Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 4 september 2024;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek met bijlagen van 25 november 2024;
- het bericht met bijlagen van de man van 24 januari 2025;
- het bericht met bijlagen van de vrouw van 27 januari 2025.
relaas van de man’) omvat een brief van de man van vier pagina’s en acht bijlagen, met daarin de zienswijze van de man op dat wat door de vrouw is gesteld in het verzoekschrift. Daarbij probeert de man juridische stellingen in te nemen en vervolgens daaraan juridische conclusies te verbinden. De rechtbank stelt voorop dat in procedures als deze in beginsel de verplichting tot procesvertegenwoordiging door een advocaat geldt. In een dergelijk geval is het aan de advocaat om de processtukken te schrijven en daarin een juridische vertaalslag te maken van het standpunt van de cliënt. Advocaten zijn aangewezen en bij uitstek in staat om een duidelijke en rechtens relevante uiteenzetting te geven van het standpunt van de procespartij voor wie zij optreden. De rechtbank is van oordeel dat productie 4 in strijd is met het voorgaande. De rechtbank zal daarom deze productie, zoals ook benoemd tijdens de mondelinge behandeling, buiten beschouwing laten.
2.De vaststaande feiten
3.De beoordeling
package deal’ ter afwikkeling van de echtscheiding en daarover hebben partijen uiteindelijk geen overeenstemming bereikt. Gelet op deze betwisting door de vrouw heeft de man zijn stelling over het bestaan van een overeenkomst onvoldoende onderbouwd. Dat betekent dat de rechtbank zijn verzoek zal afwijzen.