ECLI:NL:RBROT:2025:4010

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
C/10/694644 / HA RK 25-155
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht over erfgenaamschap in verzoekschriftprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2025 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure waarin verzoeker, wonende te Spijkenisse, een verklaring voor recht heeft gevorderd over zijn erfgenaamschap van de overledene, mevrouw [naam overledene]. De overledene is op 9 oktober 2024 in de gemeente Nissewaard overleden. Verzoeker stelt dat hij ten tijde van het overlijden met de overledene samenwoonde en daarom haar enige erfgenaam is.

Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een verkeerd processtuk heeft gebruikt. Volgens artikel 3:302 BW moet een verklaring van recht worden gevorderd in een dagvaardingsprocedure en niet via een verzoekschrift. De rechtbank heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om de belanghebbenden alsnog met een exploot door de deurwaarder op te roepen, en heeft bepaald dat de procedure als dagvaardingsprocedure zal worden voortgezet.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat als verzoeker geen oproepingsexploot indient voor de vastgestelde datum, hij niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoek en de zaak niet inhoudelijk zal worden beoordeeld. De beschikking is openbaar uitgesproken op 6 maart 2025, en de rechtbank heeft verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/694644 / HA RK 25-155
Beschikking van 6 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Spijkenisse,
verzoeker,
advocaat mr. L.E.M. de Vries-Blom te Delft.
Belanghebbenden:
1.
[belanghebbende 1],
wonende te Breda,
2.
[belanghebbende 2],
wonende te Delft,
3.
[belanghebbende 3],
wonende te Uitgeest,
4.
[belanghebbende 4],
wonende te De Cocksdorp.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 12 februari 2025 is bij de afdeling kanton van deze rechtbank ingekomen het verzoekschrift van verzoeker ex artikel 3:302 BW. De afdeling kanton heeft het verzoek in overleg met de advocaat van verzoeker op 17 februari 2025 intern doorgestuurd naar de rechtbank.

2.De beoordeling

2.1.
Op 9 oktober 2024 is in de gemeente Nissewaard overleden mevrouw [naam overledene] (hierna: de overledene). De laatste woonplaats van de overledene was Spijkenisse.
2.2.
Verzoeker verzoekt om voor recht te verklaren dat het testament van de overledene zo moet worden begrepen dat verzoeker ten tijde van het overlijden van de overledene, zijnde zijn partner, met haar samenwoonde en derhalve haar enig erfgenaam is, kosten rechtens.
2.3.
Verzoeker heeft een verkeerd processtuk gebruikt. Op grond van artikel 261 lid 2 Rv worden gedingen namelijk slechts aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift, als dit uit de wet voortvloeit. Uit de wet vloeit niet voort dat een zaak ter verkrijging van een verklaring voor recht met een verzoekschrift moet worden ingeleid. In artikel 3:302 BW staat dat de rechter
op vordering vaneen bij een rechtsverhouding betrokken persoon een verklaring van recht omtrent die rechtsverhouding uit. Verzoeker had het geding dus moeten inleiden door middel van het uitbrengen van een dagvaarding (artikel 78 Rv).
2.4.
De rechtbank stelt verzoeker in de gelegenheid om de belanghebbenden alsnog met een exploot door de deurwaarder te laten oproepen (artikel 45 Rv). Ook bepaalt de rechtbank dat de procedure wordt voorgezet als dagvaardingsprocedure. Verzoeker mag zijn stellingen aanpassen aan de regels die gelden voor die procedure (artikel 69 Rv).
2.5.
Als de rechtbank op de datum die onder de beslissing staat geen oproepingsexploot van verzoeker heeft ontvangen, wordt verzoeker niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De zaak wordt dan niet inhoudelijk beoordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 9 april 2025waarvoor verzoeker de belanghebbenden met een exploot moet oproepen;
3.2.
bepaalt dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure en stelt verzoeker daarbij in de gelegenheid zijn stellingen zo nodig aan de op de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels aan te passen;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.
3120