ECLI:NL:RBROT:2025:3992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
ROT 24/8536
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring wegens gebrek aan zelfstandige woonruimte

Deze uitspraak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring door eiseres, die het niet eens is met het besluit van Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR). Eiseres stelt dat er geen weigeringsgrond van toepassing is en dat zij ten onrechte is afgewezen omdat zij niet beschikt over een zelfstandige woonruimte. De rechtbank beoordeelt of het besluit tot afwijzing terecht is genomen. Eiseres heeft op 18 januari 2024 een urgentieverklaring aangevraagd op medische grond, maar deze aanvraag is op 4 maart 2024 afgewezen omdat zij geen zelfstandige woning heeft en inwonend is. De rechtbank komt tot de conclusie dat de aanvraag terecht is geweigerd, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring. De rechtbank oordeelt dat SUWR niet gehouden was om een medisch adviseur in te schakelen, aangezien zij al bekend was met de medische problematiek van eiseres. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een andere urgentiegrond van toepassing is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de weigering van de urgentieverklaring in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8536

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit Rotterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. I. van Baaren),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, SUWR

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring van eiseres. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Eiseres voert aan dat er geen weigeringsgrond van toepassing is. Eiseres stelt daartoe dat er geen sprake is van verwijtbaar handelen. Ook is volgens eiseres haar aanvraag onterecht afgewezen omdat zij niet beschikt over een zelfstandige woonruimte. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het besluit tot afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring van eiseres terecht is genomen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de urgentieaanvraag terecht is geweigerd en dat SUWR de hardheidsclausule niet heeft hoeven toepassen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 18 januari 2024 een urgentieverklaring aangevraagd op medische grond. Deze aanvraag is bij besluit van 4 maart 2024 afgewezen omdat eiseres geen zelfstandige woning heeft, maar inwonend is. Op 31 juli 2024 is het bewaar daartegen ongegrond verklaard en is de afwijzing gehandhaafd.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. SUWR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. De gemachtigde van eiseres heeft zichzelf en eiseres afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres heeft op 19 augustus 2019 een urgentieverklaring gekregen op grond van medische noodzaak op basis van de hardheidsclausule. Zij woonde toen aan de [adres 1] te Rotterdam bij haar moeder en jongere zus. Zij heeft vervolgens met behulp van die urgentieverklaring op 6 april 2020 een woning geaccepteerd aan de [adres 2] in Rotterdam. Haar urgentieverklaring is vervolgens stopgezet. Eiseres is op 18 juli 2022 weer terugverhuisd naar de [adres 1] , waar zij weer bij haar moeder en jongere zus is gaan inwonen.
4. Op 18 januari 2024 heeft eiseres een nieuwe urgentieaanvraag ingediend op grond van medische noodzaak. SUWR heeft deze aanvraag op 4 maart 2024 afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een zelfstandige woonruimte. SUWR baseert de afwijzing op artikel 2.3., derde lid, in samenhang met artikel 5.1., aanhef en onder a, van de Bijlage I (de Bijlage) bij de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 (de Verordening) waarin is vastgelegd dat de aanvrager over een zelfstandige woonruimte dient te beschikken. Aangezien eiseres hier niet over beschikt voldoet zij niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor urgentie.
Toetsingskader
5. De toepasselijke wettelijke regels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Is sprake van een weigeringsgrond?
6. Eiseres voert aan dat er geen sprake is van verwijtbaar handelen en dat er geen weigeringsgrond van toepassing is. Eiseres stelt dat haar aanvraag ten onrechte is afgewezen omdat zij niet beschikt over een zelfstandige woonruimte. Ook heeft SUWR ten onrechte geen medisch adviseur ingeschakeld. Eiseres is hulpbehoevend en zij stelt dat haar medische situatie is verslechterd. Eiseres stelt verder dat zij gelet op haar medische problemen niet in de woning aan de [adres 2] kon blijven wonen vanwege schimmel en lekkage in die woning.
6.1.
Het beroep slaagt niet. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet beschikt over een zelfstandige woonruimte zoals bedoeld in artikel 1.1, onder gg, van de Verordening en zoals vereist in artikel 5.1., aanhef en onder a, van de Bijlage. Daarmee staat vast dat zij niet voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld voor een aanvraag voor een urgentieverklaring op grond van medische noodzaak. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat een andere urgentiegrond op haar van toepassing is. Om die reden is sprake van de weigeringsgrond van artikel 2.3., derde lid, van de Bijlage. SUWR mocht daarom de aanvraag afwijzen. SUWR heeft ook terecht overwogen dat zij niet gehouden was om een medisch adviseur in te schakelen. Gelet op artikel 2.3., vijfde lid, van de Bijlage is dit een discretionaire bevoegdheid van SUWR. Van deze bevoegdheid hoefde geen gebruik te worden gemaakt omdat SUWR sinds de urgentieaanvraag in 2019 al bekend is met de (medische) problematiek die bij eiseres speelt zodat er niet nogmaals een medisch onderzoek dient plaats te vinden.
Had SUWR gebruik moeten maken van de hardheidsclausule?
7. Eiseres heeft in 2019 al een urgentieverklaring gekregen op grond van de hardheidsclausule en zij ziet niet in waarom dit niet nog een keer kan.
7.1.
Gelet op artikel 2.5. van de Bijlage kan SUWR de hardheidsclausule toepassen in schrijnende situaties die tegelijkertijd bijzondere, ten tijde van de vaststelling van de verordening, onvoorziene situaties betreffen. SUWR komt bij de beoordeling van de situatie waarin een beroep wordt gedaan op de hardheidsclausule en bij het gebruik van de bevoegdheid om de hardheidsclausule toe te passen een zekere vrijheid toe. Dat heeft tot gevolg, dat de toets door de rechter is beperkt tot de vraag of SUWR redelijkerwijze heeft kunnen besluiten dat er in dit geval onvoldoende reden was om de hardheidsclausule toe te passen.
7.2.
De rechtbank oordeelt dat dit het geval is. SUWR heeft redelijkerwijs kunnen besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen. Eiseres is van een geschikte, naar een medisch ongeschikte woning verhuisd. Eiseres heeft weliswaar gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt en ook niet onderbouwd dat zij de woning aan de [adres 2] moest verlaten in verband met haar gezondheid vanwege schimmel en lekkage. Verweerder heeft op zitting hierover nog meegedeeld dat eiseres hierover ook nooit contact heeft opgenomen en dat eiseres dit ook niet in de aanvraag en het bezwaar aan de orde heeft gesteld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de weigering van de urgentieverklaring in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op
31 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024
Artikel 1.1. Definities
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
gg. zelfstandige woonruimte: woonruimte met een eigen, afsluitbare, toegang welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen zoals badkamer, toilet en keuken buiten de woonruimte.
Bijlage I bij de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024
Artikel 2.3. Weigeringsgronden urgentieverklaring
[…]
3. Het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om urgentieverklaring weigert het aangevraagde indien geen van de in artikel 5.1 tot en met 5.8 van deze Bijlage genoemde urgentiegronden zich voordoet.
[…]
5. Het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om urgentieverklaring kan zich ter voorbereiding van de beslissing op de aanvraag laten adviseren door een ter zake deskundige persoon.
Artikel 2.5. Hardheidsclausule
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
2. Het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan registreert de gevallen waarin met toepassing van het in het eerste lid bepaalde een urgentieverklaring wordt verleend. De registratie bevat ten minste de datum waarop de urgentieverklaring wordt verleend en de specifieke omstandigheden van het geval die leiden tot de verlening van de urgentieverklaring. De registraties worden besproken in het in artikel 2.5.2 van de verordening bedoelde overleg.
Artikel 5.1. Medische Noodzaak
De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden:
a. thans rechtmatig zelfstandige woonruimte bewoont; en,
b. bekend is met medische problematiek, welke tot gevolg heeft dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van aanvrager.