In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en Zwanenburg & de Heer B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van de heer [persoon A] (gedaagde). De eiseres heeft de huurovereenkomst met de gedaagde buitengerechtelijk ontbonden omdat in de woning van de gedaagde een illegale seksinrichting werd geëxploiteerd. De burgemeester van Schiedam had de woning op 14 januari 2025 gesloten op basis van artikel 3:11a lid 1 van de APV, omdat er geen vergunning was verleend voor de exploitatie van een seksinrichting. Woonplus vorderde in kort geding dat [persoon A] de woning zou ontruimen en de huur zou blijven betalen tot de ontruiming plaatsvond.
De bewindvoerder van [persoon A] betwistte de spoedeisendheid van de vordering en stelde dat de buitengerechtelijke ontbinding niet rechtsgeldig was. De kantonrechter oordeelde dat Woonplus een spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de maatschappelijke belangen en de wettelijke verplichtingen die zij heeft. De rechter concludeerde dat de burgemeester de woning terecht had gesloten en dat Woonplus bevoegd was de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van Woonplus zwaarder wogen dan die van [persoon A], en dat de ontruiming gerechtvaardigd was. De rechter heeft [persoon A] veroordeeld om de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de bewindvoerder te verplichten de huur te blijven betalen tot de ontruiming.