ECLI:NL:RBROT:2025:410

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
11150195 CV EXPL 24-14654
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van een afspraak over de verdeling van een kapitaalverzekering en bewijslevering

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 10 januari 2025, heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een kapitaalverzekering. [eiser] vorderde een bedrag van € 3.860,- van [gedaagde], gebaseerd op de stelling dat er een afspraak was gemaakt dat [gedaagde] de helft van de uitgekeerde waarde van de kapitaalverzekering aan hem zou betalen. [gedaagde] heeft deze afspraak echter betwist.

In een tussenvonnis van 1 november 2024 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de afspraak, waar [eiser] zijn eis op baseert, vooralsnog niet vaststaat. De bewijslast lag bij [eiser], die in de gelegenheid was gesteld om bewijs te leveren, maar hij heeft geen reactie gegeven op het tussenvonnis en geen bewijs geleverd. Dit leidde tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat er een afspraak was tussen de partijen over de betaling van de helft van de waarde van de kapitaalverzekering.

Aangezien [eiser] niet in staat is gebleken om het bestaan van de afspraak te bewijzen, heeft de kantonrechter de eisen van [eiser] afgewezen. Tevens is [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] zijn begroot op € 50,-. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar bekendgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11150195 CV EXPL 24-14654
datum uitspraak: 10 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats 1],
eiser,
die tot 19 september 2024 is bijgestaan door mr. M. Leung en daarna zelf procedeert,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het tussenvonnis van 1 november 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
[eiser] heeft, hoewel hij daartoe op de juiste wijze in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd op het tussenvonnis en heeft ook geen uitstel gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Centraal staat de vraag of [gedaagde] een bedrag van € 3.860,- met rente en buitengerechtelijke kosten aan [eiser] moet betalen. Volgens [eiser] moet [gedaagde] dat bedrag betalen omdat zij hebben afgesproken dat [gedaagde] de helft van de uitgekeerde waarde van de door [gedaagde] afgesloten kapitaalverzekering aan [eiser] zou betalen. [gedaagde] heeft het bestaan van die afspraak betwist.
2.2.
In het tussenvonnis van 1 november 2024 is geoordeeld dat de afspraak, waar [eiser] zijn eis op baseert, vooralsnog niet vast staat en dat de bewijslast van het bestaan van die afspraak op [eiser] rust. De kantonrechter heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren.
[eiser] heeft geen bewijs geleverd
2.3.
[eiser] heeft niet meer op het tussenvonnis gereageerd. Dat betekent dat hij geen bewijs heeft geleverd van het bestaan van de door hem gestelde afspraak. Dat leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [eiser] en [gedaagde] met elkaar hebben afgesproken dat [gedaagde] de helft van de uitgekeerde waarde van de kapitaalverzekering aan [eiser] zou betalen.
De eisen van [eiser] worden afgewezen
2.4.
Omdat de afspraak, waarop [eiser] zijn eis baseert, niet is komen vast te staan, bestaat er geen aanleiding [gedaagde] te veroordelen een bedrag van € 3.860,- te betalen. Daarom wordt die eis van [eiser] afgewezen. Dat geldt ook voor de daaraan gekoppelde eis van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen om rente en buitengerechtelijke kosten te betalen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Doelahkasa aan [gedaagde] moet betalen op € 50,- aan onkosten (artikel 238 lid 1 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 50,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
44487