ECLI:NL:RBROT:2025:3908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
C/10/693058 / KG ZA 25-49
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming in krakerszaak door niet-gerechtigdheid eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een zorginstelling, aangeduid als [naam stichting], en een gedaagde, [gedaagde], die in een woning verblijft die eerder door de stichting werd gehuurd. De stichting vorderde ontruiming van de woning, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De stichting had de huur van de woning per 16 januari 2025 opgezegd, waarna de woning gekraakt werd. De rechtbank oordeelde dat de stichting niet gerechtigd was om ontruiming te vorderen, omdat zij geen eigenaar van de woning was en de huurovereenkomst met de verhuurder, Stichting Havensteder, was geëindigd. De rechtbank benadrukte dat de stichting niet kon stellen dat er een nieuwe huurovereenkomst was ontstaan, ondanks dat er maandelijkse betalingen werden gedaan. Bovendien werd overwogen dat de omstandigheden, waaronder de gezondheidstoestand van de gedaagde, een ontruiming op korte termijn niet rechtvaardigden. De stichting werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van de gedaagde betalen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/693058 / KG ZA 25-49
Vonnis in kort geding van 11 maart 2025
in de zaak van
de stichting
[naam stichting],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. E.C. van Lent te Leiden,
tegen

1.[gedaagde] ,

verblijvende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. C.C.M. Welten te Tilburg,
2.
ZIJ DIE VERBLIJVEN EN/OF AANWEZIG ZIJN IN OF OP DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN AAN DE [adres] ( [postcode] ) IN ROTTERDAM,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [naam stichting] , [gedaagde] en de niet-verschenen gedaagden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 7 februari 2025, met producties 1 tot en met 10,
  • een kopie van pagina 18 van het landelijk dagblad Trouw van 13 februari 2025, waarin een uittreksel van het exploot van dagvaarding bekend is gemaakt,
  • de pleitnota van mr. Van Lent,
  • de pleitaantekeningen van mr. Welten.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2025.

2.De feiten

2.1.
[naam stichting] is een zorginstelling die huisvesting biedt aan mensen met een beperking of niet-aangeboren hersenletsel. Op 19 augustus 2011 heeft zij de woning aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning) aan haar portefeuille toegevoegd door deze te gaan huren van Stichting Havensteder (hierna: Havensteder).
2.2.
Bij brief van 16 december 2024 heeft [naam stichting] de huur van de woning per direct opgezegd. De woning stond op dat moment leeg.
2.3.
Bij brief van 18 december 2024 heeft Havensteder de opzegging van de huur per 16 januari 2025 bevestigd. Daarbij heeft zij opgemerkt dat er op 23 december 2024 een voorinspectie en op 16 januari 2025 een eindinspectie plaatsvindt.
2.4.
In december 2024/januari 2025 is de woning gekraakt.
2.5.
In een brief van 13 januari 2025 heeft mr. Van Lent de krakers gesommeerd om de woning per direct te ontruimen. Op 16 januari 2025 heeft de deurwaarder zich naar de woning begeven om die brief te betekenen. Uit het proces-verbaal blijkt dat de deurwaarder heeft geconstateerd dat [gedaagde] in de woning aanwezig was en dat [gedaagde] aan hem heeft laten weten dat hij de enige bewoner/kraker is. De deurwaarder heeft de brief vervolgens aan [gedaagde] betekend.

3.Het geschil

3.1.
[naam stichting] vordert, verkort weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
gedaagden veroordeelt om de woning te ontruimen, onder oplegging van een dwangsom,
[naam stichting] machtigt om de ontruiming zelf te doen uitvoeren op kosten van gedaagden met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
bepaalt dat dit vonnis tot twaalf maanden na de dag waartegen de ontruiming is geëffectueerd ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in of op de onroerende zaak bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet,
gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam stichting] dan wel tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
Bij dagvaarding zijn de bij wet voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht genomen, zodat tegen de niet-verschenen gedaagden verstek wordt verleend. Nu [gedaagde] wel in de procedure is verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.2.
De vorderingen worden afgewezen. De reden daarvoor is dat, zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd, niet gebleken is dat [naam stichting] gerechtigd is om ontruiming van de woning te vorderen. [naam stichting] is geen eigenaar van de woning en de huurovereenkomst tussen Havensteder en [naam stichting] is op 16 januari 2025 geëindigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam stichting] laten weten dat Havensteder de oplevering van de woning niet accepteert zolang er een kraker in de woning zit. Daarbij heeft zij gewezen op een e-mail van Havensteder van 9 januari 2025, waarin staat dat de huurovereenkomst wordt verlengd als het [naam stichting] niet lukt om de kraker uit de woning te krijgen. [naam stichting] – en kennelijk ook Havensteder – miskent daarmee echter dat zij de huurovereenkomst op 16 december 2025 heeft opgezegd, Havensteder die opzegging op 18 december 2025 heeft geaccepteerd en de huurovereenkomst dus niet alsnog kan worden verlengd. Deze enkele e-mail is ook niet voldoende om te kunnen concluderen dat er een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen, mede in aanmerking nemend dat [naam stichting] de woning niet meer wil huren. Dat [naam stichting] maandelijkse betalingen doet en die door haar en Havensteder als huur worden aangemerkt doet daaraan niet af. Havensteder is derhalve, naar voorshands oordeel, degene die in rechte ontruiming van de woning kan vorderen, maar in dit kort geding geen partij.
4.3.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat, los van het bovenstaande, gegeven de omstandigheden niet zou zijn beslist dat de woning op zo korte termijn als gevorderd moet worden ontruimd. Ter zitting is namelijk gebleken dat [gedaagde] twee gebroken voeten heeft. Daarnaast heeft [naam stichting] niet adequaat gereageerd op de stelling van [gedaagde] dat het er de schijn van heeft dat de woning binnen afzienbare tijd wordt gesloopt.
4.4.
[naam stichting] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] betalen. De proceskosten worden begroot op:
- griffierecht: € 90,00
- salaris advocaat: € 715,00
- nakosten:
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 983,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet-verschenen gedaagden,
5.2.
wijst de vorderingen af,
5.3.
veroordeelt [naam stichting] in de proceskosten van [gedaagde] van € 983,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [naam stichting] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025. [2971/106]