In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2025 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De vrouw, de moeder van de minderjarigen, heeft verzocht om het gezamenlijk gezag met de man, de vader, te beëindigen. Sinds 2023 is er geen contact meer tussen de man en de minderjarigen, wat heeft geleid tot praktische problemen voor de vrouw bij het uitoefenen van het gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man geen rol meer speelt in het leven van de minderjarigen en dat er geen overleg mogelijk is tussen de ouders. Dit heeft de rechtbank doen besluiten dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag voortaan alleen aan de vrouw toe te kennen. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de emotionele impact op de minderjarigen en de rol van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West in deze zaak. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.