ECLI:NL:RBROT:2025:4068

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
10.220055.23 / 99.000255.37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van gewapende overvallen op juweliers in Rotterdam met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van twee gewapende overvallen op juweliers in Rotterdam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en heeft zijn voorwaardelijke invrijheidstelling van 1492 dagen herroepen. De overvallen vonden plaats op 15 juli 2023 en 31 augustus 2023, waarbij slachtoffers onder schot werden gehouden en mishandeld. Bij de eerste overval werden twee vrouwen en een tienjarig meisje bedreigd, terwijl bij de tweede overval een man en vrouw werden vastgebonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor bepaalde bedreigingen. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer 10.220055.23
VI-nummer 99.000255.37
Datum uitspraak 28 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1967,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam PI] ,
raadsvrouw mr. D.J. Troost, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 4 oktober 2024 en 14 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 1492 dagen, in de zaak met VI-nummer 99.000255.37.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 en 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte bekent de beide overvallen te hebben gepleegd, maar er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de hem bij feit 1 ten laste gelegde verbale bedreigingen. Deze bedreigingen zijn niet te horen op de audio van de camerabeelden en steunen maar op één verklaring. Daarnaast is er onduidelijkheid over het geldbedrag dat is meegenomen. De verdediging verzoekt daarom ‘een bedrag’ bewezen te verklaren. De verdachte heeft verklaard dat het wapen een alarmpistool was en geen echt wapen betrof. De verdediging verzoekt daarom bij feit 1 en 2 ‘een op een vuurwapen gelijkend voorwerp’ bewezen te verklaren.
4.2.2.
Beoordeling
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 15 juli 2023 juwelier [naam juwelier 1] in Rotterdam door twee mannen is overvallen, waarbij ongeveer € 16.000,00 aan contant geld en diverse sieraden zijn weggenomen. Op de dag van deze overval waren de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , samen met haar tienjarige dochter [slachtoffer 3] , aanwezig in de juwelierszaak. Omdat het wapen dat bij de overval is gebruikt niet kon worden getraceerd, acht de rechtbank bewezen de verdachte hen daarbij heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte tijdens de overval tegen haar heeft gezegd dat hij haar zou doodmaken als ze nog één keer zou schreeuwen. De aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte zei dat hij hen zou doodknallen en dat zij de kluis open moest doen. Hoewel de woordelijke bedreigingen in de tenlastelegging elk afzonderlijk alleen steunen op de verklaring van één van de aangeefsters, is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Volgens vaste jurisprudentie hoeft immers niet ieder bestanddeel van de tenlastelegging door twee (of meer) bewijsmiddelen te worden onderbouwd. Bovendien acht de rechtbank de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar, nu zij hierover onafhankelijk van elkaar kort na het incident over hebben verklaard en het bovendien past in de setting van een overval waarbij de verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gebruikt door deze op aangeefsters te richten.
Vaststaat dat bij de overval cash geld is meegenomen, Op basis van het door overgelegde kasboek volgt dat ongeveer 16.000 euro is weggenomen, gelet daarop acht de rechtbank dat bedrag wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met een mededader op 31 augustus 2023 een tweede gewapende overval heeft gepleegd op juwelier [naam juwelier 2] in Rotterdam. Bij deze overval waren de eigenaren [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in de juwelierszaak aanwezig en zijn hun handen en voeten door de overvallers met tie wraps vastgebonden. Volgens de verdachte bedreigde hij de aangevers met hetzelfde wapen als bij de eerdere overval werd gebruikt, zodat de rechtbank ook voor dit feit bewezen acht dat ‘een op een vuurwapen gelijkend voorwerp’ is gebruikt. Bij de overval werd een grote hoeveelheid sieraden weggenomen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee gewapende overvallen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 15 juli 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een (grote) hoeveelheid sieraden, een geldbedrag (van ongeveer €
16.000,-), een telefoon en een alarmknop, die aan juwelier [naam juwelier 1] , gevestigd aan de [adres 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en de mond van die [slachtoffer 1] af te dekken en/ die [slachtoffer 1] te duwen en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Als je nog een keer schreeuwt, maak ik je dood", en vervolgens een schietgebaar met zijn, verdachtes, hand te maken en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Als je de kluis niet openmaakt, knal ik je dood", en
- die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan en
- met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de telefoon van die [slachtoffer 2] kapot te slaan;
2
hij op 31 augustus 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, een (grote) hoeveelheid sieraden, die aan juwelier [naam juwelier 2] , gevestigd aan de [adres 2] en/of [slachtoffer 4] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 4] en
- de handen en/of voeten van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] vast te binden met tie wraps.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 en 2
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op twee juwelierszaken. Bij de eerste overval waren de eigenares, haar zus en de 10-jarige dochter van de eigenares aanwezig. waren de eigenares, haar zus en de 10-jarige dochter van de eigenares aanwezig. Zij hebben op indringende wijze via hun spreekrecht ter zitting verwoord wat de impact van de overval op hen was en nog steeds is. Ten tijde van de overval hebben zij allemaal doodsangsten uitgestaan, terwijl zij moesten toezien hoe de juwelierszaak werd leeggeroofd. Het lukt hen niet goed de draad van hun leven weer op te pakken. Het minderjarige slachtoffer geeft aan dat zij niet wil dat haar moeder nog werkt, omdat zij bang is dat haar iets zal overkomen.
Ook bij de tweede overval heeft de verdachte groot leed veroorzaakt. Ook deze slachtoffers hebben ter zitting toegelicht welke enorme gevolgen de overval voor hen heeft. Het slachtoffer [slachtoffer 5] heeft EMDR-therapie gevolgd om deze traumatische ervaring te verwerken en heeft steun gezocht bij de slachtoffers van de eerste overval. Het slachtoffer [slachtoffer 4] heeft verwoord hoe hij met jarenlang hard werken een goedlopende juwelierszaak heeft weten op te bouwen en hoe dit door de overval van het ene op het andere moment teniet is gedaan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld en meermalen ook langere gevangenisstraffen heeft uitgezeten voor soortgelijke strafbare feiten. Dit werkt in strafverzwarende zin mee.
7.2.2.
Rapport psycholoog
Psycholoog [persoon A] heeft op 26 mei 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een paniekstoornis; hij functioneert intellectueel op een zwakbegaafd niveau. Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten is er sprake van een financieel motief en heeft hij vanuit eigen gewin gehandeld. Hoewel aannemelijk is dat de persoonlijkheidsproblematiek en beperkte cognitieve capaciteiten hierbij enigszins een rol hebben gespeeld, ziet de rapporteur hierin geen aanleiding voor een advies tot een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. Er was geen sprake van impulsief gedrag of een vertroebelde waarneming waardoor zijn keuze- en gedragsmogelijkheden werden ingeperkt. Omdat de stoornissen en zwakbegaafdheid niet hebben doorgewerkt in de bewezenverklaarde feiten, kan vanuit deze problematiek geen uitspraak worden gedaan over het risico op herhaling. Om die reden is er ook geen indicatie voor een behandeling in een strafrechtelijk kader.
De rechtbank acht de bevindingen van de psycholoog toereikend gemotiveerd en neemt deze conclusies over. De bewezen feiten kunnen de verdachte volledig worden toegerekend.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, ook tegen de achtergrond van het omvangrijke strafblad van de verdachte, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake is van een (beperkte) overschrijding van de redelijk termijn. Hoewel de rechtbank onderkent dat het niet aan de verdachte is te wijten dat hij door een niet voorziene aanhouding van het onderzoek langer op het vonnis heeft moeten wachten dan tijdens de zitting van 4 oktober 2024 de bedoeling was, ziet de rechtbank geen aanleiding om hiermee bij de strafoplegging in matigende zin rekening te houden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van feit 1 in het geding gevoegd [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] namens haar minderjarige dochter [slachtoffer 3] .
Als benadeelde partijen ter zake van feit 2 hebben zich [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 90.934,00 aan materiële schade, bestaande uit € 2.500,00 eigen risico verzekering, € 16.000,00 aan weggenomen contant geld, € 878,00 voor reparatie van haar mobiele telefoon en € 71.556,00 (exclusief BTW) aan inkomstenderving. Daarnaast vordert zij een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [slachtoffer 3] vordert een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een vergoeding van € 1.082,44 aan materiële schade, bestaande uit € 286,44 aan reiskosten naar de psycholoog, € 796,00 aan kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, en een vergoeding van € 13.500,00 aan immateriële schade. Zij vordert daarnaast proceskosten volgens het liquidatietarief.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een vergoeding van € 51.195,00 aan materiële schade, bestaande uit € 35.126,00 aan niet vergoede schade, € 16.069,00 aan verlies van arbeidsvermogen en € 796,00 aan kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, en een vergoeding van € 8.000,00 aan immateriële schade. Hij vordert daarnaast proceskosten volgens het liquidatietarief.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van alle benadeelde partijen volledig toewijsbaar.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de gevorderde immateriële schadevergoeding in alle gevallen te hoog is en verzoekt tot matiging. Verder wordt verzocht de vorderingen ter zake de materiële schade van [slachtoffer 2] en van [slachtoffer 4] niet ontvankelijk te verklaren, omdat deze vorderingen beide te complex zijn om te beoordelen in een strafprocedure. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] is daarbij aangevoerd dat verzocht wordt om een bedrag gebaseerd op omzetderving in plaats van winstderving. Hiervan kan geen sprake zijn. Tot slot wordt verzocht om, indien de door [slachtoffer 5] gevorderde proceskosten worden toegewezen, hiervoor niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3.
Beoordeling
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] alsmede aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De door de benadeelde partijen geleden schade is ook genoegzaam onderbouwd. De rechtbank ziet in de onderbouwing van de vorderingen echter geen aanleiding om tussen de benadeelden onderscheid te maken met betrekking tot de hoogte van de toe te kennen immateriële schade en zal, ondanks de betwisting door de verdediging, voor ieder van de benadeelde partijen de vordering toewijzen tot een bedrag van € 7.500,00. Voor zover meer is gevorderd (benadeelden [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] ), zal dit deel van de vorderingen door de rechtbank worden afgewezen.
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit het eigen risico van haar verzekering, het weggenomen kasgeld en aan haar telefoon. Deze vorderingen zijn genoegzaam onderbouwd en zullen, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen.
Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat bij de benadeelde partij [slachtoffer 2] sprake is van inkomstenderving als gevolg van de gepleegde overval, levert de beoordeling van dit deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Door de benadeelde partij is een overzicht overgelegd dat ziet op gederfde omzet. Vanwege het ontbreken van de daarbij behorende kosten (voor inkoop en anderszins) is het voor de rechtbank niet te beoordelen wat de omvang van de daadwerkelijk gederfde inkomsten is. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5]door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit door haar gemaakte reiskosten voor bezoeken aan de psycholoog. De kosten van € 796,00 die betrekking op het vaststellen van de schade zijn onvoldoende onderbouwd en worden daarom afgewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4]door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit onder andere goederenschade die niet vergoed is door de verzekering. Deze vordering is genoegzaam onderbouwd en zal, ondanks de betwisting door de verdediging, gedeeltelijk worden toegewezen. De kosten die betrekking hebben op het vaststellen van de schade worden hierna betrokken bij de proceskosten.
De benadeelde partij heeft jaarcijfers overgelegd op basis waarvan een vergelijking is gemaakt wat het verlies aan arbeidsvermogen zou bedragen. Hierin zijn ook meegenomen de dagen van het bijwonen van de strafzittingen, maar dergelijke schade kan hier niet onder worden begrepen. De rechtbank zal om die reden de schade schatten en naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 15.000,00. De benadeelde partij zal ter zake het resterende bedrag, € 1.069,00, niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijke aansprakelijkheid, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 ter zake de vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] namens de minderjarige [slachtoffer 3] . Wettelijke rente wordt vanaf 31 augustus 2023 toegekend ter zake de vorderingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] .
Nu de vordering van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij
[slachtoffer 2]een schadevergoeding betalen van
€ 7.500,00 ter zake immateriële schade en € 19.378,00 ter zake materiële schade (totaal € 26.878,00), vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij
[slachtoffer 1]een schadevergoeding betalen van
€ 7.500,00, ter zake immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] namens de minderjarige
[slachtoffer 3]een schadevergoeding betalen van € 7.500,00, ter zake immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij
[slachtoffer 5]een schadevergoeding betalen van
€ 7.500,00 ter zake immateriële schade en € 286,44 ter zake materiele schade (totaal € 7.786,44), vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ten aanzien van de gevorderde proceskosten merkt de rechtbank het volgende op. Onder de proceskosten worden begrepen de aanwezigheid bij de inhoudelijke behandeling (hiervoor worden toegekend: 2 zittingsdagen x 1,0 punt = 2,0 punten) en de aanwezigheid bij de pro forma zittingen (hiervoor worden toegekend: 5 pro forma zittingen x 0,5 punt = 2,5 punten). Er wordt aangesloten bij het liquidatietarief, categorie I. Het totaalbedrag aan toegewezen proceskosten bedraagt € 2.344,50.
De verdachte moet de benadeelde partij
[slachtoffer 4]een schadevergoeding betalen van
€ 7.500,00 ter zake immateriële schade en € 50.126,00 ter zake materiële schade (totaal € 57.626,00), vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Onder de proceskosten worden begrepen de werkzaamheden die zijn verricht voor het opstellen van de vordering (hiervoor wordt 1,0 punt toegekend), de aanwezigheid bij de inhoudelijke behandeling (hiervoor worden toegekend: 2 zittingsdagen x 1,0 punt = 2,0 punten) en de aanwezig bij de pro forma zittingen (hiervoor worden toegekend: 5 pro forma zittingen x 0,5 punt = 2,5 punten). Er wordt aangesloten bij het liquidatietarief, categorie IV. Het totaalbedrag aan toegewezen proceskosten bedraagt € 6.677,00.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

9.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
De verdachte is bij arrest van 5 augustus 2014 van de meervoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van voorarrest en bij arrest van 9 oktober 2012 van de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 3 oktober 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 3 oktober 2021 en bedraagt 1582 dagen.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 augustus 2022 onder parketnummer
10/108396-22 is de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling deels toegewezen voor de duur van 90 dagen. Er resteren nog 1492 dagen.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het in ieders belang is dat er een kader komt waarin de verdachte kan re-integreren in de samenleving en bepleit niet de gehele periode te herroepen.
9.3.
Beoordeling
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd. De rechtbank ziet geen reden om de voorwaardelijke invrijheidsstelling (opnieuw) gedeeltelijk te herroepen en benoemt dat in het kader van de thans op te leggen gevangenisstraf te zijner tijd opnieuw kan worden gekeken naar mogelijkheden tot re-integratie van de verdachte in de samenleving. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel, te weten 1492 dagen, moet worden ondergaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van
€ 26.878,00 (zegge: zesentwintigduizend en achthonderd achtenzeventig euro ), bestaande uit € 19.378,00 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de materiële schadevordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van
€ 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), ter zake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] namens de minderjarige [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van
€ 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), ter zake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] te betalen een bedrag van
€ 7.786,44 (zegge: zevenduizendzevenhonderdzesentachtig euro en vierenveertig eurocent), bestaande uit € 286,44 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van
€ 57.626,00 (zegge: zevenenvijftigduizend zeshonderdzesentwintig euro), bestaande uit € 50.126,00 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de materiële schadevordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op € 2.344,50 ten aanzien van [slachtoffer 5] en € 6.677,00 ten aanzien van [slachtoffer 4] aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partijen meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 26.878,00(hoofdsom,
zegge: zesentwintigduizend en achthonderd achtenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 26.878,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
169 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 7.500,00(hoofdsom,
zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] namens de minderjarige [slachtoffer 3] te betalen
€ 7.500,00(hoofdsom,
zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 5] te betalen
€ 7.786,44(
zegge: zevenduizendzevenhonderdzesentachtig euro en vierenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.786,44 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
73 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen
€ 57.626,00(
zegge: zevenenvijftigduizend zeshonderdzesentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 57.626,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
310 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, groot 1492 dagen, alsnog moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid sieraden, een geldbedrag (van ongeveer € 20.000,-), een telefoon en/of een alarmknop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan juwelier [naam juwelier 1] , gevestigd aan de [adres 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of de mond van die [slachtoffer 1] af te dekken en/of die [slachtoffer 1] te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Als je nog een keer schreeuwt, maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of vervolgens een schietgebaar met zijn, verdachtes, hand te maken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Als je de kluis niet openmaakt, knal ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] in/tegen het gezicht te slaan en/of
- met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de telefoon van die [slachtoffer 2] kapot te slaan;
2
hij op of omstreeks 31 augustus 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan juwelier [naam juwelier 2] , gevestigd aan de [adres 2] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- de handen en/of voeten van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] vast te binden met tie wraps;
3
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2023 tot en met 31 augustus 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II en/of Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, voorhanden heeft gehad.