ECLI:NL:RBROT:2025:3945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
C/10/684036 / HA ZA 24-700
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om compensatie op grond van de Catshuisregeling in echtscheidingszaak

In deze zaak vordert de vrouw in conventie de helft van de door de man ontvangen compensatie op grond van de Catshuisregeling. De man heeft een compensatie van € 30.000,- ontvangen, en de vrouw stelt dat haar vordering niet meer dan € 15.000,- bedraagt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de vrouw door de kantonrechter moet worden behandeld, gezien de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie. De rechtbank verwijst de zaak naar de kantonrechter, waarbij de vrouw en de man als partijen worden aangeduid. De procedure is gestart met een dagvaarding op 29 juli 2024, en na verschillende processtukken en een geplande mondelinge behandeling, is de zaak uiteindelijk op 26 maart 2025 door de rechtbank beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld moeten worden door de kamer voor kantonzaken, en heeft de zaak ambtshalve doorverwezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/684036 / HA ZA 24-700
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.A.E. Timmer te Rotterdam,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M. Jonkman te Capelle aan den IJssel.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juli 2024 met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 18 september 2024 met producties 1 tot en met 3;
  • het bericht van de rechtbank van 6 november 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 17 maart 2025;
  • het bericht van de rechtbank van 11 februari 2025 met daarin een zittingsagenda;
  • het bericht van de rechtbank van 10 maart 2025, waarin de rechtbank aangeeft dat ter zitting besproken zal worden of de zaak naar de sector kanton moet worden verwezen;
  • de brief van de vrouw van 13 maart 2025 met vijf producties;
  • de brief van de man van 13 maart 2025 met drie producties;
  • de mededeling van de vrouw van 14 maart 2025 dat partijen zijn overeengekomen dat de zaak kan worden doorverwezen naar de sector kanton;
  • het bericht van de rechtbank van 17 maart 2025 dat de mondelinge behandeling niet door zal gaan en dat de zaak naar de rol zal worden verwezen voor vonnis.
1.2.
Ten slotte is de datum voor vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 9 juli 2010 getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. Op 14 april 2015 is de echtscheiding van partijen uitgesproken en op 3 november 2015 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen hebben gedurende hun huwelijk kinderopvangtoeslagen ontvangen. Deze zijn teruggevorderd maar later is gebleken dat dat onterecht was.
2.3.
De man heeft een compensatie van € 30.000,- ontvangen op grond van de zogenaamde Catshuisregeling.
2.4.
De vrouw heeft een compensatie van € 10.000,- ontvangen op grond van de ex-toeslagpartnerregeling.
2.5.
Op 22 augustus 2024 heeft de man een definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag ontvangen van de belastingdienst. Volgens die beschikking is de definitieve vergoeding waar de man recht op heeft lager dan het bedrag van € 30.000,- dat de man al heeft ontvangen, zodat de man geen aanvullende vergoeding zal ontvangen. Ook staat in die beschikking dat de man het geld dat hij eerder heeft ontvangen niet hoeft terug te betalen.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
In conventie vordert de vrouw dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man veroordeelt om binnen één week na het in dezen te wijzen vonnis aan de vrouw te betalen een bedrag van € 15.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag dat de man de compensatie van € 30.000,- heeft ontvangen;
II. de man veroordeelt om aan de vrouw te overleggen schriftelijke bewijsstukken over de uitkomst van de integrale beoordeling en de uitkomsten van eventuele vervolgprocedures zoals bezwaar- en beroepschriftprocedures en de hoogte van het in totaal door de man ontvangen en eventueel nog te ontvangen compensatiebedrag, binnen één week na ontvangst van die stukken en voor zover deze stukken al zijn ontvangen binnen één week na het in dezen te wijzen vonnis;
III. voor recht verklaart dat de vrouw steeds gerechtigd is tot de helft van alle compensatiebedragen die de man vanuit de Belastingdienst Toeslagen al heeft of nog zal ontvangen, voor zover dit de hoogte van de Catshuisregeling van € 30.000,- overschrijdt, met veroordeling van de man dit meerdere steeds binnen een week na ontvangst aan de vrouw te betalen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over dat meerdere vanaf de dag dat de man de compensatie heeft ontvangen;
IV. de man veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De man voert verweer in conventie en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw.
In reconventie
3.3.
In voorwaardelijke reconventie vordert de man, voor het geval de vorderingen van de vrouw in conventie worden toegewezen, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw veroordeelt aan de man te betalen de helft van het door haar in het kader van de ex-toeslagpartnerregeling ontvangen geldbedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag dat de compensatie door de vrouw is ontvangen;
II. de vrouw veroordeelt om aan de man te overleggen schriftelijke bewijsstukken over de uitkomst van de integrale beoordeling en de uitkomsten van eventuele vervolgprocedures zoals bezwaar- en beroepschriftprocedures en de hoogte van het in totaal door de vrouw ontvangen en eventueel nog te ontvangen compensatiebedrag, binnen één week na ontvangst van die stukken en voor zover deze stukken al zijn ontvangen binnen één week na het in dezen te wijzen vonnis;
III. voor recht verklaart dat de man steeds gerechtigd is tot de helft van alle compensatiebedragen die de vrouw vanuit de Belastingdienst Toeslagen al heeft of nog zal ontvangen, met veroordeling van de vrouw dit meerdere steeds binnen een week na ontvangst aan de vrouw te betalen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over dat meerdere vanaf de dag dat de vrouw de compensatie heeft ontvangen.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in voorwaardelijke reconventie zal de rechtbank deze vorderingen gezamenlijk behandelen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet deze zaak worden behandeld en beslist door de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, gelet op het beloop van de vorderingen in conventie en de samenhang van de vorderingen in voorwaardelijke reconventie met de vorderingen in conventie. De rechtbank zal de zaak daarom ambtshalve verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. Hieronder wordt deze beslissing toegelicht.
4.3.
De in 2.5 genoemde beschikking, waarin staat dat de man geen aanvullende vergoeding zal ontvangen boven het reeds door hem ontvangen bedrag van € 30.000,-, is een duidelijke aanwijzing dat de vordering van de vrouw in conventie niet meer dan € 15.000,- bedraagt. Weliswaar staat in die beschikking dat de man tot en met 3 april 2025 een verzoek om een hogere vergoeding kan indienen bij de Commissie Werkelijke Schade, en die termijn is nog niet verstreken, maar gesteld noch gebleken is dat de man een dergelijk verzoek heeft ingediend of van plan is een dergelijk verzoek in te dienen, en er zijn geen feiten gesteld waaruit blijkt dat de werkelijke schade van de man hoger is dan het al door hem ontvangen bedrag van € 30.000,-. Hieruit volgt dat de zaak in conventie op grond van artikel 93 sub b Rv door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist.
4.4.
De vorderingen in voorwaardelijke reconventie zijn ingesteld onder de voorwaarde dat de vorderingen in conventie worden toegewezen. De hieruit volgende samenhang tussen de vorderingen in conventie en die in voorwaardelijke reconventie verzet zich tegen afzonderlijke behandeling van die vorderingen. De vorderingen in voorwaardelijke reconventie moeten daarom ook door de kantonrechter worden behandeld, ook als die vorderingen op zichzelf tot de competentie van de rechtbank (kamer voor civiele zaken) zouden behoren. Dit volgt uit artikel 97 lid 1 Rv.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank op grond van artikel 71 lid 2 Rv de zaak ambtshalve verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.

5.De beslissing in conventie en reconventie

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam, op
donderdag 10 april 2024om
10:00 uur;
5.2.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
5.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
5.4.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.
3718/1918/3310