6.3.Op het perceel aan [adres 1] geldt de bestemming “Wonen-1” en “Waarde-archeologie 3”. Verder gelden de bouwaanduidingen: Bouwaanduiding - Specifieke bouwaanduiding – 1 Bouwaanduiding - Plat dak (gedeeltelijk) en voor wat betreft de Maatvoering: Maatvoering - Maximum aantal bouwlagen: 1 en Maatvoering - Maximum aantal bouwlagen: 2.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bouwplan op drie punten in strijd is met de planregels. Er is niet alleen strijd met de in het bestreden besluit genoemde artikelen 28.22, onder a en 47.5, onder d, onder 2 van de planregels, maar ook met artikel 28.2.2 onder b, van de planregels waarin staat dat de woningen ter plaatse van de aanduiding “plat dak” afgedekt moeten worden met een plat dak. Het college heeft ter zitting erkend dat in het bestreden besluit niet is onderkend dat sprake is van strijdigheid met artikel 28.2.2, onder b, van de planregels. Het college kan dit gebrek nog herstellen in het te nemen besluit op bezwaar.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college er in het bestreden besluit ten onrechte ook aan voorbij is gegaan dat de nokverhoging in dit geval samen met de dakkapel als geheel is bedoeld om een extra bouwlaag te maken. Dit wordt ook bevestigd door de aanvraag waarin staat dat nokverhoging nodig is voor meer ruimte op de zolder om daar een slaapkamer te maken. Het standpunt van het college dat de nokverhoging in overeenstemming is met de planregels zodat het niet nodig is om voor dat onderdeel een omgevingsvergunning te verlenen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan dan ook niet worden gevolgd. De gemachtigde van college heeft ter zitting erkend dat dit een nieuwe stedenbouwkundige beoordeling vereist waarbij zal moeten worden ingegaan op de naar voren gebrachte stedenbouwkundige bezwaren van verzoekers. Van belang is dat daarbij niet kan worden verwezen naar de in het bestreden besluit genoemde ‘trendsetter’, omdat in dat geval een nokverhoging geen onderdeel uitmaakte van het bouwplan. Ter zitting is ook besproken en door de gemachtigde van het college onderkend dat, anders dan in het bestreden besluit is vermeld, geen sprake is van een dakkapel maar van een dakopbouw.
9. Gelet op hetgeen onder punt 7 en 8 is overwogen kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gezegd dat het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning de volledige ruimtelijke impact van het bouwplan heeft onderkend en beoordeeld en de nodige kennis omtrent de af te wegen feiten en belangen heeft vergaard. Het bestreden besluit is daarom in strijd met de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal dit gebrek in het besluit op bezwaar dienen te herstellen en de uitkomst van het nader te verrichten onderzoek mee dienen te wegen in het kader van de beoordeling of sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties als bedoeld in als bedoeld in artikel 8.0a, tweede lid, van het Bkl. Het door het college ingenomen standpunt dat de in het bestreden besluit (eveneens) vergunde nokverhoging aangemerkt moet worden als een ‘gebonden’ beschikking, waardoor aan een beoordeling van de privaatrechtelijke belangen van verzoekster niet kan worden toegekomen, kan evenmin worden gevolgd. Het is aan het college om ook hierover in het besluit op bezwaar een nader gemotiveerd standpunt in te nemen. Het ligt eveneens in de rede dat het college het bouwplan voorafgaand aan het te nemen besluit op bezwaar opnieuw aan de Commissie Omgevingskwaliteit en Cultureel Erfgoed Rotterdam voorlegt in verband met de beoordeling van de vraag of het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
10. Gelet op het voorgaande is niet uitgesloten dat het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet gelet op de betrokken belangen en de onomkeerbaarheid van het bouwplan aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar van verzoekers. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd over (het gebrek aan) participatie en in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd over de dakhelling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het bestreden besluit hangende bezwaar te schorsen.