ECLI:NL:RBROT:2025:3907

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
C/10/691230 / KG ZA 24-1210
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming in kort geding tegen krakers van een woning in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en de krakers van een woning aan de [adres] in Rotterdam. Woonstad, de eigenaar van de woning, vorderde ontruiming van de woning, die sinds 20 december 2022 leegstond en in oktober 2024 door de krakers in gebruik was genomen. Woonstad had de krakers op 10 december 2024 een brief gestuurd waarin zij hen verzocht de woning voor 13 december 2024 te verlaten, maar de krakers hebben hieraan geen gehoor gegeven.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de krakers zonder recht of titel in de woning verblijven, wat in strijd is met het eigendomsrecht van Woonstad. De rechter oordeelde dat Woonstad een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien zij de woning op korte termijn aan een leegstandbeheerder, Ad Hoc, wil ter beschikking stellen voor tijdelijke verhuur. De voorzieningenrechter weegt het belang van Woonstad bij ontruiming zwaarder dan het belang van de krakers om in de woning te blijven. De vordering van Woonstad werd toegewezen, en de krakers kregen een termijn van vijf weken om de woning te ontruimen.

De rechter heeft ook geoordeeld dat de vordering tegen de niet-verschenen gedaagden kan worden toegewezen, omdat de procedure tegen hen niet onrechtmatig of ongegrond is. De krakers werden in het ongelijk gesteld en moesten de proceskosten van Woonstad betalen, die op € 1.725,47 zijn begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/691230 / KG ZA 24-1210
Vonnis in kort geding van 24 januari 2025
in de zaak van
STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat: mr. I.M.M. Versloot te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde] ,

met feitelijke woonplaats in Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. M.F. van Hulst te Utrecht,
en
2.
ZIJ DIE VERDER VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK AAN [adres] TE ( [postcode] ) ROTTERDAM OF EEN GEDEELTE DAARVAN,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen worden hierna Woonstad, [gedaagde] en de niet-verschenen gedaagden genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid als de krakers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 december 2024, met productie 0 tot en met 3,
  • de aanvullende productie 4 van Woonstad,
  • de producties 1 tot en met 3 van [gedaagde] ,
  • de pleitnota van mr. Van Hulst.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 10 januari 2025.
1.3.
Van gedaagden is alleen [gedaagde] verschenen. Tegen de niet-verschenen gedaagden wordt verstek verleend.
2. De feiten
2.1.
Woonstad is eigenaar van de woning aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning). De woning staat sinds 20 december 2022 leeg.
2.2.
In oktober 2024 hebben de krakers de woning in gebruik genomen.
2.3.
Op 10 december 2024 heeft de heer [persoon A] van Woonstad een brief van mr. Versloot van 5 december 2024 aan de krakers overhandigd. Daarin staat dat de krakers de woning voor 13 december 2024 moeten verlaten. Dat hebben zij niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Woonstad vordert, samengevat, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de krakers veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en te verlaten,
de krakers veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Dit strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Woonstad in de kosten van het geding.

4.De beoordeling

T.a.v. [gedaagde]

4.1.
Niet in geschil is dat de krakers op dit moment zonder recht of titel in de woning verblijven. Dat is in strijd met het eigendomsrecht dat Woonstad op de woning heeft (artikel 5:2 BW). Woonstad is daarom gerechtigd om in kort geding ontruiming te vorderen. In beginsel wordt een dergelijke vordering toegewezen, tenzij Woonstad daarbij geen spoedeisend belang heeft of in de gegeven omstandigheden misbruik maakt van haar ontruimingsbevoegdheid. Ook dient het belang van de krakers bij het behoud van een dak boven hun hoofd bij de beoordeling te worden betrokken. Bij de weging van de belangen geldt voorts als belangrijk gezichtspunt dat van ontruiming moet worden afgezien als er vervolgens ongerechtvaardigde leegstand van de woning ontstaat.
4.2.
De vordering van Woonstad wordt toegewezen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het volgende.
4.3.
Woonstad heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. Ter zitting heeft zij toegelicht dat zij op 10 april 2023 een overeenkomst heeft gesloten met leegstandbeheerder Ad Hoc voor het beheer van het pand waarvan de woning onderdeel uitmaakt. Vanwege miscommunicatie tussen Woonstad en Ad Hoc is het pand leeg blijven staan, maar Woonstad wenst het pand alsnog aan Ad Hoc ter beschikking te stellen. Woonstad wil dit op korte termijn doen. Ad Hoc betaalt voor het pand en op deze manier kan Woonstad alsnog aan haar verplichting jegens Ad Hoc voldoen.
4.4.
Verder weegt het belang van Woonstad bij ontruiming zwaarder dan het belang van de krakers om in de (niet aan hen toebehorende) woning te blijven. Woonstad wil dat het pand in gebruik gegeven wordt aan Ad Hoc, om het op die manier te verhuren. Het is daarbij de bedoeling dat Ad Hoc de woning later dit jaar weer ontruimt en aan Woonstad ter beschikking stelt, tegelijk met andere woningen die bij Ad Hoc in beheer zijn gegeven. Op deze manier heeft Woonstad één aanspreekpunt voor alle woningen die het aangaat. Dit is een legitieme uitoefening van de eigendomsrechten van Woonbron.
4.5.
[gedaagde] stelt dat Woonstad ook een bruikleen- of vaststellingsovereenkomst met de krakers kan sluiten en dit ten aanzien van een andere woning in het verleden ook al eens heeft gedaan. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] niet in deze stelling. Het staat Woonstad, binnen de grenzen van de wet, vrij om te bepalen aan wie zij haar woningen verhuurt. Daar komt bij dat Woonstad met Ad Hoc reeds afspraken heeft gemaakt over het beheer van de woning. Dat Woonbron bij een andere woning reden zag om wel aan krakers te verhuren, geeft de krakers geen recht op deze woning. Een ander standpunt zou erop neerkomen dat een woningcorporatie die een woning aan krakers verhuurt, vervolgens verplicht zou zijn om dat in de toekomst ook weer voor andere panden te doen.
4.6.
Het betoog van [gedaagde] dat verhuur van de woning onder de Leegstandwet niet toegestaan is voor minder dan zes maanden, en dat verhuur via Ad Hoc dus sowieso niet meer past in de sloopplannen, slaagt niet. Immers, Ad Hoc kan de woning, indien de krakers daar op korte termijn uit vertrekken, nog voor een periode van minimaal zes maanden verhuren. Woonstad heeft verklaard dat de huurders in de zomer uit de woningen moeten. Dit betekent dat, indien de woning voor 1 maart 2025 wordt ontruimd, Ad Hoc de woning tot 1 september 2025 kan verhuren. De voorzieningenrechter laat daarom verder in het midden of de zes maanden termijn in dit geval van toepassing is.
4.7.
[gedaagde] heeft zich ten slotte beroepen op haar huisrecht en dat van de overige krakers, zoals beschermd in artikel 8 EVRM. Dit beroept wordt gelet op het voorgaande afgewezen. Kort gezegd: Woonstad oefent op legitieme wijze haar (ook door het EVRM beschermde) eigendomsrecht uit, zij heeft een concreet belang bij de ontruiming en de woning zal naar verwachting niet leeg komen te staan na de ontruiming, behalve in de periode voorafgaand aan, en met het oog op de sloop. Dit weegt zwaarder dan het belang van de krakers.
T.a.v. de niet-verschenen gedaagden
4.8.
Omdat [gedaagde] wel in de procedure is verschenen en ten opzichte van haar is voort geprocedeerd, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. Uit het bepaalde in artikel 139 Rv volgt dat de vorderingen van Woonstad tegen de niet-verschenen gedaagden kunnen worden toegewezen, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Dat is niet het geval. Hetgeen hiervoor is overwogen geldt ook voor de niet-verschenen gedaagden.
T.a.v. alle gedaagden
4.9.
De vordering wordt dus toegewezen. Daarbij wordt aan de krakers een termijn van vijf weken, dus tot en met 28 februari 2025, gegund om de woning te ontruimen.
4.10.
De krakers worden in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonstad worden begroot op:
- dagvaarding: € 144,47
- griffierecht: € 688,00
- salaris advocaat: € 715,00
- nakosten:
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 1.725,47

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
a. verleent verstek tegen de niet-verschenen gedaagden,
veroordeelt de krakers om binnen vijf weken na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) Rotterdam te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop aanwezige personen en/of zaken, voor zover deze niet van Woonstad zijn, en ter algehele beschikking van Woonstad te stellen,
veroordeelt de krakers in de proceskosten van Woonstad, begroot op € 1.725,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als zij niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025.
[3871/2971/1876]