ECLI:NL:RBROT:2025:4096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
C/10/598942 / HA ZA 20-608
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake schadeberekening na ongeval van apothekersassistente

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een eiseres, een apothekersassistente, en de naamloze vennootschap Allianz Benelux N.V. De eiseres heeft een schadeclaim ingediend na een ongeval dat plaatsvond op 9 juni 2015. De rechtbank heeft in dit vonnis uitgangspunten geformuleerd voor de schadeberekening, waarbij de rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige als basis dienen. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de eiseres ongeschikt is voor haar functie als apothekersassistente, maar heeft ook mogelijkheden voor haar als tolk geschetst. De rechtbank heeft de conclusie van de arbeidsdeskundige overgenomen dat de functie van tolk passend is voor de eiseres, ondanks haar bezwaren. De rechtbank heeft ook de behoefte aan huishoudelijke hulp en het verlies aan zelfwerkzaamheid vastgesteld. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere procedurele stappen, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over de te benoemen rekenkundige en de relevante uitgangspunten voor de schadeberekening. De rechtbank heeft partijen aangemoedigd om te overwegen om tot een onderlinge overeenkomst te komen om verdere kosten en tijd te besparen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/598942 / HA ZA 20-608
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat: mr. J.F. Roth te Amersfoort,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
statutair gevestigd te Brussel (België) en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. N.C. Haase te Utrecht.
Partijen worden hierna [eiseres] en Allianz genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 december 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het deskundigenbericht van 15 augustus 2024;
  • de conclusie na deskundigenbericht van Allianz;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 6 december 2023 heeft de rechtbank de arbeidsdeskundige [naam 1] opdracht gegeven onderzoek te doen naar de arbeidskundige mogelijkheden van [eiseres]. Daarnaast is de arbeidsdeskundige gevraagd een inschatting te geven van de behoefte aan huishoudelijke hulp en het verlies aan zelfwerkzaamheid.
2.2.
Het uitgangspunt voor het arbeidsdeskundig onderzoek was het verzekeringsgeneeskundig rapport van 7 november 2022 van [naam 2]. De arbeidsdeskundige heeft op 15 augustus 2024 zijn definitieve rapport uitgebracht. In dit rapport heeft hij ook een reactie gegeven op de opmerkingen en vragen van partijen naar aanleiding van zijn conceptrapport.
2.3.
Als volgende stap in deze procedure ligt in de rede dat een rekenkundige wordt benoemd die een schadeberekening maakt. In dit vonnis zal de rechtbank uitgangspunten formuleren voor die berekening. De rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zijn daarbij het uitgangspunt.
Verlies aan verdienvermogen
2.4.
De omvang van het verlies aan verdienvermogen wordt begroot door een vergelijking te maken tussen het inkomen van [eiseres] in de feitelijke situatie met ongeval en het inkomen dat zij in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verworven.
De situatie met ongeval
2.5.
Ten tijde van het ongeval was [eiseres] apothekersassistente. Zij had een vast dienstverband en werkte fulltime. De arbeidsdeskundige concludeert op basis van zijn onderzoek dat [eiseres] ongeschikt is voor de functie van apothekersassistente. Eventuele aanpassing van de werkzaamheden zou dat volgens de arbeidsdeskundige niet veranderen. Partijen stellen deze conclusie niet ter discussie. Deze conclusie wordt dan ook door de rechtbank overgenomen.
2.6.
Als alternatief noemt de arbeidsdeskundige de mogelijkheid om als tolk te gaan werken. Hij schrijft dat het dan kan gaan om het vertalen van Perzisch/Farsi naar Engels en/of naar Nederlands en hij schat in dat de scholing tot erkenning als tolk langer dan een half jaar zal duren. Over dit inzicht van de deskundige verschillen partijen wél van mening.
2.7.
[eiseres] stelt zich primair op het standpunt dat bij de berekening van het verlies aan verdienvermogen geen rekening moet worden gehouden met inkomen als tolk. Zij voert daartoe aan dat een tolk vaak wordt ingeschakeld bij ingrijpende, vertrouwelijke en emotioneel beladen zaken met een grote eindverantwoordelijkheid, hetgeen niet passend is voor [eiseres]. Ook voert zij hiertoe aan dat zij als tolk niet méér kan verdienen dan de IVA-uitkering die zij momenteel ontvangt, zodat het werken als tolk geen schadebeperking oplevert. Subsidiair – in het geval de werkzaamheden als tolk wel passend en schadebeperkend worden beschouwd – stelt [eiseres] zich op het standpunt dat pas rekening moet worden gehouden met het inkomen als tolk met ingang van een jaar nadat het rapport van de arbeidsdeskundige is ontvangen. Dit zou de datum 22 augustus 2025 betreffen. Zij voert aan dat haar niet kan worden verweten dat zij niet eerder werk heeft gezocht als tolk en dat zij bovendien een opleiding moet volgen waarvoor het redelijk is om een termijn van een jaar aan te houden.
2.8.
Allianz stelt zich primair op het standpunt dat er, ook als [eiseres] niet daadwerkelijk als tolk gaat werken, rekening moet worden gehouden met de inkomsten die zij als tolk had kunnen verdienen. Allianz wijst erop dat de arbeidsdeskundige de functie van tolk passend acht. Allianz stelt zich subsidiair op het standpunt dat [eiseres] de op haar rustende schadebeperkingsplicht schaadt als zij niet de opleiding tot tolk gaat volgen en daarna als tolk gaat werken.
2.9.
De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundige simultaan tolken mentaal te belastend acht voor [eiseres] en ook het tolken bij de politie of de IND vanwege de heftige situaties voor [eiseres] niet passend acht. Desalniettemin ziet hij voldoende mogelijkheden voor haar om in andere situaties als tolk te functioneren. Anders dan [eiseres] in haar conclusie na deskundigenbericht aanvoert, heeft de deskundige naar het oordeel van de rechtbank deze mogelijkheden voldoende toegelicht. Zo heeft hij drie vormen van tolken (gesprekstolken,
a vuetolken en consecutief tolken) genoemd waarbij de mentale belasting een stuk minder is dan bij simultaan tolken. Daarnaast heeft hij diverse werkomgevingen genoemd waarbij werkzaamheden juist vanwege de vereiste zorgvuldigheid in een normaal tempo (en dus zonder continu hoge werkdruk) moeten worden verricht. Ten slotte wijst hij erop dat het om tolken in de moedertaal van [eiseres] naar het Nederlands en/of Engels gaat, waardoor het talen betreft waarin [eiseres] bekwaam en vertrouwd is. Zijn inschatting is expliciet dat de belastbaarheid van [eiseres] als tolk niet wordt overschreden in de genoemde voorbeelden van werksituaties.
2.10.
Deze inschatting maakt de arbeidsdeskundige niet lichtzinnig. Van belang is dat hij zijn inschatting baseert op onderzoek naar de (passende) arbeidsmogelijkheden van [eiseres]. Bedacht moet worden dat hij expertise heeft op dit gebied, een gesprek heeft gevoerd met [eiseres] en het rapport van de verzekeringsarts als uitgangspunt neemt. Aan het feit dat [eiseres] in haar conclusie na deskundigenbericht een andere inschatting lijkt te maken gaat de rechtbank dan ook voorbij. Daarnaast kan geen belang worden gehecht aan haar naar zijn aard algemene standpunt dat zij als 55-jarige werkzoekende een kleine(re) kans heeft op een baan omdat de arbeidsmarkt niet zit te wachten op oudere werknemers, zonder dat zij zelf een concrete poging heeft ondernomen (en desondanks is afgewezen). Ten slotte heeft Allianz met juistheid opgemerkt dat de omstandigheid dat de vereiste scholing voor een functie langer dan een half jaar duurt niet betekent dat die functie niet passend is. Dit van het UWV afkomstige criterium voor gangbare arbeid heeft geen (doorslaggevende) betekenis voor de vraag of arbeid in de onderhavige zaak als passend kan worden beschouwd. De rechtbank neemt de conclusie van de arbeidsdeskundige dan ook over dat de functie van tolk passend moet worden geacht voor [eiseres].
2.11.
Ook het argument van [eiseres] dat zij als tolk minder zou verdienen dan haar uitkering, waardoor het niet werken als tolk niet in strijd zou zijn met haar schadebeperkingsplicht, kan haar niet baten. [eiseres] verwijst in dit kader naar de website van de Nationale Beroepengids, waarop zou staan dat het inkomen van een tolk € 1.750,00 tot maximaal € 2.750,00 bruto per maand voor een ervaren tolk bedraagt, terwijl haar uitkering € 3.248,36 bruto per maand bedraagt. Raadpleging van de door [eiseres] genoemde website leert echter dat de genoemde bedragen in de tussentijd zijn verhoogd. Op de op 26 november 2024 bijgewerkte website staat immers vermeld dat het gemiddelde salaris van een tolk in Nederland ligt tussen de € 2.500,00 en € 3.700,00 per maand, en dat een senior tolk tot € 4.000,00 kan verdienen. Op basis hiervan is dus allerminst uitgesloten dat [eiseres] als tolk meer kan verdienen dan zij thans aan uitkering ontvangt. Zodoende is de rechtbank van oordeel dat voor de situatie met ongeval rekening moet worden gehouden met een inkomen als tolk tot aan de pensioengerechtigde leeftijd.
2.12.
[eiseres] stelt zich echter terecht op het (subsidiaire) standpunt dat dit niet met terugwerkende kracht dient te worden gedaan. De rechtbank overweegt in dit kader dat het volgen van een opleiding vereist is om als tolk aan de slag te kunnen gaan. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] eerder geadviseerd is om een dergelijke opleiding te volgen (of zelfs maar op deze mogelijkheid geattendeerd is) voordat de arbeidsdeskundige deze mogelijkheid opperde. Bovendien is [eiseres] door het UWV volledig en blijvend arbeidsongeschikt bevonden, hetgeen mogelijk een prikkel om zich actief op de arbeidsmarkt te begeven heeft weggenomen. Het kan [eiseres] onder die omstandigheden niet worden tegengeworpen dat zij niet eerder aan de opleiding tot tolk is begonnen dan na ontvangst van het rapport van de arbeidsdeskundige waarin hij concludeerde dat de functie van tolk passend is voor haar. Gezien de inschatting van de arbeidsdeskundige dat de opleiding langer dan een half jaar zal duren acht de rechtbank het redelijk om voor het behalen van de opleiding een termijn van een jaar na de ontvangst van het rapport te hanteren (te weten 22 augustus 2025).
2.13.
Het bovenstaande leidt, samengevat, tot de volgende concrete uitgangspunten voor de situatie met ongeval:
  • vanaf 9 juni 2015 (datum ongeval) tot 22 augustus 2025: feitelijke inkomsten (uitkering);
  • vanaf 22 augustus 2025 tot de pensioenleeftijd: inkomsten als tolk.
De situatie zonder ongeval
2.14.
De arbeidsdeskundige schrijft in zijn rapport dat hij het waarschijnlijk acht dat [eiseres] zonder ongeval de opleiding tot farmaceutisch consulent, waar zij ten tijde van het ongeval mee bezig was, met succes en binnen de normale tijd (medio 2016) zou hebben kunnen afronden. Ook acht hij het waarschijnlijk dat [eiseres] bij haar toenmalige werkgever als farmaceutisch consulent had kunnen gaan werken vanaf januari 2017. Concreet leidt dat volgens de arbeidsdeskundige tot de volgende inschattingen ten aanzien van het hypothetische salaris dat [eiseres] als farmaceutisch consulent zou hebben verdiend:
Ongeval tot en met december 2016 schaal 6, trede 9 [rb: € 2.671,23]
2017 schaal 8, trede 6 € 2.958,15
2018 schaal 8, trede 7 € 3.070,86
2019 schaal 8, trede 8 € 3.251,62 (per 1 april 2019)
2020 schaal 8, trede 9 € 3.375,52
2021 schaal 8, trede 9 € 3.375,52
2022 schaal 8, trede 9 € 3.451,47 (per 1 januari 2022)
2022 schaal 8, trede 9 € 3.608,51 (per 1 juli 2022)
2023 schaal 8, trede 9 € 3.698,72 (per 1 juli 2023)
Uitgaande van de functie farmaceutisch consulent kan voor de jaren na 2023 uitgegaan worden van een nader overeen te komen percentage inflatiecorrectie.
Of en zo ja wanneer betrokkene met haar diploma farmaceutisch consulent in een andere functie, buiten de apotheek zou zijn gaan werken is niet te zeggen. Concrete aanwijzingen ontbreken.
2.15.
Partijen hebben ten aanzien van het bovenstaande geen afwijkende standpunten ingenomen in hun conclusies na deskundigenbericht. De rechtbank neemt de voornoemde uitgangspunten voor de berekening van het verdienvermogen in de hypothetische situatie zonder ongeval dan ook over uit het rapport.
Behoefte aan huishoudelijke hulp
2.16.
De arbeidsdeskundige concludeert dat de actuele behoefte aan huishoudelijke hulp 3,2 uur per week is en dat die behoefte 1,1 uur per week wordt als [eiseres] alleenstaand is. Partijen hebben deze conclusie niet ter discussie gesteld. Deze conclusie neemt de rechtbank dan ook over als uitgangspunt voor de door een rekenkundige te maken kwantificering van deze schadepost. Daarnaast noemt de arbeidsdeskundige diverse hulpmiddelen ter voorkoming van overschrijding van de belastbaarheid van [eiseres] bij het uitvoeren van huishoudelijke taken en de bijbehorende aanschafkosten. Dit betreft een elektrische potopener (€ 35,00) en een emmer met wringer (€ 110,00). Ook deze kosten dienen in de schadeberekening te worden meegenomen. Hetzelfde geldt voor de kosten van het laten bezorgen van grote/zware boodschappen.
Verlies aan zelfwerkzaamheid
2.17.
De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de schadevergoeding wegens verlies aan zelfwerkzaamheid € 245,00 per jaar bedraagt. Deze vaststelling en de (uitgangspunten voor de) berekening die hieraan ten grondslag ligt zijn niet ter discussie gesteld door partijen. Het bedrag van € 245,00 per jaar dient dus als uitgangspunt te worden genomen voor een door een rekenkundige toe te passen kapitalisatie. Voor de looptijd van de toekomstige schade gaat de arbeidsdeskundige uit van een eindleeftijd van 70 jaar, welke aanname als onbetwist door partijen eveneens als uitgangspunt wordt overgenomen.
De verdere procedure
2.18.
Als gezegd ligt het in de rede om een rekenkundige te benoemen die de schade van het verlies aan verdienvermogen, de behoefte aan huishoudelijke hulp en het verlies aan zelfwerkzaamheid van [eiseres] kwantificeert. De rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige en de in dit vonnis geformuleerde uitgangspunten vormen de kaders waarbinnen een te benoemen rekenkundige een berekening kan maken. Deze uitgangspunten hebben echter geen limitatief karakter en vormen dan ook geen uitputtend beeld van de te vergelijken scenario’s; er is nog een aantal andere variabelen denkbaar waarin uiteenlopende uitgangspunten kunnen worden gehanteerd. Hierbij valt onder meer te denken aan vragen als:
  • van welke concrete salarisbedragen voor de functie van tolk dient te worden uitgegaan (na welke periode is het redelijk om van het salaris van een ervaren tolk uit te gaan)?
  • welke pensioenleeftijd moet worden gehanteerd?
  • over welke periode dient de behoefte aan huishoudelijke hulp te worden berekend en wanneer zal de gezinssamenstelling van [eiseres] naar verwachting wijzigen naar alleenstaand?
  • welke rekenrente moet worden gehanteerd?
2.19.
De zaak zal naar de rol worden verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de bij een rekenkundig onderzoek in acht te nemen uitgangspunten die in dit vonnis niet inhoudelijk aan de orde zijn gekomen en die partijen toch relevant achten voor de rekenkundige. Bij die akte kunnen partijen zich eveneens uitlaten over de door de rekenkundige te beantwoorden vragen. Desgewenst kunnen partijen zich bij die akte ook uitlaten over de naam van de te benoemen rekenkundige. Het heeft uiteraard de voorkeur dat partijen in onderling overleg tot de te benoemen rekenkundige en de aan deze te stellen vragen komen.
2.20.
Tot slot wil de rechtbank partijen uitdrukkelijk in overweging geven om te bezien of zij er wellicht, mede aan de hand van de overwegingen in dit vonnis, niet beter aan zouden doen in deze fase van de procedure (opnieuw) een poging te ondernemen om buiten rechte tot onderlinge overeenstemming te komen. Met het doorvoeren van de procedure en het inschakelen van een rekenkundige zijn ook weer (aanzienlijke) kosten en tijd gemoeid. Het zou vermoedelijk in het belang van partijen zijn om op korte(re) termijn zelf tot een vergelijk te komen op basis van de handvatten die de procedure tot nu toe heeft opgeleverd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
stelt partijen in de gelegenheid om zich – met inachtneming van hetgeen de rechtbank in dit vonnis heeft overwogen – uit te laten over de punten zoals genoemd in rechtsoverweging 2.19;
3.2.
verwijst de zaak daarvoor naar de rol van 9 april 2025 voor het nemen van een akte door [eiseres], waarna Allianz een antwoordakte mag nemen;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.
3533 / 2537