Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 april 2025 in de zaak tussen
[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster
de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester
[derde-partij] uit [plaatsnaam],de verhuurder.
Rechtbank Rotterdam
Op 2 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een bewoner van een woning in Rotterdam, een voorlopige voorziening vroeg tegen de sluiting van haar woning. De sluiting was opgelegd door de burgemeester van Rotterdam na een explosie op 4 maart 2025, die de woning ernstig had beschadigd. De burgemeester achtte de sluiting noodzakelijk om de openbare orde te herstellen, gezien de antecedenten van verzoeksters zoon, die betrokken was bij eerdere incidenten met de politie. Verzoekster was het niet eens met de sluiting en vroeg de voorzieningenrechter om haar woning weer open te stellen. Tijdens de zitting op 31 maart 2025 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigden aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat verzoekster pas na haar vakantie op 19 maart 2025 bezwaar had gemaakt tegen de sluiting. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van de burgemeester niet evident onrechtmatig was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.