ECLI:NL:RBROT:2025:4197

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
10-110477-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van medeplegen van witwassen van meer dan 1,3 miljoen euro

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1971 en ingeschreven op een bepaald adres, heeft de rechtbank Rotterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 1.387.474,17, dat vermoedelijk afkomstig was uit misdrijf. De officier van justitie stelde dat de verdachte bewust de kans had aanvaard dat de overgemaakte bedragen van Greenchoice uit misdrijf afkomstig waren, gezien de omstandigheden rondom de betalingen en de samenwerking met een medeverdachte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verdachte had weliswaar kennis van de betalingen, maar er was geen bewijs dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld uit criminele activiteiten afkomstig was. De rechtbank concludeerde dat het verrichten van betalingen in opdracht van een bestuurder onder de normale bedrijfsvoering valt en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit. Tevens werden de vorderingen van de benadeelde partijen Greenchoice B.V. en ING Bank N.V. niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het witwassen. De kosten van de verdediging werden op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10-110477-22
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] .
Raadsman van de verdachte: mr. W. van der Voet.
Officier van justitie: mr. M.A.A. Smetsers.

Beschuldiging

De verdachte wordt door de officier van justitie – na wijzing van de tenlastelegging – beschuldigd van het medeplegen van witwassen van ruim 1,3 miljoen euro. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 14 februari 2022, te Rotterdam en/of te Bergen op Zoom en/of te Roosendaal en/of te Barendrecht, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een geldbedrag ad € 1.387.474,17, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de door Greenchoice overgemaakte bedragen uit misdrijf afkomstig waren. [naam 1] had immers geen formele bedrijfsrelatie met Greenchoice en de geldbedragen zijn kort na ontvangst gelijk overgemaakt naar andere bankrekeningen, waaronder naar die van zichzelf en zijn moeder. De verdachte en de medeverdachte hebben ook een nauwe en bewuste samenwerking gehad, waardoor ook het medeplegen kan worden bewezen. Zij hadden een rolverdeling gemaakt, waarbij de verdachte de betalingen verrichtte en de medeverdachte zijn rol op papier vervulde. Bovendien communiceerden de verdachte en de medeverdachte veelvuldig met elkaar op de dagen dat de betalingen binnenkwamen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte schuldig is aan het tenlastegelegde witwassen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op 4 februari 2021 is Greenchoice door een onbekend gebleven persoon (of personen) per e-mail verzocht om het bankrekeningnummer van [naam 2] in het systeem te wijzigen. Die e-mail werd die dag in behandeling genomen en het bankrekeningnummer is dus gewijzigd. Vanaf die dag komen de maandelijkse betalingen van Greenchoice, die betaalde voor het geleverd krijgen van zonne- en windenergie van [naam 2] , niet meer terecht op de rekening van [naam 2] , maar op de rekening van [naam 1] . In de periode van 10 februari 2021 tot en met 14 februari 2022 werd in twaalf betalingen een bedrag van in totaal € 1.387.474,17 van Greenchoice naar [naam 1] overgemaakt.
De verdachte was in de periode van 27 november 2019 tot 6 februari 2020 bestuurder van [naam 1] . Na die periode was de verdachte niet (meer) de wettelijk vertegenwoordiger van [naam 1] , maar beheerde nog wel de zakelijke rekening van [naam 1] , waarop de betalingen van Greenchoice zijn binnengekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij weet had van die betalingen. De verdachte heeft, als beheerder van de bankrekening, betalingen verricht naar verschillende bankrekeningnummers om openstaande facturen te voldoen. Dit deed hij in opdracht van (opvolgende) bestuurders. Eén van die bestuurders was medeverdachte Möller – de bestuurder van [naam 1] in de periode van februari 2021 tot en met januari 2022 – en hij heeft deze werkwijze op zitting bevestigd.
Uit deze vaststellingen volgt dat de verdachte wist van de betalingen van Greenchoice aan [naam 1] en ook dat hij de beschikkingsmacht kon uitoefenen over die betalingen. De verdachte was de beheerder en bankpashouder van de zakelijke rekening van [naam 1] en hij heeft verklaard zorggedragen te hebben voor meerdere overboekingen naar verschillende bankrekeningen, waaronder naar zichzelf en zijn moeder. Uit zijn handelen volgt echter niet zonder meer dat hij wetenschap had dat het geld een criminele herkomst had, noch dat hij dat redelijkerwijs moest vermoeden. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat de verdachte direct betrokken was bij het gronddelict, de oplichting door het wijzigen van het bankrekeningnummer bij Greenchoice. Evenmin is er – anders dan zijn werkzaamheden bij [naam 1] – een andere relatie te leggen tussen de verdachte en (een medewerker van) Greenchoice, Windunie of PSA. Het feit dat de verdachte de betalingen verrichtte terwijl hij niet (meer) werkzaam was bij [naam 1] is dan misschien bijzonder te noemen, maar die omstandigheid alleen kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie leiden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen. Het verrichten van betalingen in opdracht van een bestuurder valt naar het oordeel van de rechtbank onder het uitvoering geven aan de normale bedrijfsvoering.
Alles afwegend is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte wordt daarom wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen.

Vorderingen benadeelde partijen

Vorderingen
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
  • Greenchoice B.V. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.396.592,06 aan materiële schade; en
  • ING Bank N.V. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.800,- aan materiële schade.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij Greenchoice B.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij ING Bank N.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 maart 2025.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.