ECLI:NL:RBROT:2025:4067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
10.302833.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op juwelierszaak met geweld en bedreiging

Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende overval op een juwelierszaak in Rotterdam op 15 juli 2023. Tijdens deze overval werden twee vrouwen en een tienjarig meisje onder schot gehouden en mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf en een schadevergoeding van meer dan 40.000 euro aan de slachtoffers. De verdachte had eerder contact gehad met medeverdachten en was actief betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval, ondanks zijn bewering dat hij uit angst handelde en geen geweld gebruikte. De rechtbank verwierp het pleidooi van de verdediging voor vrijspraak op basis van gebrek aan opzet op geweld. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, en legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming was met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen werden grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank benadrukte de ernstige gevolgen van de overval voor de slachtoffers, die nog steeds lijden onder de impact van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer 10.302833.23
Datum uitspraak 28 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
PI [naam PI] , [detentieadres] te [detentieplaats] ,
raadsvrouw mr. D.E. van der Wiel, advocaat in Zoetermeer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 4 oktober 2024 en 14 maart 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een locatieverbod (met elektronische monitoring), een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , het zoeken van een dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte bekent dat hij de diefstal heeft gepleegd, maar heeft daarbij geen geweld gebruikt, geen bedreigingen geuit en geen vuurwapen getoond. De verdachte heeft zich niet uit de situatie kunnen terugtrekken, omdat hij bang was voor de medeverdachte die een vuurwapen had. Er is geen sprake van medeplegen, omdat er geen intensieve samenwerking was. Daarnaast was er geen opzet op geweld of bedreiging met geweld, omdat de verdachte uit angst handelde. De verdediging verzoekt daarom vrijspraak voor de onderdelen ‘geweld’ en ‘bedreiging met geweld’.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 15 juli 2023 juwelier [naam juwelier] in Rotterdam door twee mannen is overvallen, waarbij ongeveer € 16.000,00 aan contant geld en diverse sieraden zijn weggenomen. Tijdens deze overval waren de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , samen met haar tienjarige dochter [slachtoffer 3] , aanwezig in de juwelierszaak en zijn zij bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De verdachte heeft bekend dat hij bij de overval betrokken was. Hij heeft verklaard dat hij de beide medeverdachten twee maanden daarvoor in café Double Dutch in Barendrecht heeft ontmoet, waarbij de medeverdachte [medeverdachte 2] de naam [bijnaam medeverdachte 2] en de medeverdachte [medeverdachte 1] de naam [bijnaam medeverdachte 1] gebruikte. In gesprek met hen vertelde de verdachte over zijn financiële problemen en werd gesproken over een plan om een juwelier te overvallen. Na dit gesprek heeft de verdachte meermalen zelf actief navraag gedaan bij [medeverdachte 2] wanneer er iets zou gaan gebeuren. Een week voor de overval heeft de verdachte opnieuw afgesproken met de beide medeverdachten. [medeverdachte 2] zou op onderzoek uitgaan en liet volgens de verdachte een dag voor de overval foto’s zien van het pand en van de vitrinekasten.
Op de dag van de overval heeft de verdachte volgens zijn verklaring in een kelderbox de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] getroffen. Daar heeft hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gezien en kreeg hij een bivakmuts. Verder kreeg de verdachte uit een rode bigshopper een trui mee die hij bij de uitvoering van de overval tussen de deur heeft gelegd, zodat deze open zou blijven voor de medeverdachte [medeverdachte 1] . Eenmaal binnen heeft de verdachte de aangeefster [slachtoffer 1] vastgepakt bij haar arm, meegenomen naar de keuken en een hand over haar mond gelegd. [medeverdachte 1] hield op dat moment een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast, eerst in de richting van [slachtoffer 2] en haar dochter [slachtoffer 3] , en kort daarna in de richting van [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] uitte verbale bedreigingen en sloeg [slachtoffer 2] in het gezicht. De verdachte heeft na de overval meegedeeld in de buit en heeft volgens zijn verklaring € 3.000,00 euro gekregen van de medeverdachte [medeverdachte 2] .
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte actief heeft deelgenomen aan de voorbereidingen en de uitvoering van de overval. Dat betekent dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval, zodat sprake is van medeplegen. Het is in dat kader niet van belang dat de verdachte niet zelf de dreigende taal heeft uitgesproken of één van de aangeefsters heeft geslagen; omdat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking kunnen ook door de medeverdachte gepleegde geweldshandelingen aan de verdachte worden toegerekend. Dat de verdachte uit angst zou hebben gehandeld acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verdachte was immers al geruime tijd met de medeverdachten in contact over een te plegen overval en drong zelf bij de medeverdachten juist aan om tot actie over te gaan vanwege zijn financiële problemen. Het namens de verdachte gevoerde pleidooi tot partiële vrijspraak wordt daarom verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 juli 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een (grote) hoeveelheid sieraden, een geldbedrag (van ongeveer €
16.000,-), een telefoon en een alarmknop, die aan juwelier [naam juwelier] , gevestigd aan de [adres 2] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en de mond van die [slachtoffer 1] af te dekken en/ die [slachtoffer 1] te duwen en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Als je nog een keer schreeuwt, maak ik je dood”, en vervolgens een schietgebaar met zijn, verdachtes, hand te maken en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Als je de kluis niet openmaakt, knal ik je dood”, en
- die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan en
- met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de telefoon van die [slachtoffer 2] kapot te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op een juwelierszaak. Daar waren de eigenares, haar zus en de 10-jarige dochter van de eigenares aanwezig. Zij hebben op indringende wijze via hun spreekrecht ter zitting verwoord wat de impact van de overval op hen had en nog steeds heeft. Ten tijde van de overval hebben zij allemaal doodsangsten uitgestaan, terwijl zij moesten toezien hoe de juwelierszaak werd leeggeroofd. Het lukt hen niet goed de draad van hun leven weer op te pakken. Het minderjarige slachtoffer geeft aan dat zij niet wil dat haar moeder nog werkt, omdat zij bang is dat haar iets zal overkomen.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank zal dit verder niet betrekken bij de strafmaat.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft in het kader van de voorlopige hechtenis op 25 januari 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt kort gezegd het volgende in.
De verdachte heeft dit delict gepleegd, omdat hij snel geld wilde verdienen om zijn schulden af te kunnen betalen. Zijn financiële situatie wordt daarom als risicofactor aangemerkt. Daarnaast geeft de beïnvloedbaarheid van de verdachte reden tot zorg. Hij was zich bewust dat hij met verkeerde mensen in zee ging en is hier niet vroegtijdig mee gestopt. De relatie met zijn echtgenote en gezin wordt aangemerkt als beschermende factor.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag, gezien zijn spijtbetuiging en houding; het risico op letsel wordt eveneens ingeschat als laag.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest achterwege te laten. Dit zou echter naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan de ernst van het feit en de gevolgen ervan voor de slachtoffers. Voor een voorwaardelijk strafdeel onder het stellen van bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] namens haar minderjarige dochter [slachtoffer 3] ter zake van het strafbare feit.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 90.934,00 aan materiële schade, bestaande uit € 2.500,00 eigen risico verzekering, € 16.000,00 aan weggenomen contant geld, € 878,00 voor reparatie van haar mobiele telefoon en € 71.556,00 (exclusief BTW) aan inkomstenderving. Daarnaast vordert zij een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [slachtoffer 3] vordert een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toewijsbaar.
8.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering van
[slachtoffer 2]is door de verdediging aangevoerd dat het bedrag aan weggenomen kasgeld onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering dient daarom te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair is verzocht het bedrag te matigen.
De schade aan de telefoon is evenmin onderbouwd. Er zijn geen foto’s van de schade en uit de verklaring van de aangeefster volgt dat de medeverdachte deze schade heeft toegebracht. Om die reden wordt verzocht de gevraagde vergoeding af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
Ook de gederfde omzet is onvoldoende onderbouwd en de causaliteit tussen de schade en de overval kan niet worden vastgesteld. De complexiteit van dit onderdeel van de vordering maakt de behandeling daarvan ongeschikt in een strafzaak. Daarom is verzocht de vordering af te wijzen, althans niet-ontvankelijk te verklaren.
Het gevorderde bedrag aan immateriële schade staat niet in verhouding tot gebruikelijke bedragen die in vergelijkbare gevallen eerder zijn toegewezen. Verzocht wordt daarom het bedrag te matigen tot € 1.500,00.
Voor de vordering van
[slachtoffer 1]geldt dat geen fysiek of psychisch letsel is vastgesteld. Om die reden wordt verzocht het bedrag te matigen tot € 1.500,00.
Voor de vordering namens
[slachtoffer 3]is betwist dat sprake is van een voldoende onderbouwing dan wel voldoende expertise bij de gedragstherapeute om de immateriële schade te beoordelen. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is van objectief geestelijk letsel. Verzocht wordt om ook dit bedrag te matigen tot € 1.500,00.
De verdediging heeft verzocht om in geval van toewijzing van een of meer vorderingen, deze niet hoofdelijk toe te wijzen met het oog op de complexiteit van het onderlinge regresrecht tussen de verdachte en de medeverdachten.
8.3.
Beoordeling
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De door de benadeelde partijen geleden schade is genoegzaam onderbouwd. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om tussen de benadeelden onderscheid te maken met betrekking tot de hoogte van de toe te kennen immateriële schade en zal het namens [slachtoffer 3] gevorderde bedrag daarom matigen. De rechtbank zal, ondanks de betwisting door de verdediging, voor ieder van de benadeelde partijen de vordering toewijzen tot een bedrag van € 7.500,00. De namens [slachtoffer 3] ingediende vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit het eigen risico van haar verzekering, het weggenomen kasgeld en aan haar telefoon. Deze vorderingen zijn genoegzaam onderbouwd en zullen, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen.
Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat bij de benadeelde partij [slachtoffer 2] sprake is van inkomstenderving als gevolg van de gepleegde overval, levert de beoordeling van dit deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Door de benadeelde partij is een overzicht overgelegd dat ziet op gederfde omzet. Vanwege het ontbreken van de daarbij behorende kosten (voor inkoop en anderszins) is het voor de rechtbank niet te beoordelen wat de omvang van de daadwerkelijk gederfde inkomsten is. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijke aansprakelijkheid, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 juli 2023.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij
[slachtoffer 2]een schadevergoeding betalen van
€ 7.500,00 ter zake immateriële schade en € 19.378,00 ter zake materiële schade (totaal € 26.878,00), vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij
[slachtoffer 1]een schadevergoeding betalen van
€ 7.500,00, ter zake immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] namens de minderjarige
[slachtoffer 3]een schadevergoeding betalen van € 7.500,00, ter zake immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van
€ 26.878,00 (zegge: zesentwintigduizend en achthonderd achtenzeventig euro), bestaande uit € 19.378,00 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van
€ 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), ter zake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] namens de minderjarige [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van
€ 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), ter zake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partijen meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 26.878,00(hoofdsom,
zegge: zesentwintigduizend en achthonderd achtenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 26.878,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
169 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 7.500,00(hoofdsom,
zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] namens de minderjarige [slachtoffer 3] te betalen
€ 7.500,00(hoofdsom,
zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid sieraden, een geldbedrag (van ongeveer € 20.000,-), een telefoon en/of een alarmknop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan juwelier [naam juwelier] , gevestigd aan de [adres 2] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, en vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of de mond van die [slachtoffer 1] af te dekken en/of die [slachtoffer 1] te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Als je nog een keer schreeuwt, maak ik je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of vervolgens een schietgebaar met zijn, verdachtes, hand te maken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Als je de kluis niet openmaakt, knal ik je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] in/tegen het gezicht te slaan en/of
- met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de telefoon van die [slachtoffer 2] kapot te slaan.