Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 februari 2024, met bijlagen;
- het antwoord;
- de akte van Havensteder van 12 september 2024;
- de akte van Havensteder van 16 december 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Havensteder, vorderde betaling van een huurachterstand van € 491,36, die de gedaagde niet had betwist. De gedaagde huurt sinds 19 april 2011 een woning van Havensteder en had een huurachterstand opgebouwd. Tijdens de zitting op 5 maart 2025 trok Havensteder de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming in, maar eiste nog wel betaling van de huurachterstand en de lopende huur. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de lopende huur, maar wees de gevorderde incassokosten af. De reden hiervoor was dat de huurvoorwaarden oneerlijke bepalingen bevatten die in strijd zijn met de wettelijke regeling. De kantonrechter heeft ook de rente toegewezen en de proceskosten voor rekening van de gedaagde gesteld, omdat deze grotendeels ongelijk kreeg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.