Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
- [persoon A] ;
- mr. Galjé-Deckers voornoemd;
- [persoon B] ;
- mr. Van Luijn voornoemd;
1.Het geschil
in conventie
- i) [persoon B] te veroordelen om binnen 14 dagen na het vonnis aan haar te betalen ter afwikkeling van [bedrijf 1] een bedrag van € 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding, en te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten van € 1.275,00 en;
- ii) [persoon B] te veroordelen om binnen 14 dagen na het vonnis mee te werken aan de uitschrijving van [bedrijf 1] uit het handelsregister van de kamer van koophandel;
- i) [persoon A] te veroordelen om binnen 2 dagen na het vonnis aan hem te betalen een bedrag van € 12.500,00, en een nader te bepalen bedrag in verband met de afwikkeling van het restaurant, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente en;
- ii) [persoon A] te veroordelen om binnen 2 dagen na het vonnis de beslagen op de auto’s van [persoon B] op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat zij dat niet doet.
2.De beoordeling
Ik heb nooit gezegd dat je tekort bent geschoten of dat je iets met [bedrijf 1] geschaad hebt of dat je niks hebt gedaan…..We deden het samen heel goed en dat was ons sterke punt.”). Uit de eigen woorden van [persoon B] leidt de rechtbank dus af dat hij en [persoon A] wel degelijk in [bedrijf 1] hebben samengewerkt. Daar komt bij dat de vennootschap onder firma is ingeschreven in het handelsregister en beschikt over een btw-nummer en zogenaamd RSIN-nummer, een nummer dat hoort bij een rechtspersoon of samenwerkingsverband. Onbetwist is verder dat de vennootschap onder firma is aangegaan met een fiscaal motief. Vanaf 2020 is aan [persoon A] een fiscale winst toebedeeld van 10%. Dat zijn allemaal aanwijzingen voor het daadwerkelijk bestaan van een vennootschap onder firma met [persoon B] en [persoon A] als vennoten. Het ontbreken van een akte waarin de samenwerking is vastgelegd, maakt dat niet anders.