Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 oktober 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de repliek, met één bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor het betalen van een tarief voor een verloren parkeerkaart en een schadevergoeding. Q-Park stelt dat [gedaagde] op 19 april 2024 met haar auto gebruik heeft gemaakt van de parkeerfaciliteit van Q-Park en deze heeft verlaten zonder te betalen, door 'treintje te rijden'. [gedaagde] erkent kentekenhouder te zijn, maar betwist dat zij de bestuurder was op de betreffende dag, en stelt dat haar ex-partner, [persoon A], de auto heeft bestuurd. De kantonrechter heeft de eis van Q-Park afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat er een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen. Q-Park had de bewijslast om aan te tonen dat [gedaagde] als bestuurder de overeenkomst had gesloten, maar heeft dit niet kunnen bewijzen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] het vermoeden dat zij de bestuurder was voldoende heeft weerlegd door bewijs van [persoon A] te overleggen. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat Q-Park ook niet heeft aangetoond dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. De vordering van Q-Park wordt afgewezen, en Q-Park wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan [gedaagde].