ECLI:NL:RBROT:2025:3939

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11067776 CV EXPL 24-11148
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor levering van stroom en gas tussen DGB Energie B.V. en Horeca Stadt B.V.

In deze zaak heeft DGB Energie B.V. (hierna: DGB) een vordering ingesteld tegen Horeca Stadt B.V. (hierna: Horeca Stadt) voor betaling van een factuur van € 21.404,18, die betrekking heeft op de levering van stroom en gas. De overeenkomst tussen partijen is tot stand gekomen na telefonische aanbiedingen en het ondertekenen van contractbevestigingen door een medewerker van Horeca Stadt. Horeca Stadt betwist de overeenkomst op basis van onbevoegdheid van de medewerker, maar de kantonrechter oordeelt dat DGB gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de bevoegdheid van de medewerker, waardoor de overeenkomst rechtsgeldig is.

Horeca Stadt heeft ook aangevoerd dat er sprake is van een consumentenovereenkomst en dat consumentenbeschermende bepalingen van toepassing zijn, maar de kantonrechter verwerpt dit standpunt. De overeenkomst is aangegaan door een besloten vennootschap, waardoor het consumentenrecht niet van toepassing is. Daarnaast heeft Horeca Stadt geen bewijs geleverd voor haar stelling dat DGB misleidende informatie heeft verstrekt, wat nodig zou zijn voor vernietiging van de overeenkomst.

De kantonrechter oordeelt verder dat er geen sprake is van dwaling, omdat Horeca Stadt niet heeft aangetoond dat DGB onjuiste informatie heeft verstrekt over de tarieven. De vordering van DGB wordt toegewezen, inclusief incassokosten en rente. Horeca Stadt wordt veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag en de proceskosten. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11067776 CV EXPL 24-11148
datum uitspraak: 14 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
DGB Energie B.V.,
vestigingsplaats: Hardenberg,
eiseres,
gemachtigde: mr. T. Waissi,
tegen
Horeca Stadt B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Coskun,
De partijen worden hierna ‘DGB’ en ‘Horeca Stadt’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 april 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de nadere producties van Horeca Stadt, met bijlagen;
1.2.
Op 13 december 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig de gemachtigde van DGB en de bestuurder van Horeca Stadt [naam] met de gemachtigde.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Horeca Stadt, een horecaleverancier, heeft een zakelijke overeenkomst gesloten met DGB voor de levering van stroom en gas. DGB heeft voor het verbruik bij Horeca Stadt
€ 21.404,18 in rekening gebracht. DGB vordert een veroordeling tot betaling van genoemd bedrag, met rente en kosten. Horeca Stadt is het hiermee niet eens. De vorderingen worden toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De overeenkomst is rechtsgeldig tot stand gekomen
2.2.
Er is een overeenkomst tussen DGB en Horeca Stadt tot stand gekomen. Het gaat om een leveringsovereenkomst voor drie verschillende adressen waar stroom en gas wordt geleverd. Deze overeenkomsten zijn telefonisch aangeboden, waarna de contractbevestiging naar Horeca Stadt is gestuurd en deze door een medewerker getekend is geretourneerd. Horeca Stadt voert aan dat de overeenkomst is aangegaan door een onbevoegde medewerker, maar daar kan zij zich tegenover DGB niet op beroepen. DGB mocht er namelijk op mocht vertrouwen dat de medewerker wel bevoegd was (artikel 3:61 lid 2 BW). Er zijn namelijk meerdere contactmomenten met de medewerker geweest en de medewerker heeft de link naar de offerte geopend en deze getekend. In deze link wordt gevraagd of degene die tekent daartoe ook bevoegd is, waarna er pas getekend kan worden. Hiernaast zijn alle e-mails, waaronder de contractbevestiging naar het algemene e-mailadres van Horeca Stadt gestuurd. DGB mocht er dan ook op vertrouwen dat de medewerker bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan. Hierdoor is de overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen.
Er is geen sprake van een consumentenovereenkomst
2.3.
Horeca Stadt betoogt dat een van de overeenkomsten een consumentenovereenkomst is omdat in de leveringsovereenkomst ook een privéadres is opgenomen. Daarom zijn volgens Horeca Stadt consumentenbeschermende bepalingen van toepassing zijn. Horeca Stadt doet een beroep op schending van Richtlijn 93/13. Zij stelt dat de bedingen in de overeenkomst oneerlijke voorwaarden bevatten. Het standpunt van Horeca Stadt wordt verworpen. De overeenkomst is aangegaan door de besloten vennootschap. Hierdoor is het niet van belang dat het gaat om levering aan een woning. Omdat er sprake is van een zakelijk contract is het consumentenrecht niet van toepassing.
Er is geen sprake van oneerlijke handelspraktijken
2.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van een oneerlijke handelspraktijk. Horeca Stadt heeft, nog daargelaten of zij als ondernemer materieel gelijkgesteld zou kunnen worden met een consument en dus ook een vergelijkbare rechtsbescherming toebedeeld zou kunnen krijgen, onvoldoende onderbouwd dat DGB misleidende informatie heeft verstrekt. Dit is wel nodig voor een vernietiging van de overeenkomst op grond van artikel 6:193b BW. Horeca Stadt stelt dat DGB onjuiste en incomplete informatie aan haar heeft verstrekt. DGB voert aan dat alle informatie in de offerte en de bevestiging is gedeeld met Horeca Stadt en hier niets onjuist of incompleet in is weergegeven. De voorwaarden stonden vast en zijn onveranderd. Horeca Stadt heeft tegenover deze uitleg van DGB niet concreet gemaakt welke misleidende informatie DGB heeft verstrekt, terwijl dat wel op haar weg had gelegen.
Het beroep op vernietiging gaat niet op
2.5.
Het beroep van Horeca Stadt op vernietiging van de overeenkomst, slaagt niet. Hieronder wordt dit uitgelegd.
Er is geen sprake van dwaling
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van dwaling (artikel 6:228 BW). Horeca Stadt heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat DGB onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt over de tarieven in de overeenkomst. DGB heeft dat gemotiveerd betwist. DGB heeft aangegeven dat er geen gunstigere tarieven zijn voorgespiegeld. Er zijn zowel vaste als variabele tarieven afgesproken. Dat de prijs hoger is uitgevallen dan in de offerte, is omdat het verbruik van Horeca Stadt veel hoger is dan vooraf is besproken. Het hogere verbruik, dat door Horeca Stadt niet wordt betwist, volgt uit de meterstanden van de slimme meters op alle drie de leveradressen. Het bedrag wordt niet geschat, maar op werkelijk verbruik gebaseerd. Horeca Stadt heeft deze uitleg van DGB niet weersproken en zij heeft ook niet nader toegelicht waarom zij bij het sluiten van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken had die veroorzaakt werd door DGB.
Horeca Stadt moet € 21.404,18 aan DGB betalen
2.7.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Horeca Stadt de overeenkomst tussen partijen moet nakomen en dus € 21.404,18 aan DGB moet betalen.
Incassokosten en rente
2.8.
De incassokosten van € 989,04 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
De rente wordt ook toegewezen omdat DGB genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en Horeca Stadt dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.9.
Horeca Stadt moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van DGB op € 115,22 aan dagvaardingskosten, € 1.409,- aan griffierecht, € 1.086,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 543,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 2.745,22. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat DGB dat eist en Horeca Stadt daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Horeca Stadt om aan DGB te betalen € 22.798,70 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 21.404,18 vanaf 12 april 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Horeca Stadt in de proceskosten, die aan de kant van DGB worden vastgesteld op € 2.745,22;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
62914