ECLI:NL:RBROT:2025:4143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
11313316 CV EXPL 24-23726
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens aanhoudende geluidsoverlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woonstad heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege aanhoudende geluidsoverlast die door [gedaagde] werd veroorzaakt. Ondanks herhaalde waarschuwingen en afspraken om het overlastgevende gedrag aan te passen, heeft [gedaagde] geen verbetering laten zien. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat [gedaagde] in de toekomst zijn gedrag zal verbeteren, wat heeft geleid tot de beslissing om de huurovereenkomst te ontbinden.

Daarnaast was er sprake van een huurachterstand van € 2.388,82 tot en met maart 2025, die ook door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld om deze achterstand te betalen, evenals een gebruiksvergoeding van € 821,48 per maand vanaf 1 april 2025 tot de dag van ontruiming. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [gedaagde] gesteld, die in totaal op € 1.018,72 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11313316 CV EXPL 24-23726
datum uitspraak: 4 april 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam, m.h.o.d.n. Stadswonen Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters van Lennep,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.A. Chedie.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 september 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brieven van Woonstad van 6 en 7 maart 2025, met bijlagen;
  • de mail van [gedaagde] van 13 maart 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 17 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [naam 1] en [naam 2] namens Woonstad met haar gemachtigde en [gedaagde] met zijn gemachtigde.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Woonstad verhuurt sinds 31 mei 2022 de woning aan [adres] (hierna: de woning) aan [gedaagde]. Volgens Woonstad veroorzaakt hij al lange tijd ernstige geluidsoverlast. Zij wil daarom dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat hij de woning verlaat. Daarnaast is sprake van een huurachterstand van € 2.388,82 tot en met maart 2025. Woonstad eist betaling daarvan met wettelijke rente. [gedaagde] is het niet eens met de geëiste ontbinding en ontruiming. De eis van Woonstad wordt echter toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Overlast
2.2.
Uit de processtukken en de toelichting op zitting, onder andere door de wijkagent die aanwezig was, is duidelijk naar voren gekomen dat ieder geval sinds november 2023 met grote regelmaat ernstige geluidsoverlast is en wordt veroorzaakt door [gedaagde] en personen die bij hem op bezoek zijn en dat dat ondanks verschillende afspraken die Woonstad met hem heeft gemaakt niet is verminderd. Ook het feit dat hij meerdere keren boetes vanwege de overlast opgelegd heeft gekregen en dat de politie driemaal apparatuur bij hem in beslag heeft genomen, heeft niet geleid tot een gedragsverandering. Hiermee geconfronteerd op zitting, lijkt [gedaagde] het probleem eerder buiten zijn eigen gedrag te zoeken en moeite te hebben rekening te houden met anderen. Hij wekte in ieder geval niet de indruk dat hij de ernst van de situatie inziet. Een en ander levert sterke aanwijzingen op dat hij ook in de toekomst niet in staat of bereid is om zijn gedrag aan te passen.
2.3.
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen, wordt geoordeeld dat [gedaagde] structureel onaanvaardbare geluidoverlast heeft veroorzaakt, dat hij dat, gelet op de laatste melding van 2 maart 2025, nog steeds doet en dat zijn houding en gedrag geen aanleiding geeft om te denken dat dat in de toekomst anders zal worden. Hierdoor is sprake van een zodanig ernstig tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen om zich als een goed huurder te gedragen dat het de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Van Woonstad kan niet worden gevergd dat zij deze langer voortzet. Die vordering wordt dan ook toegewezen.
Huurachterstand
2.4.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 2.388,82 aan Woonstad te betalen. Partijen zijn het er namelijk over eens dat dit de huurachterstand tot en met maart 2025 is.
Ontruiming en gebruiksvergoeding
2.5.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Vanaf 1 april 2025 tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] de gebruiksvergoeding van € 821,48 per maand (blijven) betalen (artikel 7:225 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
Rente
2.6.
De wettelijke rente wordt toegewezen, omdat Woonstad genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. De gevorderde rente zal worden toegewezen over het openstaande saldo van de huurtermijnen vanaf de vervaldata daarvan tot de dag dat volledig is betaald, omdat [gedaagde] de huurtermijnen niet op tijd heeft betaald en dus in verzuim is geraakt.
Ambtshalve toetsing
2.7.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog oneerlijke bepalingen zijn in de huurvoorwaarden, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst. Ook is onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat [gedaagde] onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen. Dat is niet het geval.
Proceskosten
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonstad moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 372,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.018,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonstad dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonstad te betalen € 2.388,82 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag te berekenen vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 april 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonstad te betalen € 821,48 per maand met de verhoging die is toegestaan en met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 821,48 te berekenen vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot de dag dat volledig is betaald indien [gedaagde] de huurtermijnen niet op tijd betaald;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 1.018,72 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
53954