ECLI:NL:RBROT:2025:4189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/10/674032 / FA RK 24-1294
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en wijziging zorgregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2025, is een verzoek ingediend door de man om gezamenlijk gezag te verkrijgen over zijn minderjarige kind, geboren in 2014. De vrouw, die van rechtswege het gezag uitoefent, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en heeft geoordeeld dat het wettelijk uitgangspunt van gezamenlijk gezag moet worden gehandhaafd. De rechtbank heeft partijen aangespoord om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren in het belang van het kind.

Daarnaast heeft de rechtbank de zorgregeling gewijzigd. De man verzocht om uitbreiding van de zorgregeling, zodat de minderjarige om de week van vrijdag 20:00 uur tot zondag 19:00 uur bij hem verblijft. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, met inachtneming van de gewijzigde omstandigheden, en heeft bepaald dat de overdracht van de minderjarige voorlopig bij de grootouders zal plaatsvinden om escalaties tussen de ouders te voorkomen. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de vrouw verplicht is om de man te informeren over de ontwikkelingen van de minderjarige. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/674032 / FA RK 24-1294
Beschikking van 15 januari 2025 over het ouderlijk gezag en de zorgregeling dan wel omgangsregeling
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. C.S. Winter te Rotterdam,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. A.M.P.M. Adank te Utrecht.
Deze zaak gaat over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna: de minderjarige.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 16 februari 2024;
  • het gewijzigd verzoek van de man, ingekomen op 13 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige.
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3.
De vrouw oefent van rechtswege het ouderlijk gezag uit over de minderjarige. De man en de vrouw hebben het gezag nooit gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
Partijen hebben onderling een omgangsregeling afgesproken waarbij de minderjarige om de week van zaterdag 12:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de man verblijft, alsmede de helft van de vakanties. De vakanties worden in onderling overleg verdeeld.

3.De beoordeling

3.1.
Gezag
3.1.1.
De man verzoekt te bepalen dat hij gezamenlijk met de vrouw belast wordt met het gezag over de minderjarige.
3.1.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
Op grond van artikel 1:253c lid 1 BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Als de andere ouder met het gezamenlijk gezag niet instemt, wordt een dergelijk verzoek op grond van het tweede lid van genoemd wetsartikel slechts afgewezen als (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of (b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.1.4.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Zij moeten hiervoor belangrijke beslissingen over hun kinderen samen kunnen nemen of in ieder geval in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Het kind mag in beginsel niet klem of verloren raken tussen de ouders als de ouders dat niet kunnen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer met zich dat er geen gezamenlijk gezag kan worden toegekend.
3.1.5.
De rechtbank zal het verzoek van de man toewijzen. De rechtbank stelt voorop dat het wettelijk uitgangspunt gezamenlijk gezag is. Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van contra-indicaties op basis waarvan afgeweken zou moeten worden van dit wettelijk uitgangspunt. De stelling van de vrouw dat overleg tussen partijen nu al moeizaam verloopt en dat gezamenlijk gezag de strijd tussen partijen alleen maar aanwakkert, is daarvoor niet voldoende. Vaststaat dat partijen verschillende keren onenigheid hebben gehad met elkaar en dat zich problemen hebben voorgedaan tijdens de omgang. Dat betekent echter niet dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt door het belasten van beide ouders met het gezamenlijk gezag. Als ouders van de minderjarige is het juist de gezamenlijke plicht van partijen om het ouderlijk gezag op constructieve wijze uit te oefenen. Partijen moeten zich in het belang van de verdere ontwikkeling van hun zoon inspannen om de onderlinge verstandhouding te verbeteren. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, kunnen partijen eventueel het sociaal wijkteam benaderen als zij daarbij hulp nodig hebben.
3.2.
Zorgregeling
3.2.1.
Omdat de rechtbank het verzoek van de man om gezamenlijk gezag toewijst, zal de rechtbank in de verdere beschikking spreken over een zorgregeling in plaats van een omgangsregeling.
3.2.2.
De man verzoekt, na wijziging, te bepalen dat er een zorgregeling zal gelden waarbij de minderjarige om de week van vrijdag 18:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de man verblijft, waarbij de vrouw de minderjarige op vrijdag bij de man brengt en de man de minderjarige op zondag terugbrengt naar de vrouw. Daarnaast verzoekt de man een vakantie- en bijzondere dagenregeling vast te leggen, waarvoor de man een voorstel heeft gedaan.
3.2.3.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.2.4.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Reguliere regeling
3.2.5.
De man verzoekt de zorgregeling uit te breiden met de vrijdag. De man heeft onweersproken gesteld dat hij tot voor kort onregelmatige werktijden had en dat partijen daarom geen overeenstemming konden bereiken over de vrijdag. Inmiddels is de man op de vrijdagen die hij verzoekt niet aan het werk en kan de minderjarige bij hem verblijven. De rechtbank ziet hierin een wijziging van omstandigheden en zal het verzoek van de man dan ook inhoudelijk beoordelen.
3.2.6.
Momenteel wordt uitvoering gegeven aan de zorgregeling die partijen hebben afgesproken. Volgens de man verloopt de regeling goed. Hij is van mening dat de overdracht plaats zou moeten vinden bij partijen thuis, in plaats van bij de vader van de vrouw (hierna: opa). De man vindt dat partijen dat inmiddels moeten kunnen regelen. De vrouw stelt dat er vaak incidenten zijn geweest tussen partijen en volgens haar verloopt de regeling nog steeds niet soepel. Daarnaast heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het vanwege haar werk voor haar niet haalbaar is de minderjarige op vrijdag om 18:00 uur te brengen. Ook vindt zij het niet fijn als de overdracht bij haar thuis plaatsvindt, gezien de spanningen tussen partijen en tussen de man en de partner van de vrouw. De rechtbank is, met de raad, van oordeel dat het in belang van de minderjarige is dat hij langer bij de man kan zijn. De rechtbank zal de zorgregeling daarom uitbreiden met de vrijdag. Daarbij zal de rechtbank beslissen dat de zorgregeling ingaat om 20.00 uur. Op die manier heeft de vrouw na haar werk voldoende tijd om de minderjarige tijdig over te dragen aan de man.
3.2.7.
Partijen zijn het met elkaar eens dat er bij onderlinge ontmoetingen veel spanningen zijn. Het halen en brengen via opa verloopt momenteel goed en voorkomt escalaties tussen partijen en vooral tussen de man en de partner van de vrouw. Hoewel dit niet ideaal is voor partijen en de rechtbank het vooral betreurt voor de minderjarige, acht de rechtbank deze vorm van overdracht op dit moment wel het meest in het belang van de minderjarige. De rechtbank beslist daarom dat de overdracht vooralsnog zal blijven plaatsvinden bij opa. De rechtbank spreekt daarbij de hoop uit dat dat slechts van tijdelijke aard is en wijst partijen én hun nieuwe partners ook ten aanzien van de overdracht op hun gezamenlijke verantwoordelijkheid richting de minderjarige. Alleen zij kunnen een eind maken aan deze voor de minderjarige belastende situatie.
3.2.8.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de zorgregeling wijzigen in die zin dat de minderjarige een keer in de twee weken vanaf vrijdag 20:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de man zal zijn. De vrouw zal de minderjarige op vrijdag naar opa brengen, waar de man hem ophaalt. Op zondag zal de man de minderjarige naar opa brengen, waar de vrouw hem ophaalt.
Vakantie- en bijzondere dagen regeling
3.2.9.
De vrouw heeft geen bezwaar tegen het verzoek van de man met betrekking tot de vakanties en bijzondere dagen. De rechtbank beslist volgens het verzoek, omdat dit verzoek niet is weersproken en niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich tegen de verzochte regeling verzet.
3.3.
Informatie- en (voorwaardelijke) consultatieregeling
3.3.1.
De man verzoekt primair een informatieregeling vast te stellen waarbij de vrouw jegens de man, tot het moment waarop de minderjarige meerderjarig wordt, gehouden is de man te informeren en ten minste eenmaal per drie maanden aan de man informatie verstrekt. De man verzoekt voorwaardelijk, in geval van afwijzing van zijn verzoek om gezamenlijk gezag, daarnaast een consultatieregeling vast te leggen.
3.3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man zijn verzoek gespecificeerd in die zin dat hij graag geïnformeerd wil worden over school, gezondheid en sport van de minderjarige. De vrouw verweert zich niet tegen dit verzoek. Zij heeft er geen bezwaar tegen de man te informeren over de minderjarige.
3.3.3.
De rechtbank beslist volgens het verzoek, omdat dit verzoek niet is weersproken en niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich tegen de verzochte regeling verzet. Omdat de rechtbank het gezamenlijk gezag heeft toegewezen, wordt aan een beoordeling van het voorwaardelijke verzoek niet toegekomen. Dat verzoek zal worden afgewezen.
3.4.
Proceskosten
3.4.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt het ouderlijk gezag over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , in die zin dat de man en de vrouw dit gezag vanaf de datum van deze beschikking gezamenlijk uitoefenen;
4.2.
stelt vast dat de minderjarige in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
Reguliere regeling
- om de week van vrijdag 20:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de man zal zijn. De vrouw brengt de minderjarige op vrijdag naar opa en de man haalt hem daar op. De man brengt de minderjarige op zondag terug naar opa en de vrouw haalt hem daar weer op;
Vakanties- en bijzondere dagen
Vrouw
Man
Zomervakantie
In de oneven jaren verblijft de minderjarige de eerste drie weken van de vakantie bij de vrouw en in de even jaren verblijft de minderjarige de laatste drie weken van de vakantie bij de vrouw.
In de oneven jaren verblijft de minderjarige de laatste drie weken van de vakantie bij de man en in de even jaren verblijft de minderjarige de eerste drie weken van de vakantie bij de man.
Herfstvakantie
In de oneven jaren verblijft de minderjarige de herfstvakantie bij de vrouw.
In de even jaren verblijft de minderjarige in de herfstvakantie bij de man.
Kerstvakantie
In de oneven jaren verblijft de minderjarige de eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw en viert de minderjarige eerste kerstdag bij de vrouw. In de even jaren verblijft de minderjarige de tweede week van de vakantie bij de vrouw en viert hij tweede kerstdag en oud en nieuw bij de vrouw.
In de oneven jaren verblijft de minderjarige de tweede week van de kerstvakantie bij de man en viert hij tweede kerstdag en oud en nieuw bij de man. In de even jaren verblijft de minderjarige de eerste week van de vakantie bij de man en viert hij eerste kerstdag bij de man.
Voorjaarsvakantie
In de even jaren verblijft de minderjarige de voorjaarvakantie bij de vrouw.
In de oneven jaren verblijft de minderjarige de voorjaarvakantie bij de man.
Meivakantie
In de oneven jaren verblijft de minderjarige de eerste week in de meivakantie bij de vrouw. In de even jaren verblijft de minderjarige de tweede week van de meivakantie bij de vrouw.
In de oneven jaren verblijft de minderjarige de tweede week van de meivakantie bij de man. In de even jaren verblijft de minderjarige de eerste week van de meivakantie bij de man.
Algemeen
Eventuele extra vakanties zullen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld.
Eventuele extra vakanties zullen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld.
Feestdagen
Pasen
De minderjarige verblijft bij de vrouw
Hemelvaartsdag
Volgens de reguliere regeling
Pinksteren
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
Eventuele overige vrije dagen
In onderling overleg
Bijzondere dagen
Moederdag
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
Vaderdag
De minderjarige verblijft bij de man.
Verjaardag van de minderjarige
In de oneven jaren verblijft de minderjarige de dag van zijn verjaardag bij de vrouw.
In de even jaren verblijft de minderjarige de dag van zijn verjaardag bij de man.
Verjaardagen ouders
In overleg
In overleg
4.3.
bepaalt dat de vrouw de man zal informeren en daartoe ten minste eenmaal per drie maanden aan de man informatie verstrekt omtrent de ontwikkelingen van de minderjarige op het gebied van school, gezondheid en sport;
4.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
bepaalt dat van de onder 4.1. genomen beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.6.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van Egmond, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van H.J. de Wit, griffier, op 15 januari 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.