ECLI:NL:RBROT:2025:3893

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
11500650 VV EXPL 25-40
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens exploitatie van illegale seksinrichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en Zwanenburg & de Heer B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van de heer [persoon A] (gedaagde). De eiseres heeft de huurovereenkomst met de gedaagde buitengerechtelijk ontbonden omdat in de woning van de gedaagde een illegale seksinrichting werd geëxploiteerd. De burgemeester van Schiedam had de woning op 14 januari 2025 gesloten op basis van artikel 3:11a lid 1 van de APV, omdat er geen vergunning was verleend voor de exploitatie van een seksinrichting. Woonplus vorderde in kort geding dat [persoon A] de woning zou ontruimen en de huur zou blijven betalen tot de ontruiming plaatsvond.

De bewindvoerder van [persoon A] betwistte de spoedeisendheid van de vordering en stelde dat de buitengerechtelijke ontbinding niet rechtsgeldig was. De kantonrechter oordeelde dat Woonplus een spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de maatschappelijke belangen en de wettelijke verplichtingen die zij heeft. De rechter concludeerde dat de burgemeester de woning terecht had gesloten en dat Woonplus bevoegd was de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van Woonplus zwaarder wogen dan die van [persoon A], en dat de ontruiming gerechtvaardigd was. De rechter heeft [persoon A] veroordeeld om de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de bewindvoerder te verplichten de huur te blijven betalen tot de ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11500650 VV EXPL 25-40
datum uitspraak: 27 maart 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.V.C. Haneveld,
tegen
Zwanenburg & de Heer B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van de heer [persoon A],
vestigingsplaats: Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. de Kok.
De partijen worden hierna ‘Woonplus’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd. [gedaagde] wordt hierna ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 januari 2025, met bijlagen;
  • de akte van de bewindvoerder van 11 maart 2025;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van de bewindvoerder;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Woonplus.
1.2.
Op 13 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [persoon B] , regisseur leefbaarheid bij Woonplus;
  • [persoon C] , senior gebiedsmedewerker bij Woonplus;
  • Gemachtigde van Woonplus;
  • Gemachtigde van de bewindvoerder;
  • [persoon A] ;
  • [persoon D] , wooncoach bij Pameijer;
  • [persoon E] , herstelcoach bij Reakt.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] , die sinds 29 juni 2016 onder bewind staat, huurt sinds 22 december 2020 van Woonplus de woning aan de [adres] in Schiedam (hierna: de woning). Op 14 december 2024 heeft een toezichthouder van de gemeente Schiedam, samen met enkele politieagenten, een controle uitgevoerd in de woning van [persoon A] . Bij besluit van 14 januari 2025 heeft de burgemeester van Schiedam de woning voor de duur van drie maanden gesloten op basis van artikel 3:11a lid 1 van de APV wegens het aantreffen van een seksinrichting in de woning zonder dat daarvoor een vergunning is verleend. Woonplus heeft op 15 januari 2025 de huurovereenkomst met [persoon A] buitengerechtelijk ontbonden. Zij eist in dit kort geding dat hij de woning ontruimd en dat de huur wordt betaald tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt.
2.2.
De bewindvoerder is het niet eens met de eis van Woonplus en stelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang bij dit kort geding. Zij voert verder aan dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is, omdat de burgemeester de woning niet heeft gesloten wegens een verstoring van de openbare orde. De bewindvoerder voert ook aan dat het gebruik van de ontbindingsbevoegdheid door Woonplus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat er geen sprake is van een zodanige tekortkoming, dat deze de ontruiming van de woning rechtvaardigt. Bovendien betwist de bewindvoerder dat de sekswerkers de woning in november 2024 al in gebruik hadden genomen en dat [persoon A] op de hoogte was van de activiteiten die plaatsvonden in zijn woning.
[persoon A] moet de woning verlaten
2.3.
De vordering wordt toegewezen. [persoon A] moet de woning ontruimen en verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Het beoordelingskader
2.4.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet worden meegewogen het belang dat Woonplus heeft bij toewijzing van de eis en de gevolgen hiervan voor [persoon A] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
2.5.
Voldoende is gebleken dat Woonplus een spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vordering, zodat zij zoverre daarin ontvankelijk is. Woonplus heeft gesteld dat haar spoedeisend belang reeds voortvloeit uit de wens om een onrechtmatige situatie te beëindigen. Daarenboven heeft Woonplus aangevoerd dat zij een spoedeisend belang heeft, gelet op de maatschappelijke belangen die zij in ogenschouw dient te nemen en de wettelijke verplichting die zij heeft om bij te dragen aan de leefbaarheid van buurten en wijken waar haar woningen zijn gelegen. Het spoedeisend belang is daarmee naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter gegeven.
Bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding
2.6.
De wetgever heeft met artikel 7:231 lid 2 BW beoogd om in gevallen waar de woning op grond van een besluit van de burgemeester is gesloten, de verhuurder de mogelijkheid te bieden zo spoedig mogelijk de huurovereenkomst te beëindigen en een nieuwe huurder te vinden. Vaststaat dat de burgemeester de woning heeft gesloten op grond van artikel 3:11a lid 1 van de APV van de gemeente Schiedam, dat de bevoegdheid tot sluiting verleent indien een seksbedrijf wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning dan wel een van de in artikel 3:11, tweede lid onder h, i en j, genoemde situaties zich voordoet. De burgemeester heeft zijn besluit er mede op gebaseerd dat door de geconstateerde feiten en omstandigheden de openbare orde ernstig is verstoord, zodat de onder artikel 3:11, tweede lid onder h van de APV genoemde situatie zich voordoet. Daarmee is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het hier een sluiting betreft als bedoeld in artikel 7:231 lid 2 BW, hetgeen in beginsel een grond oplevert om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
Geen misbruik van bevoegdheid
2.7.
Door de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden heeft Woonplus gebruik gemaakt van een bevoegdheid die de wet haar geeft, maar dit betekent niet zonder meer dat de gevorderde ontruiming op deze grond moet worden toegewezen. De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of het beroep van Woonplus op artikel 7:231 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. Bij deze toetsing moet de kantonrechter alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen en de belangen van partijen afwegen.
2.8.
De bewindvoerder heeft ter zitting uitgelegd dat [persoon A] een aantal dagen voordat hij op vakantie ging een vrouw bij hem thuis liet logeren. Op het moment dat [persoon A] op vakantie ging heeft hij de sleutels van de woning aan haar gegeven. Hij was een week op vakantie en volgens de bewindvoerder zou de woning in die week dan zijn “omgebouwd” naar een illegale seksinrichting. De kantonrechter acht deze gang van zaken echter onaannemelijk. Het is niet bekend wie de vrouw is die bij [persoon A] logeerde en of zij één van de sekswerkers is die is aangetroffen in de woning. Enige verklaring van haar is ook niet voorhanden. [persoon A] heeft desgevraagd niet verteld wat de identiteit van de vrouw is en wat de precieze gang van zaken is geweest. Gelet daarop acht de kantonrechter het zeer onaannemelijk dat [persoon A] - zoals hij zegt - niets wist van de illegale activiteiten in zijn woning. Zelfs als [persoon A] niets zou hebben geweten en de onbekende vrouw slechts als ‘logee’ in zijn woning zou hebben toegelaten, geldt dat hij ook dan als huurder verantwoordelijk blijft voor hetgeen zich in zijn woning afspeelt.
2.9.
De bewindvoerder beroept zich verder op het belang van [persoon A] bij het behoud van de woning, mede in verband met zijn persoonlijke omstandigheden. Zij stelt dat, als [persoon A] zijn woning moet verlaten, het risico bestaat dat hij daadwerkelijk op straat komt met alle ernstige gevolgen van dien. Daartegenover staat dat Woonplus er een zwaarwegend belang bij heeft om op te treden tegen prostitutie vanuit haar woningen. Dit heeft immers in het algemeen een negatief effect op de woonomgeving. Dat geldt in dit geval nog meer omdat dit de tweede keer is in het afgelopen vijf jaar dat de woning is gebruikt als illegale seksinrichting. Woonplus voert aan dat zij een zerotolerancebeleid hanteert ten aanzien van de aanpak van illegale activiteiten in de door haar verhuurde woningen en dat zij op dat gebied, ook aan de buurt, een snel en krachtig signaal wil afgeven. [persoon A] had in de gegeven omstandigheden kunnen en moeten weten dat hij, door dergelijke activiteiten in zijn woning toe te staan c.q. niet te voorkomen, mogelijk zijn woning zou verliezen. Het belang van [persoon A] bij het behoud van de woning weegt niet zo zwaar dat de belangen die Woonplus vertegenwoordigt daarvoor moeten wijken.
2.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengen de door de bewindvoerder aangevoerde omstandigheden niet met zich mee dat kan worden geconcludeerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Woonplus de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden.
Ontruiming en gebruiksvergoeding
2.11.
Gelet op het bovenstaande concludeert de kantonrechter dat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Woonplus op goede gronden de huurovereenkomst heeft ontbonden. Vooruitlopend hierop moet [persoon A] de woning ontruimen en verlaten. De ontruimingstermijn wordt bepaald op vijf dagen nadat het vonnis is betekend. Vanaf 1 februari 2025 tot en met de dag van de ontruiming moet de bewindvoerder de maandelijkse huur van € 741,73 (blijven) betalen.
Proceskosten
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die de bewindvoerder aan Woonplus moet betalen op € 145,45 aan dagvaardingskosten, € 340,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.434,45. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Woonplus heeft belang bij een ontruiming van de woning op korte termijn, welk belang zou kunnen worden geschaad als een hoger beroep (met schorsende werking) van dit vonnis zou worden ingesteld. Het belang van de bewindvoerder bij eventuele schorsende werking is hiertegenover onvoldoende, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.. Om die reden wordt dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [persoon A] om binnen vijf dagen nadat dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] in Schiedam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [persoon A] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Woonplus te stellen;
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder te betalen € 741,73 per maand met ingang van 1 februari 2025 tot aan de datum van ontruiming;
3.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, die aan de kant van Woonplus worden begroot op € 1.434,45;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
53954