In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met het verzoek om toestemming voor de toepassing van lijfsdwang om betaling van achterstallige partneralimentatie af te dwingen. De partijen zijn ex-echtgenoten en hebben bij hun echtscheiding afgesproken dat de man maandelijks een bedrag van € 4.108,00 aan partneralimentatie aan de vrouw betaalt. De man heeft echter al jaren niet aan deze verplichting voldaan, wat heeft geleid tot een aanzienlijke betalingsachterstand van € 280.946,56. De vrouw stelt dat de man zijn vermogen en inkomen verbergt, waardoor zij geen verhaal kan halen. De man daarentegen betwist dat hij in luxe leeft en stelt dat hij momenteel een salaris van € 2.150,50 bruto per maand verdient, wat onvoldoende is om aan zijn verplichtingen te voldoen.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw afgewezen. De rechter oordeelt dat er geen dringende noodzaak is voor het toepassen van lijfsdwang, omdat de vrouw geen inzicht heeft gegeven in haar eigen financiële situatie. Bovendien heeft de man diverse voorstellen gedaan om tot een oplossing te komen, die door de vrouw zijn afgewezen. De rechter concludeert dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat de man betalingsonwillig is en dat de toepassing van lijfsdwang niet gerechtvaardigd is. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.