ECLI:NL:RBROT:2025:4040

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
11396678 VZ VERZ 24-9530
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid arbeidsongeval en bewijsvoering in deelgeschilprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure tussen [verzoeker] en Redco Build & Trade B.V. [verzoeker] stelt dat hij op 12 februari 2021 tijdens zijn werkzaamheden als kabeltrekker bij Redco een arbeidsongeval heeft gehad, waardoor hij letsel aan zijn linker schouder en sleutelbeen heeft opgelopen. Hij verzoekt de rechter om te verklaren dat Redco aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van dit ongeval en om vergoeding van de kosten van het deelgeschil.

Redco betwist echter dat het ongeval heeft plaatsgevonden en verwijst naar verklaringen van oud-collega's van [verzoeker] die tijdens een voorlopig getuigenverhoor zijn afgelegd. De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker] niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het ongeval daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De enige steun voor zijn stelling komt van zijn eigen verklaring, terwijl de getuigenverklaringen van zijn collega's het tegendeel bevestigen. Bovendien zijn de medische stukken die [verzoeker] heeft overgelegd niet voldoende om de stelling van het ongeval te onderbouwen.

De kantonrechter concludeert dat er geen bewijs is dat het arbeidsongeval heeft plaatsgevonden en wijst de verzoeken van [verzoeker] af. Tevens wordt vastgesteld dat de kosten van de deelgeschilprocedure niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat het verzoek als onnodig is aangemerkt. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de zaak is afgesloten zonder dat er een aansprakelijkheid van Redco is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11396678 VZ VERZ 24-9530
datum uitspraak: 28 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: Rotterdam,
verzoeker,
gemachtigde: mr. O. Emre,
tegen
Redco Build & Trade B.V.,
vestigingsplaats: Rijswijk,
verweerster,
gemachtigde: mr. R. Buurke.
De partijen worden hierna ‘[verzoeker]’ en ‘Redco’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, dat op 11 november 2024 op de griffie is ontvangen;
  • de e-mail van [verzoeker] van 18 februari 2025, met één aanvullende productie;
  • de spreekaantekeningen van Redco.
1.2.
Op 20 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door mr. O. Emre. Namens Redco was [naam 1] (statutair bestuurder) aanwezig, bijgestaan door mr. R. Buurke.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[verzoeker] is van 5 oktober 2020 tot 24 april 2021 in dienst geweest bij Redco. [verzoeker] stelt dat hij een aantal dagen als kabeltrekker heeft meegewerkt aan het project ‘De Pauwmolen’ in Delft en dat hem op vrijdag 12 februari 2021 in de uitoefening van die werkzaamheden een ongeval is overkomen. Volgens [verzoeker] moest hij tegelijk met collega’s op commando aan een kabel trekken, maar was hij de enige die daadwerkelijk hard aan de kabel trok. [verzoeker] stelt daardoor letsel aan zijn linker schouder en sleutelbeen te hebben opgelopen. Hij stelt zich op het standpunt dat Redco als werkgever aansprakelijk is voor de door het ongeval ontstane (letsel)schade. Daarom verzoekt [verzoeker] in deze zaak om voor recht te verklaren dat Redco als werkgever aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het arbeidsongeval op 12 februari 2021 en Redco daarnaast te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil.
2.2.
Redco is het niet eens met de verzoeken van [verzoeker]. Zij betwist dat het door [verzoeker] genoemde arbeidsongeval heeft plaatsgevonden. Redco verwijst daartoe naar verklaringen van diverse oud-collega’s van [verzoeker] die tijdens een voorlopig getuigenverhoor zijn afgelegd. Daarnaast voert Redco aan dat uit de overgelegde medische verklaringen blijkt dat [verzoeker] slechts bij de huisarts is geweest die geen letsel heeft gediagnosticeerd maar [verzoeker] alleen heeft verwezen naar een fysiotherapeut.
2.3.
De kantonrechter wijst de verzoeken van [verzoeker] af. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
De deelgeschilprocedure
2.4.
De verzoeken van [verzoeker] berusten op artikel 1019w Rv. In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid om in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase naar de rechter te stappen. Het doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade.
2.5.
In een deelgeschilprocedure kan onder meer de aansprakelijkheidsvraag aan de orde komen, zoals in deze zaak het geval is. Omdat de verzoeken van [verzoeker] verder voldoen aan de daarvoor geldende eisen wordt overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
Er is niet komen vast te staan dat het arbeidsongeval heeft plaatsgevonden
2.6.
[verzoeker] stelt Redco op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de schade ten gevolge van het arbeidsongeval dat hem naar zeggen is overkomen. In het tweede lid van dat artikel is – kort gezegd – bepaald dat een werkgever aansprakelijk is voor de schade die een werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan de in het eerste lid van het artikel genoemde zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
2.7.
Om tot aansprakelijkheid van Redco op grond van artikel 7:658 BW te kunnen concluderen, moet dus eerst vast komen te staan dat [verzoeker] schade heeft geleden in het kader van de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Redco. Redco heeft nadrukkelijk betwist dat het door [verzoeker] genoemde arbeidsongeval heeft plaatsgevonden. Op [verzoeker] rust de stelplicht en bewijslast van zijn stelling dat het ongeval wél heeft plaatsgevonden.
2.8.
[verzoeker] heeft daartoe de processen-verbaal van de voorafgaand aan dit deelgeschil gehouden voorlopige getuigenverhoren in het geding gebracht. Naast [verzoeker] zelf zijn in dat kader de heren [naam 2], [naam 3] en [naam 4] gehoord. Uit de processen-verbaal volgt dat alleen [verzoeker] zelf heeft verklaard dat hem in de uitoefening van zijn werkzaamheden als kabeltrekker op 12 februari 2021 een ongeval is overkomen. De overige getuigen – die allemaal bij het project ‘De Pauwmolen’ met [verzoeker] werkten althans aldaar aanwezig waren – verklaren zonder uitzondering dat zij er niet bekend mee zijn dat [verzoeker] betrokken was bij enig arbeidsongeval dan wel dat zij daar niets van hebben gezien.
2.9.
Daarnaast heeft [verzoeker] WhatsApp-berichten overgelegd, die hij op zondag 14 februari 2021 aan zijn collega’s [naam 4], [naam 2] en [naam 5] (de projectleider) heeft gestuurd. Uit die berichten volgt echter alleen dat [verzoeker] aan zijn collega’s mededeelt dat hij de volgende dag niet aanwezig is omdat hij dan een doktersafspraak heeft. Uit die berichten kan echter niet worden afgeleid waarom [verzoeker] een doktersafspraak heeft, laat staan dat die doktersafspraak verband houdt met een arbeidsongeval dat hem op 12 februari 2021 zou zijn overkomen. Van enige verwijzing naar een eventueel arbeidsongeval is namelijk geen sprake. Daardoor is niet uitgesloten dat de doktersafspraak van [verzoeker] een geheel andere, buiten zijn werkzaamheden voor Redco gelegen aanleiding heeft.
2.10.
Ook uit de door [verzoeker] overgelegde stukken uit zijn medische dossier (de verslagen van zijn fysiotherapeut en van het Franciscus Gasthuis & Vlietland) blijkt niet dat het door [verzoeker] gestelde arbeidsongeval heeft plaatsgevonden. Uit die stukken kan hoogstens worden afgeleid dat [verzoeker] inderdaad (pijn)klachten heeft aan zijn schouder en daar beperkingen van ondervindt. Voor zover de medisch specialisten in de verslagen spreken over de oorzaak van die klachten is dat echter volledig gebaseerd op wat [verzoeker] zelf heeft verteld. [verzoeker] heeft weliswaar tijdens het getuigenverhoor verklaard dat hij op de dag waarop het ongeval zou hebben plaatsgevonden, na werktijd ook contact met zijn huisarts heeft gehad in verband met zijn klachten maar dat heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd.
2.11.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat slechts de eigen verklaring van [verzoeker] zijn stelling dat er een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden ondersteunt, maar dat is onvoldoende om het bestaan van het arbeidsongeval aan te kunnen nemen. [verzoeker] heeft weliswaar aangevoerd dat er in zijn ogen sprake is van een ‘samenzwering’ van de overige getuigen, in die zin dat zij zouden hebben afgesproken een gelijkluidende voor [verzoeker] negatieve verklaring (althans voor Redco positieve verklaring) af te leggen, maar dat heeft [verzoeker] verder niet (voldoende) onderbouwd en dit is ook verder nergens uit gebleken. Evenmin is het de kantonrechter gebleken dat de verklaringen van de getuigen voor de beoordeling van het verzoek relevante tegenstrijdige elementen bevatten, zoals door [verzoeker] is gesteld.
2.12.
De door [verzoeker] overgelegde WhatsApp-correspondentie met projectleider Biharie van 17 april 2021 leidt (ook) niet tot een andere conclusie. Uit die berichten volgt enkel dat [verzoeker] aan [naam 5] heeft gevraagd of hij ‘de brief met de kosten van de fysio’ aan [naam 5] mag doormailen, waarop [naam 5] vervolgens bevestigend heeft geantwoord. Hoewel deze berichten minst genomen de vraag oproepen op welke kosten hier exact gedoeld wordt, kan zonder enige context – die volledig ontbreekt en ook ter zitting niet duidelijk is geworden – niet worden vastgesteld dat hiermee wordt verwezen naar gemaakte medische kosten naar aanleiding van een arbeidsongeval dat [verzoeker] op 12 februari 2021 is overkomen.
2.13.
Tijdens de zitting heeft [verzoeker] ten slotte medegedeeld dat hij, behalve de door hem overgelegde getuigenverklaringen, niet over andere bewijsstukken beschikt om het bestaan van het arbeidsongeval aan te tonen. Dat betekent dat er geen aanleiding bestaat [verzoeker] tot nadere bewijslevering toe te laten, nog afgezien van het feit dat dat in beginsel buiten het bestek van de deelgeschilprocedure valt, aangezien dergelijk nader onderzoek zich niet verdraagt met het uitgangspunt dat de deelgeschilprocedure eenvoudig, snel en kostenefficiënt moet zijn.
2.14.
De slotsom is dan ook dat niet is komen vast te staan dat [verzoeker] op 12 februari 2021 een arbeidsongeval, met letsel tot gevolg, is overkomen. Daardoor komt de kantonrechter in deze procedure ook niet toe aan de vraag of op Redco in haar hoedanigheid van werkgever enige aansprakelijkheid jegens [verzoeker] rust. De door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht wordt om die reden afgewezen.
Er vindt geen begroting en toewijzing van de kosten van het deelgeschil plaats
2.15.
Op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv moet de kantonrechter, ook als het verzoek wordt afgewezen, de kosten die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt begroten, tenzij dit verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dit laatste is naar het oordeel van de kantonrechter sprake. Vóór deze procedure had [verzoeker], althans zijn gemachtigde, namelijk in redelijkheid kunnen voorzien dat zijn verzoek in dit deelgeschil, gelet op het beschikbare bewijs en de omstandigheid dat andere bewijsmiddelen niet voorhanden zijn, niet tot vaststelling van enige aansprakelijkheid van Redco zou kunnen leiden. Dit betekent dat het verzoek door [verzoeker] onnodig is ingesteld. De kosten van deze deelgeschilprocedure komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking en hoeven om die reden ook niet te worden begroot.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
44487