroep te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 14 maart 2023;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen van de man, ingekomen op 6 februari 2024;
  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoek en aanvullend verzoeken met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 3 april 2024;
  • het verweerschrift op de aanvullende verzoeken en aanvullende verzoeken van de man, ingekomen op 10 mei 2024;
  • het verweerschrift op de aanvullende verzoeken van de vrouw, ingekomen op 6 december 2024;
  • het bericht met bijlagen van de man van 6 december 2024;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 11 december 2024.
1.2.
Hoewel het bericht met bijlagen (producties 29 tot en met 32) van de vrouw van 11 december 2024 te laat is ingediend en de man bezwaar maakt tegen de toelating van deze stukken, laat de rechtbank deze stukken toch toe. Producties 29, 30 en 31 zijn (ook) al ingediend in de voorlopige voorzieningenprocedure, dus is de man met deze stukken bekend en is de goede procesorde op dat punt gewaarborgd. Productie 32 is wel nieuw, maar vanuit praktische overweging zal de rechtbank dit stuk ook toelaten. Het is een schematisch overzicht over de zorgregeling dat nu vanaf papier kan worden geraadpleegd, dat anders mondeling toegelicht zou zijn door de vrouw.
1.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op
16 december 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd te Rotterdam op [huwelijksdatum] .
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats] .
2.3.
De meerderjarige kinderen van partijen zijn:
[meerderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats] ;
[meerderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2002 te [geboorteplaats] .
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 januari 2024 is in de voorlopige voorzieningenprocedure tussen partijen bepaald dat:
  • de man met ingang van 26 januari 2024 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning;
  • de minderjarige aan de man wordt toevertrouwd;
  • de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) als volgt zal zijn:
- de minderjarige verblijft de ene week van donderdag 17:00 uur tot zondag 18:00 uur (voor het avondeten) bij de vrouw, waarbij de vrouw de minderjarige op vrijdag naar school brengt en weer ophaalt;
- de minderjarige verblijft in de andere week van donderdag 17:00 uur tot zaterdag 19:00 uur (na het avondeten) bij de vrouw, waarbij de vrouw de minderjarige op vrijdag naar school brengt en weer ophaalt;
- zolang de vrouw geen auto heeft, brengt de man de minderjarige op donderdag 17:00 uur bij de vrouw en haalt de man de minderjarige op zaterdag 19:00 uur of zondag 18:00 uur op bij de vrouw;
- zodra de vrouw een auto heeft, brengt de man de minderjarige op donderdag 17:00 uur bij de vrouw en brengt de vrouw de minderjarige op zaterdag 19:00 uur of zondag 18:00 uur bij de man;
- het bedrag dat de vrouw met ingang van 26 januari 2024 aan de man zal voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna: de kinderbijdrage) € 191,- zal zijn, bij vooruitbetaling te voldoen.

3.De beoordeling

C/10/654405 / FA RK 23-1937 (echtscheiding)
3.1.
Scheiding
3.1.1.
De vrouw verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.1.2.
De man erkent dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Hij verzoekt ook de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
3.1.3.
Op grond van artikel 815 lid 2 Rv, voor zover hier van belang, moet een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan bevatten met afspraken over de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Het ouderschapsplan is in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft daarom de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).
3.1.4.
Partijen hebben geen ouderschapsplan overgelegd. Aangezien mediation niet is geslaagd en partijen inmiddels al meerdere juridische procedures hebben gevoerd over de minderjarige, blijkt voldoende dat zij ver uit elkaar liggen en het op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen. De rechtbank ontvangt partijen daarom in hun verzoeken tot echtscheiding.
3.1.5.
Het verzoek tot echtscheiding wordt, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen.
3.2.
Ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant
3.2.1.
De vrouw heeft haar verzoek over opname van het ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant ingetrokken. De rechtbank zal dat verzoek afwijzen.
3.3.
Verblijfplaats en zorgregeling
3.3.1.
Partijen verzoeken allebei de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij zichzelf te bepalen en (primair) een zorgregeling vast te stellen tussen de minderjarige en de andere ouder. Daarnaast verzoekt de vrouw een regeling voor de vakanties en feestdagen en (subsidiair) een zorgregeling tussen minderjarige en haar vast te stellen.
3.3.2.
Op grond van artikel 827 lid 1 sub c Rv in samenhang met 1:253a BW kan de rechter bij wijze van nevenvoorziening op verzoek van (een van) de ouders een beslissing nemen over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de zorgregeling. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde moet zijn bij de afweging van belangen.
3.3.3.
Net als in de voorlopige voorzieningenprocedure stelt de rechtbank voorop dat partijen allebei even geschikt zijn om de zorg en opvoeding van de minderjarige op zich te nemen. Partijen hebben over en weer verschillende argumenten aangevoerd om elkaars opvoedvaardigheden naar beneden te halen, maar die argumenten zijn voor de rechtbank van ondergeschikt belang voor de vraag hoe de zorg en opvoeding moet worden verdeeld. Reumaklachten, een minder ruime of minder vertrouwde woning en een plotselinge niet-onderbouwde zinspeling op mogelijk seksueel misbruik bij de vrouw zijn daartoe onvoldoende doorslaggevend. Voor de rechtbank staat vast dat partijen allebei goed in staat zijn om de minderjarige te verzorgen en op te voeden. De rechtbank zet, net als de raad, wel vraagtekens bij het feit dat de werkzaamheden en het weekritme van de man binnenkort flink gaan veranderen. Momenteel werkt hij 10 tot 12 uur per week voor zijn rijschool. Die werkzaamheden is hij aan het afbouwen. Medio januari 2025 gaat hij zijn stage hervatten om binnenkort (eind maart 2025) in Steenbergen (Noord-Brabant) een nieuwe winkel te openen als franchisenemer van een grote pizzaketen. Zeker in de opstartfase zal zijn pizzeria, die dagelijks van 16.00 uur tot 22.00 uur geopend is, de man veel tijd, aandacht en energie kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man stellig beweerd dat hij elke dag dat de minderjarige bij hem verblijft, thuis beschikbaar voor haar is. De rechtbank betwijfelt of de man dat kan waarmaken. Het komt de rechtbank niet aannemelijk voor dat de man een dergelijke onderneming kan opstarten terwijl hij, volgens zijn eigen voorstel, tien van de veertien dagen thuis is om voor de minderjarige te zorgen. Dat de man er daarbij op rekent dat hij de zorg en opvoeding van de minderjarige en het werk in de pizzeria kan delen of afwisselen met de meerderjarige zoon van partijen, baart de rechtbank extra zorgen. De rechtbank acht dat geen wenselijke situatie, zowel niet voor de minderjarige als voor de meerderjarige zoon van partijen.
Daar staat tegenover dat het weekritme van de vrouw met haar baan als leerkracht goed aansluit bij het dagelijks leven van de minderjarige. De vrouw heeft bovendien toegelicht dat de minderjarige niet van school en opvang hoeft te wisselen, ondanks dat zij inmiddels in Rotterdam woont. Zij kan de minderjarige brengen en halen zonder dat die reistijd een extra belasting vormt voor de minderjarige.
3.3.4.
Alles tegen elkaar afwegend zal de rechtbank een zorgregeling vaststellen waarbij de minderjarige bij partijen verblijft als volgt:
  • de ene week van woensdag uit school/BSO tot zondag 19.00 uur bij de vrouw en van zondag 19.00 uur tot woensdag naar school bij de man;
  • de andere week van woensdag uit school/BSO tot zaterdag 10.00 uur bij de vrouw en van zaterdag 10.00 uur tot woensdag naar school bij de man.
De rechtbank zal de vakantie- een feestdagenregeling die de vrouw verzoekt, als niet weersproken, toewijzen. Niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
3.3.5.
Omdat de minderjarige bij bovenstaande zorgregeling meer tijd bij de vrouw doorbrengt – acht dagen bij de vrouw, zes dagen bij de man – ligt het zwaartepunt van de zorg en opvoeding van de minderjarige bij de vrouw. Daarom zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw bepalen en de zorgregeling in de beslissing als een zorgregeling tussen de man en de minderjarige vaststellen.
Deze beslissingen gaan in vanaf de datum van deze beschikking.
3.4.
Onderhoudsbijdrage
3.4.1.
De vrouw verzoekt – na wijziging – te bepalen dat:
  • primair: de man per datum beschikking een kinderbijdrage van € 193,- per maand aan de vrouw moet voldoen;
  • subsidiair: de vrouw per datum beschikking een kinderbijdrage van € 91,- per maand aan de man moet voldoen.
3.4.2.
De man verzoekt te bepalen dat de vrouw € 272,- per maand en de helft van de netto kinderopvangkosten moet betalen aan de man met ingang van 1 februari 2024.
3.4.3.
Omdat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw wordt bepaald, zal de rechtbank het verzoek van de man over de kinderbijdrage afwijzen en het verzoek van de vrouw hieronder beoordelen.
3.4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
Ingangsdatum
3.4.5.
De vrouw verzoekt vaststelling van de kinderbijdrage per datum van deze beschikking. De man heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
3.4.6.
De minderjarige is in de voorlopige voorzieningenprocedure toevertrouwd aan de man, waarbij een voorlopige kinderbijdrage is vastgesteld die de vrouw aan de man moet betalen. Omdat met ingang van de datum van deze beschikking de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw wordt bepaald (zie onder 3.3.5), zal de rechtbank als ingangsdatum van de kinderbijdrage die de man aan de vrouw moet betalen, ook de datum van deze beschikking vaststellen.
Behoefte
3.4.7.
De rechtbank zal eerst het eigen aandeel van partijen in de kosten van de minderjarige (hierna: de behoefte van de minderjarige) bepalen aan de hand van het netto besteedbaar gezinsinkomen op het moment van het feitelijk uiteengaan van partijen, te verhogen met het kindgebonden budget. Partijen hebben tot 1 december 2023 in gezinsverband samengeleefd, zodat uitgegaan zal worden van de inkomensgegevens over het jaar 2023 en de tarieven 2023-2.
NBI man
3.4.8.
In geschil is het inkomen van de man.
De man stelt dat op basis van zijn belastingaangifte over het jaar 2023 rekening moet worden gehouden met een winst van € 7.426,-, een inkomen uit loondienst van € 20.196,- en een uitkering van € 885,-.
De vrouw betwist bovengenoemde cijfers. Zij vindt dat de belastingaangifte over het jaar 2023 geen betrouwbaar beeld geeft. Zij meent dat de man onvoldoende inzage heeft gegeven in zijn inkomen, omdat hij geen jaarrekeningen met toelichting over de afgelopen drie jaar heeft overgelegd. Zij vindt het redelijk om uit te gaan van een (modaal) inkomen van € 33.000,- per jaar aan loon en, zoals in de voorlopige voorzieningenprocedure is gedaan, een winst uit onderneming van € 12.000,-.
De rechtbank oordeelt als volgt. De man heeft zijn dienstverband in september 2023 opgezegd. Zijn inkomen uit loondienst daarna is onbekend gebleven, terwijl uit de belastingaangifte over het jaar 2023 is gebleken dat zijn winst uit onderneming lager dan
€ 12.000,- was. Daarom zal de rechtbank op basis van de belastingaangifte over het jaar 2022 uitgaan van een inkomen uit loondienst van € 32.651,- per jaar en een winst uit onderneming van € 1.838,- per jaar. De rechtbank bepaalt (onder verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte berekening) het netto besteedbaar inkomen (hierna: NBI) van de man over het jaar 2023 aan de hand van die cijfers op € 2.648,- per maand.
De MKB-winstvrijstelling bedraagt € 257,-.
De volgende heffingskortingen zijn in aanmerking genomen:
- de algemene heffingskorting
- de arbeidskorting
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting
NBI vrouw
3.4.9.
Partijen zijn het eens dat het NBI van de vrouw op het moment van het feitelijk uiteengaan van partijen € 3.121,- per maand bedroeg. Omdat partijen het hierover eens zijn, zal de rechtbank de berekening van de vrouw op dit punt overnemen. Hierbij is rekening gehouden met de volgende gegevens:
- basisloon € 3.588,- per maand, oftewel € 43.056,- per jaar
- vakantiegeld 8% per jaar, oftewel € 3.444,- per jaar
- eindejaarsuitkering € 4.256,- per jaar
- tijdelijke arbeidsmarkttoelage € 234,- per maand, oftewel € 2.807,- per jaar
- ingehouden pensioenpremie € 254,- per maand, oftewel € 3.046,- per jaar
De volgende heffingskortingen zijn in aanmerking genomen:
- de algemene heffingskorting
- de arbeidskorting
3.4.10.
De rechtbank becijfert het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen aldus op
€ 5.769,- per maand.
3.4.11.
Hiervoor genoemd netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen levert op basis van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen, die is opgenomen als bijlage bij het rapport, een bedrag op van € 833,- per maand. Geïndexeerd naar 2025 levert dat op een bedrag van
€ 924,- per maand. De rechtbank zal dat bedrag verhogen met een bedrag van € 150,- aan kinderopvangkosten, zoals de vrouw heeft gesteld en de man niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken. De behoefte van de minderjarige wordt vastgesteld op een bedrag van € 1.074,-.
Draagkrachtberekening
3.4.12.
Vervolgens moet worden beoordeeld in welke verhouding deze behoefte van de minderjarige tussen de ouders moet worden verdeeld. Dit gebeurt naar rato van hun beider draagkracht.
3.4.13.
Hiertoe moet eerst het huidige NBI van partijen vastgesteld worden.
Gezien de ingangsdatum van de vaststelling van de bijdrage wordt gerekend met de tarieven 2025-1.
Draagkracht man
3.4.14.
In geschil is de hoogte van het inkomen van de man.
De man stelt dat hij op dit moment nauwelijks draagkracht heeft, omdat hij zijn pizzeria aan het opstarten is. Daarom kan nu maximaal worden uitgegaan van een omzet van € 33.000,- vanuit de rijschool. Als zijn pizzeria eenmaal loopt, kan – wat de man betreft – een herberekening worden gemaakt. De vooruitzichten zijn goed, aldus de man. De vrouw meent dat de man een inspanningsverplichting heeft om minimaal een modaal inkomen te genereren. Zij rekent daarom met € 33.000,- aan inkomen uit loondienst en € 12.000,- aan winst uit onderneming, gebaseerd op de gegevens die zijn gebruikt in de voorlopige voorziening.
De rechtbank stelt voorop dat de man geen inzage heeft gegeven in zijn inkomensgegevens over het jaar 2024. Weliswaar begrijpt de rechtbank dat de man momenteel in een overgangs- en opstartfase zit in verband met zijn onderneming, maar de man heeft nagelaten duidelijk te maken waarom hij op dit moment niet net zoveel zou kunnen verdienen als over het jaar 2022. Dat betekent dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting om op grond van artikel 21 Rv de rechtbank volledig voor te lichten, met als gevolg dat de rechtbank daaruit de gevolgtrekking kan maken die geraden wordt geacht. Daarom zal de rechtbank, net als voor de behoefteberekening, voor de draagkrachtberekening uitgaan van een inkomen uit loondienst van € 32.651,- per jaar en een winst uit onderneming van € 1.838,- per jaar op basis van de belastingaangifte over het jaar 2022. De rechtbank bepaalt (onder verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte berekening) het huidige NBI van de man aan de hand van die cijfers op € 2.769,- per maand.
De MKB-winstvrijstelling bedraagt € 233,-.
De volgende heffingskortingen zijn in aanmerking genomen:
- de algemene heffingskorting
- de arbeidskorting
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting
3.4.15.
De draagkracht van de man wordt, omdat het NBI hoger is dan € 2.125,-, vastgesteld aan de hand van de volgende formule: 70% x [NBI – (0,3xNBI + 1.310)] en bedraagt € 440,- per maand.
Draagkracht vrouw
3.4.16.
De rechtbank bepaalt (onder verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte berekening) het huidige NBI van de vrouw op € 3.942,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de volgende gegevens (op basis van de meest recente salarisspecificaties) waarover partijen het eens zijn:
- basisloon € 3.672,- per maand, oftewel € 44.064,- per jaar
- vakantiegeld 8% per jaar, oftewel € 3.525,- per jaar
- eindejaarsuitkering € 441,09 per maand, oftewel € 5.293,- per jaar
- tijdelijke arbeidsmarkttoelage € 255,20 per maand, oftewel € 3.062,- per jaar
- ingehouden pensioenpremie € 260,80 per maand, oftewel € 3.132,- per jaar
De volgende heffingskortingen zijn in aanmerking genomen:
- de algemene heffingskorting
- de arbeidskorting
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting
3.4.17.
Rekening is gehouden met het kindgebonden budget van € 347,- per maand, waar de vrouw gelet op haar inkomen recht op heeft.
3.4.18.
De draagkracht van de vrouw moet, omdat het NBI hoger is dan € 2.125,-, per maand, in beginsel worden vastgesteld aan de hand van de volgende formule: 70% x [NBI – (0,3xNBI + 1.310)] en bedraagt dan € 1.014,- per maand. De stelling van de vrouw dat rekening gehouden moet worden met de aflossing van een schuld bij Wehkamp van € 70,- per maand is niet betwist door de man. De rechtbank zal daarom, volgens het verzoek van de vrouw, rekening houden met deze betalingsverplichting in die zin dat in de formule het draagkrachtloos inkomen wordt verhoogd met de aflossing van de huwelijkse schulden van € 70,- per maand. De draagkracht van de vrouw bedraagt dus 70% x [€ NBI – (0,3xNBI + 1.310 + € 70)] = € 965,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
3.4.19.
Omdat de gezamenlijke draagkracht van partijen van € 1.405,- hoger is dan de behoefte van de minderjarige van € 1.074,- moet de behoefte over partijen worden verdeeld. Ieders aandeel wordt berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het deel van de man bedraagt: € 440 / € 1.405 x € 1.074 = € 336
het deel van de vrouw bedraagt: € 965 / € 1.405 x € 1.074 =
€ 738 +
samen € 1.074
Van de totale behoefte van de minderjarige komt dus een gedeelte van € 336,- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 738,- per maand voor rekening van de vrouw.
Zorgkorting
3.4.20.
Gezien de in deze beschikking vast te stellen zorgregeling gaat de rechtbank ervan uit dat de man gemiddeld drie dagen per week de zorg heeft voor de minderjarige. Hierbij hoort een zorgkorting van 35%.
3.4.21.
Omdat de behoefte van de minderjarige € 924,- per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 323,- per maand. De zorgkorting is berekend over de behoefte zonder rekening te houden met de extra kosten die hiervoor onder 3.4.11. staan genoemd. Deze extra kosten worden immers geheel voldaan door de vrouw.
3.4.22.
Omdat de gezamenlijke draagkracht van partijen hoger is dan de behoefte van de minderjarige, wordt de eerder berekende bijdrage van de man verminderd met dit bedrag, zodat de man als kinderbijdrage aan de vrouw moet betalen € 13,- per maand.
Conclusie
3.4.23.
Gezien het voorgaande is een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige van € 13,- per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
3.4.24.
Op deze alimentatie is van rechtswege de wettelijke indexering van toepassing.
3.5.
Proceskosten
3.5.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
C/10/654405 / FA RK 23-1937 (wijziging voorlopige voorzieningen)
3.5.2.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank (definitieve) beslissingen nemen over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, de zorgregeling en kinderbijdrage, die ingaan op de datum van deze beschikking. Daarmee heeft de vrouw geen belang meer bij haar verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen. Het doel dat zij met wijziging van de voorlopige voorzieningen had, namelijk dat de door haar verzochte beslissingen direct gelden en niet pas zodra de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, is immers met de nevenvoorzieningen die ingaan vanaf de datum van de beschikking al bereikt. Om die reden zal de rechtbank haar verzoeken in de voorlopige voorzieningenprocedure afwijzen.
3.6.
Proceskosten
3.6.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
C/10/673410 / FA RK 24-1003 (verdeling)
3.7.
Verdeling
3.7.1.
De vrouw verzoekt de verdeling vast te stellen of de wijze van verdeling te gelasten op de door haar voorgestelde wijze.
3.8.
De man verzoekt de verdeling vast te stellen of de wijze van de verdeling te gelasten op de door hem voorgestelde wijze.
3.8.1.
Partijen hebben geen overeenstemming over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Partijen stellen over en weer onvoldoende om de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen. De rechtbank zal daarom de wijze van verdeling gelasten, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang op grond van artikel 3:185 BW.
3.8.2.
Voor zover de gelaste wijze van verdeling inhoudt dat het betreffende goed aan de andere partij wordt toegedeeld, moet voor de overgang van dat goed nog een leveringshandeling door partijen worden verricht op dezelfde manier als voor overdracht is voorgeschreven (artikel 3:186 lid 1 BW). Bij een onroerende zaak vindt levering plaats door een daartoe bestemde notariële akte, gevolgd door de inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers (artikel 3:89 BW).
Huwelijksvermogensregime
3.8.3.
Omdat het huwelijk voor 1 januari 2012 is gesloten zonder dat partijen huwelijkse voorwaarden hebben opgemaakt, zijn zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
Peildatum samenstelling en omvang
3.8.4.
Op grond van artikel 1:99 lid 1 aanhef en onder b BW is de peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend, te weten 14 maart 2023.
Bestanddelen
3.8.5.
Volgens partijen of één van hen bestaat de huwelijksgemeenschap op de peildatum uit de volgende bestanddelen:
echtelijke woning aan de [adres] , [postcode] te [plaats] en de daaraan verbonden hypothecaire geldleningen bij Florius;
inboedel;
saldi bank- en spaarrekeningen;
activa en passiva eenmanszaak autorijschool [naam rijschool] .
3.8.6.
De man heeft zijn verzoek over de onderlinge draagplicht voor de aflossingen van de lening bij zijn broer ingetrokken. De rechtbank zal dat verzoek afwijzen.
Peildatum waardering
3.8.7.
De rechtbank gaat voor de waardering in beginsel uit van de datum van de feitelijke verdeling van het betreffende bestanddeel, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard. Omdat hiervan niet of onvoldoende is gebleken, moet de waarde van de bestanddelen worden vastgesteld op de datum van de feitelijke verdeling.
3.8.8.
Voor een saldo van een bankrekening vindt geen waardering plaats. Voor het saldo op een bankrekening wordt uitgegaan van de hoogte van het saldo op de datum dat de huwelijksgemeenschap is ontbonden. De vordering op de bank (creditsaldo) of de schuld aan de bank (debetsaldo) per die datum valt in de huwelijksgemeenschap. Af- en bijschrijvingen die zien op de periode hierna maken geen onderdeel uit van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
3.8.9.
Voor een schuld en vordering vindt ook geen waardering plaats. Uitgegaan wordt van de hoogte van de schuld of vordering op de datum dat de huwelijksgemeenschap is ontbonden. Wijzigingen in de hoogte van de schuld of vordering na deze datum maken geen onderdeel uit van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
Echtelijke woning aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats 2] en de daaraan verbonden hypothecaire geldleningen bij Florius (a.)
3.8.10.
De vrouw verzoekt de wijze van verdeling te gelasten volgens een zogeheten ‘spoorboekje’.
3.8.11.
De man verzoekt te bepalen dat:
  • primair een vordering tot verdeling wordt uitgesloten voor een periode van drie jaar en dat de man gedurende deze periode gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning;
  • subsidiair de woning wordt toegedeeld aan de man, waarbij de man een periode van een jaar krijgt om de financiering hiervan rond te krijgen, waarbij de betaling van de helft van de overwaarde aan de vrouw na vijf jaar opeisbaar wordt en de man deze mag aflossen in maximaal zestig maandelijkse termijnen.
3.8.12.
Partijen zijn het eens dat de woning en de daaraan verbonden hypothecaire geldlening onderdeel uitmaken van de huwelijksgemeenschap. Alleen de man wenst toedeling van de woning aan hem. De vrouw wenst geen toedeling van de woning aan haar. In geschil is onder welke voorwaarden en met welke gevolgen deze toedeling al dan niet wordt bewerkstelligd. De rechtbank zal eerst de verzoeken van de man beoordelen.
3.8.13.
Over het primaire verzoek van de man oordeelt de rechtbank als volgt. De stelling van de man dat partijen hebben afgesproken dat de verdeling van de woning vijf jaar zou worden uitgesteld – zodat de man in de gelegenheid zou worden gesteld om met de jaarcijfers van zijn pizzeria de financiering van de woning rond te kunnen krijgen – heeft de vrouw gemotiveerd betwist. De man onderbouwt zijn stelling met een (transcriptie van een) audio opname (productie 19) van een telefoongesprek tussen partijen op 9 maart 2023. In tegenstelling tot hetgeen de man aanvoert, is de rechtbank van oordeel dat hieruit niet kan worden afgeleid dat partijen hebben afgesproken dat de verkoop dan wel verdeling van de woning zal worden uitgesteld. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden in een periode waarin de vrouw nog hoopte op herstel van de relatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit gesprek niet als losstaand van de context worden gezien. Daarnaast gaat de rechtbank niet mee in de stelling van de man dat de vrouw hem heeft aangemoedigd om een eigen pizzeria te starten, waardoor het voor haar rekening en risico zou moeten komen dat de echtscheiding op een – voor de man – ongelukkig moment komt. Naar het oordeel van de rechtbank is het de keuze van de man geweest om de pizzeria te starten. De rechtbank betrekt daarbij dat de man tijdens de mondelinge behandeling heeft verteld dat hij pas in augustus 2023 zijn handtekening heeft gezet en verplichtingen is aangegaan voor de pizzeria. Dat is dus vijf maanden nadat het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het voor rekening en risico van de man komt dat zijn financiële situatie onzekerder is geworden en dat dat gevolgen kan hebben voor zijn mogelijkheden om de echtelijke woning over te nemen. Het voorgaande betekent dat de rechtbank het primaire verzoek van de man zal afwijzen.
3.8.14.
Over het subsidiaire verzoek van de man oordeelt de rechtbank als volgt. Omdat de man inmiddels al ruimschoots de tijd heeft gehad om de mogelijkheden tot financiering van de woning te onderzoeken, ziet de rechtbank geen aanleiding om de man nóg langer in de gelegenheid te stellen. De rechtbank betrekt daarbij dat het gezien de onderlinge verhoudingen tussen partijen in niemands belang is om langer aan elkaar verbonden te blijven dan nodig is. De rechtbank verwijst ook in dit kader naar voorgaande overweging dat de man zelf de keuze heeft gemaakt om de pizzeria te starten, met alle financiële onzekerheid die dat met zich bracht. Weliswaar heeft de man tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat sommige hypotheekverstrekkers bereid zijn nieuwe zzp’ers mogelijk al na een jaar een lening te verstrekken, maar de man heeft die stelling niet concreet gemaakt. Dat betekent dat de rechtbank ook het subsidiaire verzoek van de man zal afwijzen.
3.8.15.
Nu de rechtbank de verzoeken van de man zal afwijzen, komt de rechtbank toe aan het verzoek van de vrouw. Omdat de man dat verzoek niet heeft weersproken, zal de rechtbank de wijze van verdeling van de echtelijke woning gelasten volgens het zogeheten ‘spoorboekje’ zoals door de vrouw verzocht.
Bij toedeling woning
3.8.16.
Alleen de man wenst de woning toegedeeld te krijgen. De rechtbank is van oordeel dat de woning eerst getaxeerd moet worden. Wanneer partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de aan te stellen makelaar voor taxatie van de woning, bepaalt de rechtbank dat dit geschiedt op de volgende manier: binnen twee weken na deze beschikking selecteert de man drie makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de vrouw. Na ontvangst daarvan kiest de vrouw binnen één week uit die selectie de makelaar. Daarna verrichten partijen zo spoedig mogelijk alle handelingen die nodig zijn om de woning uiterlijk binnen vier weken te laten taxeren. De man krijgt daarna de gelegenheid om gedurende een periode van drie maanden de financiering voor de woning rond te krijgen en ook de woning toegedeeld te krijgen tegen de getaxeerde waarde. Daarbij zal de man de (eventueel) op de woning rustende hypothecaire geldlening voor zijn rekening dienen te nemen en ervoor zorg moeten dragen dat de bank de vrouw ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
Bij verkoop woning
3.8.17.
Als de man niet in staat is de toedeling van de woning aan hem te financieren en/of het ontslag van de vrouw uit bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen, moet de woning worden verkocht. De rechtbank bepaalt dat dit geschiedt op de volgende manier:
De makelaar die door partijen op de in rechtsoverweging 3.8.16 genoemde wijze is geselecteerd, zal als verkopende makelaar optreden. Partijen verrichten zo spoedig mogelijk de volgende handelingen:
  • invullen en ondertekenen van door de makelaar geleverde formulieren ten behoeve van de opdracht tot verkoop,
  • aanleveren van door de makelaar verzochte documenten;
  • betaling van hun deel van de aanbetaling aan de makelaar, binnen de gestelde betalingstermijn van de makelaar,
  • leveren van een set sleutels aan de makelaar, binnen de door de makelaar gestelde termijn,
  • meewerken aan het bepalen van de verkoopprijs of de vraag- en laatprijs, binnen de door de makelaar gestelde termijn,
  • meewerken aan geplande bezichtigingen,
  • zorgen dat huis en tuin verzorgd ogen voor iedere bezichtiging,
  • alle andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en oplevering van de woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris verzocht wordt, binnen de door hen gestelde termijnen,
  • het tekenen van de koopovereenkomst,
  • het meewerken aan de levering van de echtelijke woning via de notaris, waaronder het tekenen van de transportakte of een volmacht binnen de door de notaris gestelde termijn.
3.8.18.
De onder- of overwaarde (getaxeerde waarde of verkoopprijs minus de hypothecaire geldlening op het moment van levering van de woning minus (verkoop)kosten) worden in alle voorgaande situaties door partijen bij helfte gedragen of gedeeld.
3.8.19.
Bij dit alles geldt nog het volgende:
  • voor het geval partijen niet in onderling overleg tot overeenstemming komen over de te hanteren verkoopprijs en of de vraag- en laatprijs, zal de makelaar deze bindend vaststellen, net als een eventuele wijziging van de te hanteren vraag- en laatprijs in geval verkoop uitblijft,
  • in het geval de makelaar de verkoopprijs en/of vraag- en laatprijs bindend heeft vastgesteld, hanteren partijen deze bij de verkoop van de echtelijke woning aan een derde,
  • partijen dragen de aan de verkoop en levering verbonden kosten ieder bij helfte,
  • als de makelaar de opdracht tot verkoop van de echtelijke woning teruggeeft wegens gebrek aan medewerking van een van partijen, voldoet de niet-meewerkende partij de kosten die de makelaar in rekening brengt. Dit geldt ook voor schade en of extra onkosten veroorzaakt door het niet-meewerken van een partij bij de afwikkeling bij de notaris en door het niet correct opleveren van het huis aan kopers,
  • met de verkoopopbrengst van de woning wordt de hypothecaire lening afgelost. Als na aflossing een hypothecaire schuld resteert, dragen partijen deze gelijkelijk. Als na aflossing een overwaarde resteert, verdelen partijen deze gelijkelijk.
Voortgezet gebruik woning
3.8.20.
De man verzoekt het voortgezet gebruik van de woning voor de duur van zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
3.8.21.
De vrouw kan hiermee instemmen, mits de duur van het gebruik wordt gelijkgesteld aan de periode die de man nodig heeft om de financiering van de woning rond te krijgen (drie maanden na taxatie van de woning). De vrouw verzoekt voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank oordeelt dat de man langer het voorgezet gebruik van de woning krijgt, te bepalen dat de man een gebruiksvergoeding van € 288,30 per maand verschuldigd is aan de vrouw, al dan niet met terugwerkende kracht.
3.8.22.
De rechtbank overweegt dat de vrouw uitvoerig heeft gemotiveerd waarom zij slechts kan instemmen met een beperkte duur van het voortgezet gebruik. De man daarentegen heeft zijn verzoek alleen gedaan omdat de wet hem die mogelijk biedt. Zoals hiervoor (meermalen) is overwogen kan en mag van de vrouw niet gevergd worden om langer dan nodig aan de man verbonden te zijn. Daarbij komt dat de man na de datum van deze beschikking nog geruime tijd in de woning kan verblijven in verband met de mogelijke overname dan wel verkoop van de woning. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan de man daarnaast ook nog het voortgezet gebruik van de woning te verlenen. De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen.
Inboedel (b.)
3.8.23.
De vrouw verzoekt toedeling van de goederen zoals vermeld in de inboedellijst (productie 14) aan haar en toedeling van de overige goederen aan de man, zonder verdere verrekening, en waarbij voor zover bezitsverschaffing niet meer mogelijk is, de vrouw voor de betreffende goederen een vergoeding van de man ontvangt ter hoogte van de waarde zoals genoemd in de inboedellijst.
3.8.24.
De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt te bepalen dat de inboedel reeds is verdeeld.
3.8.25.
De rechtbank is van oordeel dat de man het verzoek van de vrouw onvoldoende heeft weersproken. Dat de inboedel feitelijk al is verdeeld, zoals de man stelt, is onvoldoende vast komen te staan. Omdat de man geen bezwaar heeft gemaakt tegen toedeling van de goederen op de inboedellijst zoals de vrouw verzoekt, zal de rechtbank dat verzoek toewijzen. Dat betekent dat de vrouw de goederen waarover zij nog niet beschikt en waarvan zij toedeling wenst, nog bij de man mag ophalen.
Saldi bank- en spaarrekeningen (c.)
3.8.26.
Partijen zijn het eens dat de saldi van de bank- en spaarrekeningen op de peildatum bij helfte zullen worden gedeeld tussen hen en zij hebben daartoe afgesproken dat zij elkaar inzage zullen geven in de hoogte van de saldi. De rechtbank zal deze afspraken als onderling getroffen regeling opnemen in de beschikking. Omdat de man heeft toegezegd de vrouw inzage te geven in de banksaldi, heeft zij haar verzoek om te bepalen dat de man binnen twee weken na de datum van deze beschikking aan de vrouw een overzicht van alle spaar- en bankrekeningen op naam van de man en de banksaldi van alle binnen- en buitenlandse spaar- en bankrekeningen per peildatum ter hand stelt, ingetrokken. De rechtbank zal dat verzoek afwijzen.
Activa en passiva eenmanszaak autorijschool [naam rijschool] (d.)
3.8.27.
De autorijschool [naam rijschool] wordt, als eenmanszaak, gedreven door en op naam van de man. Partijen zijn het eens geworden dat de leasecontracten van de drie auto’s op naam van de autorijschool worden overgenomen door de man, althans dat de man deze zal continueren zonder verdere verrekening met de vrouw, en dat alleen de man draagplichtig is voor de aflossingen hierop, met vrijwaring van de vrouw. De rechtbank zal deze afspraak als onderling getroffen regeling opnemen in de beschikking.
3.9.
Verrekenposten
3.9.1.
Partijen hebben allebei hun overige verzoeken over de verrekenposten en/of vergoedingsrechten (kosten kinderopvang, kosten leaseauto, zorgtoeslag, levensverzekering, gemeentelijke belastingen, overlijdenverzekering en de schuld aan Wehkamp) en over de inzage in onderliggende stukken ingetrokken. De rechtbank zal die verzoeken afwijzen.
3.10.
Proceskosten
3.10.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
in de procedure met zaaknummer / rekestnummer: C/10/654405 / FA RK 23-1937:
4.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] te Rotterdam;
4.2.
bepaalt dat, met ingang van de datum van deze beschikking, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw zal zijn;
4.3.
stelt vast dat, met ingang van de datum van deze beschikking, de minderjarige in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man zal zijn als volgt;
  • de ene week van zondag 19.00 uur tot woensdag naar school;
  • de andere week van zaterdag 10.00 uur tot woensdag naar school;
4.4.
stelt vast dat, met ingang van de datum van deze beschikking, de verdeling van de vakanties, feestdagen en andere speciale dagen zal zijn als volgt:
zomervakantie:
  • in de even jaren verblijft de minderjarige de eerste drie weken aaneensluitend bij de man en de laatste drie weken aaneensluitend bij de vrouw;
  • in de oneven jaren verblijft de minderjarige de eerste drie weken aaneensluitend bij de vrouw en de laatste drie weken aaneensluitend bij de man;
herfstvakantie:
  • in de even jaren verblijft de minderjarige bij de vrouw;
  • in de oneven jaren verblijft de minderjarige bij de man.
voorjaarsvakantie:
  • in de oneven jaren verblijft de minderjarige bij de vrouw;
  • in de even jaren verblijft de minderjarige bij de man.
kerstvakantie, Kerst en Oud & Nieuw:
  • in de oneven jaren verblijft de minderjarige de week van Kerst bij de man en de week van Oud & Nieuw bij de vrouw;
  • in de even jaren verblijft de minderjarige de week van Kerst bij de vrouw en de week van Oud & Nieuw bij de man;
meivakantie:
  • in de even jaren verblijft de minderjarige de eerste week bij de vrouw en in de tweede week bij de man;
  • in de oneven jaren verblijft de minderjarige de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw.
Hierbij geldt dat de vakantie start op de maandag na het weekend, waarbij de minderjarige op maandag om 12.00 uur wordt opgehaald of weggebracht en op zondag van de vakantie van de desbetreffende ouder om 15.00 uur naar de ander ouder wordt gebracht. De reguliere zorgregeling komt derhalve te vervallen, tenzij de minderjarige volgens de reguliere zorgregeling bij de ouder, die omgang met de minderjarige (de eerste week van) de desbetreffende vakantie heeft, zou verblijven;
Vader- en Moederdag:
- De minderjarige gaat op de zaterdagavond 18.30 uur voorafgaand aan Vader- of Moederdag naar de andere ouder, mits Vader en/of Moederdag in het weekend valt van de ouder waar voorgenoemde dag wordt gevierd. In het geval dat de minderjarige zaterdagavond voorafgaand naar de ander ouder wordt gebracht is de minderjarige de dagen tot het wisselmoment op woensdag bij die andere ouder;
verjaardag van de minderjarige:
  • in de oneven jaren viert de minderjarige haar verjaardag bij de vrouw;
  • in de even jaren viert de minderjarige haar verjaardag bij de man. De minderjarige wordt om 18:30 uur op de avond voor haar verjaardag naar de desbetreffende ouder gebracht bij wie ze haar verjaardag viert;
overige feestdagen, waaronder de verjaardagen van de man, de vrouw, broer en zus:
- de reguliere zorgregeling loopt door;
4.5.
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van de datum van deze beschikking, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, voor de toekomstige termijnen steeds bij vooruitbetaling zal voldoen € 13,- per maand;
4.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding;
4.7.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.8.
wijst af het meer of anders verzochte;
in de procedure met zaaknummer / rekestnummer C/10/654405 / FA RK 23-1937:
4.9.
wijst de verzoeken van de vrouw af;
4.10.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de procedure met zaaknummer / rekestnummer: C/10/673410 / FA RK 24-1003:
4.11.
neemt op de onderlinge regeling die partijen over de volgende bestanddelen hebben getroffen:
saldi bank- en spaarrekeningen
  • partijen zullen elkaar inzage geven in de hoogte van de saldi op de bank- en spaarrekeningen op de peildatum;
  • partijen zullen de saldi op de bank- en spaarrekeningen op de peildatum bij helfte delen;
activa en passiva eenmanszaak autorijschool [naam rijschool]
  • de leasecontracten van de drie auto’s op naam van de autorijschool worden overgenomen door de man, althans dat de man deze zal continueren, zonder verdere verrekening met de vrouw;
  • alleen de man is draagplichtig voor de aflossingen hierop, met vrijwaring van de vrouw;
4.12.
gelast de wijze van verdeling van de gemeenschap als volgt:
echtelijke woning aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats 2] en de daaraan verbonden hypothecaire geldleningen bij Florius
Bij toedeling woning
  • de woning wordt getaxeerd;
  • wanneer partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de aan te stellen makelaar voor taxatie van de woning, geschiedt dit op de volgende manier: binnen twee weken na deze beschikking selecteert de man drie makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de vrouw. Na ontvangst daarvan kiest de vrouw binnen één week uit die selectie de makelaar. Daarna verrichten partijen zo spoedig mogelijk alle handelingen die nodig zijn om de woning uiterlijk binnen vier weken te laten taxeren. De man krijgt daarna de gelegenheid om gedurende een periode van drie maanden de financiering voor de woning rond te krijgen en ook de woning toegedeeld te krijgen tegen de getaxeerde waarde. Daarbij zal de man de (eventueel) op de woning rustende hypothecaire geldlening voor zijn rekening dienen te nemen en ervoor zorg moeten dragen dat de bank de vrouw ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
Bij verkoop woning
- als de man niet in staat is de toedeling van de woning aan hem te financieren en/of het ontslag van de vrouw uit bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen binnen de hierboven genoemde termijn, wordt de woning verkocht op de volgende manier:
- de makelaar die door partijen op de hierboven genoemde manier is geselecteerd, zal als verkopende makelaar optreden. Partijen verrichten zo spoedig mogelijk de volgende handelingen:
- invullen en ondertekenen van door de makelaar geleverde formulieren ten behoeve van de opdracht tot verkoop,
- aanleveren van door de makelaar verzochte documenten;
- betaling van hun deel van de aanbetaling aan de makelaar, binnen de gestelde betalingstermijn van de makelaar,
- leveren van een set sleutels aan de makelaar, binnen de door de makelaar gestelde termijn,
- meewerken aan het bepalen van de verkoopprijs of de vraag- en laatprijs, binnen de door de makelaar gestelde termijn,
- meewerken aan geplande bezichtigingen,
- zorgen dat huis en tuin verzorgd ogen voor iedere bezichtiging,
- alle andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en oplevering van de woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris verzocht wordt, binnen de door hen gestelde termijnen,
- het tekenen van de koopovereenkomst,
- het meewerken aan de levering van de echtelijke woning via de notaris, waaronder het tekenen van de transportakte of een volmacht binnen de door de notaris gestelde termijn.
- de onder- of overwaarde (getaxeerde waarde of verkoopprijs minus de hypothecaire geldlening op het moment van levering van de woning minus (verkoop)kosten) worden in alle voorgaande situaties door partijen bij helfte gedragen of gedeeld.
- bij dit alles geldt nog het volgende:
- voor het geval partijen niet in onderling overleg tot overeenstemming komen over de te hanteren verkoopprijs en of de vraag- en laatprijs, zal de makelaar deze bindend vaststellen, net als een eventuele wijziging van de te hanteren vraag- en laatprijs in geval verkoop uitblijft,
- in het geval de makelaar de verkoopprijs en/of vraag- en laatprijs bindend heeft vastgesteld, hanteren partijen deze bij de verkoop van de echtelijke woning aan een derde,
- partijen dragen de aan de verkoop en levering verbonden kosten ieder bij helfte,
- als de makelaar de opdracht tot verkoop van de echtelijke woning teruggeeft wegens gebrek aan medewerking van een van partijen, voldoet de niet-meewerkende partij de kosten die de makelaar in rekening brengt. Dit geldt ook voor schade en of extra onkosten veroorzaakt door het niet-meewerken van een partij bij de afwikkeling bij de notaris en door het niet correct opleveren van het huis aan kopers,
- met de verkoopopbrengst van de woning wordt de hypothecaire lening afgelost. Als na aflossing een hypothecaire schuld resteert, dragen partijen deze gelijkelijk. Als na aflossing een overwaarde resteert, verdelen partijen deze gelijkelijk;
inboedel
  • de goederen zoals vermeld in de inboedellijst (productie 14) worden toegedeeld aan de vrouw en de overige goederen worden toegedeeld aan de man, zonder verdere verrekening;
  • voor zover bezitsverschaffing niet meer mogelijk is, ontvangt de vrouw voor de betreffende goederen een vergoeding van de man ter hoogte van de waarde zoals genoemd in de inboedellijst;
4.13.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.14.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.15.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van Egmond, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier, op 3 februari 2025.
Tegen de eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
- de verschenen partij(en), binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- de niet verschenen partij(en), binnen drie maanden na de betekening van de beschikking aan hem/haar in persoon of binnen drie maanden nadat deze op een andere manier is betekend en openbaar is gemaakt door het plaatsen van een uittreksel van de beschikking in de Staatscourant.