ECLI:NL:RBROT:2025:4196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
10-261244-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen van meer dan 1,3 miljoen euro, gebrek aan bewijs van wetenschap van criminele herkomst

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1958 en ingeschreven op een bepaald adres, heeft de rechtbank Rotterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van witwassen van een bedrag van €1.387.474,17, dat vermoedelijk afkomstig was uit misdrijf. De officier van justitie stelde dat de verdachte bewust de kans had aanvaard dat de overgemaakte bedragen van Greenchoice B.V. uit misdrijf afkomstig waren, aangezien er geen formele bedrijfsrelatie was tussen de verdachte's bedrijf, Melius International Group B.V., en Greenchoice. De verdachte had echter een alternatief scenario geschetst waarin hij stelde dat de betalingen legaal waren en verband hielden met een overeenkomst met een Oekraïens bouwbedrijf, PSA.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan het tenlastegelegde witwassen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte betrokken was bij de betalingen, er geen bewijs was dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld een criminele herkomst had. De rechtbank wees ook op het gebrek aan bewijs dat de verdachte direct betrokken was bij het wijzigen van het bankrekeningnummer bij Greenchoice. De verdachte had een alternatief scenario gepresenteerd dat niet weerlegd was door de bewijsmiddelen, en de rechtbank vond dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of schuldwitwassen.

Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partijen, Greenchoice B.V. en ING B.V., werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het witwassen. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partijen in de kosten van de verdediging, begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10-261244-22
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] .
Raadsvrouw van de verdachte: mr. D.J. Troost.
Officier van justitie: mr. M.A.A. Smetsers.

Beschuldiging

De verdachte wordt door de officier van justitie – na wijzing van de tenlastelegging – beschuldigd van het medeplegen van, dan wel medeplichtig zijn aan, het witwassen van ruim 1,3 miljoen euro. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 14 februari 2022, te Rotterdam en/of te Bergen op Zoom en/of te Roosendaal en/of te Barendrecht, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een geldbedrag ad €1.387.474,17, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair:[naam 1] en/of één of meer onbekend gebleven person(o)nen in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 14 februari 2022, te Rotterdam en/of te Bergen op Zoom en/of te Roosendaal en/of te Barendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een geldbedrag ad €1.387.474,17, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl die [naam 1] en/of tot nu toe onbekend gebleven person(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 14 februari 2022 te Rotterdam en/of te Bergen Op Zoom en/of te Roosendaal en/of te Barendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door de (zakelijke) bankrekening van Melius Group International B.V. en/of toegang tot de internetbankier omgeving van deze rekening ter beschikking te stellen en/of over te dragen aan [naam 1] en/of een tot op heden onbekend gebleven perso(o)nen en/of
- de ING bank te bewegen om de bankrekening van Effective Import Export B.V. te deblokkeren en/of
- de (zakelijke) bankrekening(en) en/of (valse) factuurgegevens van D&V Solutions en/of Prosel Afbouw B.V. ter beschikking te stellen aan [naam 1] en/of een tot op heden onbekend gebleven perso(o)nen en/of
- één of meer betalingsverzoeken voor de rekening van Melius Group International B.V. op een briefje aan [naam 1] te overhandigen en/of in de brievenbus achter te laten en/of via Whatsapp naar die [naam 1] te versturen.

Bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de door Greenchoice B.V. (hierna: Greenchoice ) overgemaakte bedragen uit misdrijf afkomstig waren. Melius International Group B.V. (hierna: Melius ) had immers geen formele bedrijfsrelatie met Greenchoice en de geldbedragen zijn kort na ontvangst gelijk overgemaakt naar andere bankrekeningen, waaronder naar ondernemingen van de medeverdachte [naam 1] en zijn moeder. De verdachte en de medeverdachte hebben ook een nauwe en bewuste samenwerking gehad, waardoor ook het medeplegen kan worden bewezen. Zij hadden een rolverdeling gemaakt, waarbij de medeverdachte de betalingen verrichtte en de verdachte zijn rol op papier vervulde. Bovendien communiceerden de verdachte en de medeverdachte veelvuldig met elkaar op de dagen dat de betalingen binnenkwamen. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is onvoldoende onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte schuldig is aan het tenlastegelegde witwassen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op 4 februari 2021 is Greenchoice door een onbekend gebleven persoon (of personen) per e-mail verzocht om het bankrekeningnummer van [naam 2] in het systeem te wijzigen. Die e-mail werd die dag in behandeling genomen en het bankrekeningnummer is dus gewijzigd. Vanaf die dag komen de maandelijkse betalingen van Greenchoice , die betaalde voor het geleverd krijgen van zonne- en windenergie van [naam 2] , niet meer terecht op de rekening van [naam 2] , maar op de rekening van Melius . In de periode van 10 februari 2021 tot en met 14 februari 2022 werd in twaalf betalingen een bedrag van in totaal € 1.387.474,17 van Greenchoice naar Melius overgemaakt.
De verdachte was in de periode van februari 2021 tot en met januari 2022 bestuurder van Melius . In die periode was medeverdachte [naam 1] – voormalig bestuurder van Melius – niet (meer) de wettelijk vertegenwoordiger van Melius , maar beheerde nog wel de zakelijke rekening van Melius , waarop de betalingen van Greenchoice zijn binnengekomen. De verdachte heeft volgens zijn eigen verklaring – in de hoedanigheid van bestuurder – [naam 1] opdracht gegeven facturen te voldoen met onder andere het binnengekomen geld van Greenchoice .
Uit deze vaststellingen volgt dat de verdachte wist van de betalingen van Greenchoice aan Melius . Uit zijn handelen volgt echter niet zonder meer dat hij wetenschap had dat het geld een criminele herkomst had, noch dat hij dat redelijkerwijs moest vermoeden. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat de verdachte direct betrokken was bij het wijzigen van het bankrekeningnummer bij Greenchoice . De verdachte heeft daarnaast al in een vroeg stadium een alternatief scenario geschetst.
De verdachte heeft verklaard dat Melius zaken heeft gedaan met bouwbedrijf PSA (hierna: PSA ), gevestigd in Oekraïne. Met deze onderneming is overeengekomen dat Melius algoritmes leverde en dat PSA daarvoor betaalde. Over die betalingen zijn specifieke afspraken gemaakt met [naam 3] , de contactpersoon van PSA en ook een goede kennis van de verdachte. Op verzoek van PSA vond de betaling plaats via een derde partij, namelijk Greenchoice . Ten behoeve van de betalingszekerheid is door Melius bedongen dat de leveringen van de algoritmes pas plaatsvonden nádat de betalingen waren ontvangen. Volgens de verdachte heeft hij zich hiermee voldoende kritisch opgesteld. De uiteindelijke levering van de algoritmes en het bepalen van de te betalen waarde verliepen, aldus verdachte, via de boekhouder.
Op grond van bovenstaande oordeelt de rechtbank dat de verdachte een alternatief scenario heeft geschetst dat geen weerlegging vindt in de bewijsmiddelen en daarmee meer mogelijkheden openlaat dan hetgeen is tenlastegelegd. Die mogelijkheden zijn verder ook niet onderzocht, bijvoorbeeld door het horen van [naam 3] , van de persoon die bij Greenchoice de bankrekening heeft aangepast en van de boekhouder die naar zeggen van verdachte de verkoop van algoritmes en de prijsbepaling feitelijk in handen had. Hoewel de werkwijze van de verdachte niet getuigt van een zorgvuldige manier van zaken doen, leidt dat op zich nog niet tot de conclusie dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat het geld een criminele herkomst had. Er is dan ook onvoldoende bewijs van verdachtes aanvaarding van een aanmerkelijke kans dat de betalingen een criminele herkomst hadden. Van opzet op witwassen is dan ook onvoldoende gebleken. Evenmin kan schuldwitwassen overtuigend worden bewezen.
Alles afwegend is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte wordt daarom wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen.

Vorderingen benadeelde partijen

Vorderingen
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
  • Greenchoice B.V. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.396.592,06 aan materiële schade en een proceskostenveroordeling; en
  • ING B.V. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.800,- aan materiële schade.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij Greenchoice B.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij ING B.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.M. de Ruiter-van der Vleuten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 maart 2025.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.