ECLI:NL:RBROT:2025:3996

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
25/2052
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake adresonderzoek en inschrijving in de basisregistratie personen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die in de basisregistratie personen (brp) stond ingeschreven op een oud adres, werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ambtshalve ingeschreven op het adres van haar dochter. Dit volgde op een adresonderzoek dat was gestart na meldingen dat verzoekster al langere tijd niet was gezien op haar oude adres. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de uitkomst van het adresonderzoek. Verzoekster had aangevoerd dat zij tijdelijk bij haar dochter verbleef vanwege gezondheidsproblemen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de feiten en omstandigheden erop wezen dat verzoekster feitelijk op het nieuwe adres woonde. De voorzieningenrechter benadrukte dat het college de bevoegdheid heeft om een adreswijziging ambtshalve door te voeren als er twijfel bestaat over de juistheid van de inschrijving in de brp. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat er geen spoedeisend belang was dat een andere uitkomst rechtvaardigde. De uitspraak heeft geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2052

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. I. Car),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. J.F. Jim).

Samenvatting

Het college heeft onderzoek gedaan naar het woonadres van verzoekster. Volgens het college woont verzoekster niet meer in de door haar gehuurde woning, maar woont zij bij haar dochter. Het college heeft verzoekster daarom uit zichzelf (ambtshalve) ingeschreven op het adres van de dochter. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de uitkomst van het adresonderzoek. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.

Procesverloop

1. Met het bestreden besluit van 30 januari 2025 heeft het college verzoekster ambtshalve ingeschreven op het adres [adres 1] in Rotterdam vanaf 31 december 2024. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Het college heeft met een verweerschrift gereageerd op dat verzoek.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, verzoeksters dochter, [persoon A] (namens verzoekster) en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
4. Verzoekster stond in de basisregistratie personen (brp) ingeschreven op het adres [adres 2] in Rotterdam (hierna: oude adres). Bij een projectteam van Woonstad, de politie en de gemeente Rotterdam is een signaal binnengekomen dat verzoekster al enkele maanden niet was gezien door haar buren en dat er sprake was van overlast vanuit de woning. Het projectteam heeft op vier verschillende dagen in oktober 2024 tevergeefs geprobeerd om een huisbezoek af te leggen bij verzoeksters woning op het oude adres. Op 7 november 2024 heeft het projectteam een huisbezoek afgelegd op dit adres en daarbij twee mensen aangetroffen, namelijk verzoeksters kleinzoon en zijn vriendin ( [persoon A] ). Verzoeksters kleinzoon heeft verklaard dat hij daar woonde en dat verzoekster bij zijn moeder (verzoeksters dochter) woont op het adres [adres 1] in Rotterdam (hierna: nieuwe adres). Het college heeft vervolgens een adresonderzoek opgestart. Daarbij is verzoekster op 4 december 2024 aangetroffen op het nieuwe adres.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Het college heeft vastgesteld dat verzoekster woont op het nieuwe adres. Omdat verzoekster geen adreswijziging heeft doorgegeven, heeft het college haar ambtshalve ingeschreven op dat adres. Verzoekster is het hier niet mee eens, omdat zij nog zou wonen op het oude adres. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat bestreden besluit wordt geschorst, zodat zij vooralsnog ingeschreven blijft op het oude adres.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. Verzoekster voert aan dat de verhuurder van de woning op het oude adres de huurovereenkomst wil laten ontbinden en dat zij hiervoor op 2 april 2025 moet verschijnen bij de kantonrechter. Volgens verzoekster kan de uitkomst van het verzoek om een voorlopige voorziening van invloed zijn op de zaak bij de kantonrechter. De voorzieningenrechter ziet hierin een voldoende spoedeisend belang voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Mocht het college een adresonderzoek starten?
9. Verzoekster voert aan dat er geen aanleiding bestond voor het starten van een adresonderzoek.
10. In de Circulaire Adresonderzoek brp staat dat het college een adresonderzoek mag starten als er twijfel is over de juistheid van een inschrijving in de brp. Uit de Circulaire blijkt dat een melding van een persoon, organisatie of een orgaan van de gemeente aanleiding kan zijn voor een dergelijk onderzoek. In dit geval heeft een projectteam een melding ontvangen dat verzoekster al langere tijd niet was gezien en hebben zij een huisbezoek afgelegd. Naar aanleiding van het huisbezoek heeft het projectteam een melding gemaakt bij het college. De voorzieningenrechter vindt dat er daarom voldoende aanleiding was voor het college om nader onderzoek te doen naar de vraag of verzoekster daadwerkelijk op het oude adres woonachtig was.
Mocht het college verzoekster inschrijven op het nieuwe adres?
11. Veel organisaties maken gebruik van de gegevens die in de brp staan. Het is daarom belangrijk dat in de brp het juiste woonadres is opgenomen. Als iemand zelf geen aangifte doet van een verhuizing, dan heeft het college de bevoegdheid om het woonadres ambtshalve te wijzigen.
12. Verzoekster voert aan dat zij problemen heeft met haar gezondheid, dat zij recentelijk in het ziekenhuis opgenomen is geweest, dat zij in verband met haar revalidatie zorg nodig heeft en dat zij daarom tijdelijk bij haar dochter heeft verbleven. Volgens verzoekster verblijft zij inmiddels weer in haar woning op het oude adres.
13. Verzoekster heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij van 6 juni tot 11 juni 2024 en van 8 november tot 13 november 2024 in het ziekenhuis heeft gelegen. Het is voor de voorzieningenrechter echter niet duidelijk hoe lang verzoekster bij haar dochter heeft verbleven in verband met de door haar gestelde revalidatie. Uit de bevindingen van het onderzoek lijkt naar voren te komen dat het niet gaat om een tijdelijk verblijf en dat verzoekster woonde op het nieuwe adres. Zo is er de melding dat verzoekster al meerdere maanden niet was gezien op het oude adres en de vier pogingen tot het afleggen van een huisbezoek in oktober 2024 (en daarmee ruim voor de tweede ziekenhuisopname) waarbij er niet wordt opengedaan. Tijdens het huisbezoek op 7 november 2024 zijn er geen persoonlijke spullen en slechts een geringe hoeveelheid kleding van verzoekster aangetroffen in de woning op het oude adres en heeft haar kleinzoon verklaard dat verzoekster bij zijn moeder woont. Daarnaast is verzoekster op 4 december 2024 aangetroffen op het nieuwe adres en lagen daar ook persoonlijke spullen en medicijnen van verzoekster met daarop een sticker van de apotheek met het nieuwe adres.
14. Tijdens het adresonderzoek heeft het college aan verzoekster gevraagd om bewijsstukken op te sturen om aannemelijk te maken dat zij wél op het oude adres woonde. Zo heeft het college onder meer gevraagd om een reishistorie van het openbaar vervoer vanaf 1 september 2024. Verzoekster heeft niet op het verzoek van het college gereageerd en pas een dag voor de zitting bij de voorzieningenrechter bewijsstukken ingeleverd, waaronder de reishistorie van het openbaar vervoer over de periode van 1 november tot en met 1 december 2024 en de periode van 24 december 2024 tot en met 23 januari 2025. Uit deze gegevens blijkt dat verzoekster zeven keer gebruik maakt van bus- of tramhaltes in de buurt van het nieuwe adres en slechts één keer opstapt in de buurt van haar oude adres. Deze gegevens ondersteunen dus de bevindingen van het adresonderzoek.
15. Verzoekster heeft ook bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat zij de vaste lasten van de woning op het oude adres betaalt. Deze gegevens zeggen echter niet zoveel over haar feitelijke woonadres. Gegevens over reisbewegingen met het openbaar vervoer, pinbetalingen en het adres waar bestellingen bezorgd worden, geven vaak meer inzicht waar iemand feitelijk verblijft dan (automatische) overschrijvingen van een bankrekening. Het college heeft dus geen waarde hoeven hechten aan het feit dat verzoekster nog steeds de vaste lasten van de door haar gehuurde woning voldoet.
16. De voorzieningenrechter vindt dat het college voldoende aanleiding had om verzoekster in te schrijven op het nieuwe adres en verwacht dat het bestreden besluit in bezwaar stand zal houden. Zij ziet daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
17. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij inmiddels weer verblijft op haar oude adres. Tijdens de zitting heeft zij verklaard dat zij dit nog niet heeft doorgegeven bij de gemeente. Gelet op de uitkomst van het verzoek om een voorlopige voorziening raadt de voorzieningenrechter verzoekster aan om zo spoedig mogelijk aangifte te doen van een verhuizing naar het oude adres als zij daar weer permanent verblijft.

Conclusie en gevolgen

18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster vooralsnog ingeschreven blijft op het nieuwe adres. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.