ECLI:NL:RBROT:2025:3888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
ROT 24/7237
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening exploitatievergunning voor verplaatsing coffeeshop in strijd met gemeentelijk beleid

Op 15 december 2023 verleende de burgemeester van Rotterdam een exploitatievergunning aan [naam bedrijf] voor de verplaatsing van de coffeeshop [naam coffeeshop] van [adres 2] naar [adres 1]. Eiser, een omwonende, maakte bezwaar tegen deze vergunning, wat leidde tot een bestreden besluit op 10 juni 2024 waarin de burgemeester de vergunning handhaafde. Eiser stelde beroep in bij de rechtbank, die op 24 maart 2025 uitspraak deed. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester de vergunning terecht had verleend, ondanks dat de verplaatsing in strijd leek met het gemeentelijk coffeeshopbeleid, dat een afstandscriterium hanteert. De burgemeester stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden, zoals de nabijheid van een school en de noodzaak om maatwerk toe te passen. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester voldoende had gemotiveerd dat de verplaatsing niet in strijd was met het bestemmingsplan en dat er geen sprake was van een onaanvaardbare toename van overlast. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7237

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigde: mr. A.J.J. van der Vlist en mr. A Hielkema).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam bedrijf] h.o.d.n. [naam coffeeshop] uit [plaatsnaam] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. R.M. van Opstal).

Inleiding

1.1.
Op 15 december 2023 is aan de vergunninghouder een exploitatievergunning verleend voor het exploiteren van de [naam coffeeshop] aan de [adres 1]. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de verlening van deze vergunning. Met het bestreden besluit van 10 juni 2024 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij de verlening van de exploitatievergunning gebleven.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft nadere stukken ingebracht.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 gezamenlijk met het beroep in de zaak ROT 24/1742 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, namens de burgemeester de gemachtigden, [naam 1], [naam 2] en mr. M.C. Rolle en namens [naam bedrijf] de gemachtigde, [naam 3], samen met zijn zoon [naam 4], mr. K. Hollemans en [naam 5].

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
2. [naam bedrijf] exploiteert het cannabisverkooppunt [naam coffeeshop] aan de [adres 2]. Op 28 juli 2023 heeft [naam bedrijf] een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het exploiteren van een coffeeshop op het adres [adres 1]. [naam bedrijf] wil de coffeeshop van de [adres 2] naar het adres [adres 1] verhuizen. Met het primaire besluit van 15 december 2023 heeft de burgemeester aan [naam bedrijf] een exploitatievergunning en een gedoogbeschikking verleend voor een coffeeshop op het adres [adres 1] voor de duur van één jaar onder de voorwaarde dat exploitatie aan de [adres 1] niet mag plaatsvinden, zolang de huidige exploitatie aan de [adres 2] niet is beëindigd.
3. Eiser heeft tegen dit besluit in bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 10 juni 2024 heeft de burgemeester de aan [naam coffeeshop] verleende exploitatievergunning in stand gelaten en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De burgemeester heeft daarbij het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie (de Commissie), voor zover deze van mening is dat de in de exploitatievergunning opgenomen activiteiten ‘het verstrekken van direct voor consumptie geschikte etenswaren voor gebruik ter plaatse en het verstrekken van alcoholvrije dranken’ op grond van de bestemming detailhandel niet zijn toegestaan en daarom niet mogen worden vergund, niet overgenomen. De burgemeester is van mening dat op grond van de Horecanota Stedelijk beleidskader vergunningen, toezicht en handhaving en het Besluit openbare inrichtingen 2017 horeca ondergeschikt (basisvrijstelling 0.1) onder bestemming detailhandel is toegestaan.
Procesbelang
4. Met het primaire besluit is een exploitatievergunning voor de duur van één jaar verleend, geldend vanaf 15 december 2023 tot en met 15 december 2024. Op de zitting heeft de burgemeester verklaard dat [naam bedrijf] inmiddels een nieuwe vergunning heeft aangevraagd voor de exploitatie van een coffeeshop aan de [adres 1]. De burgemeester heeft deze vergunning ook verleend. Aangezien het rechtmatigheidsoordeel van de rechtbank in deze zaak ook gevolgen kan hebben voor de nieuwe vergunning van [naam bedrijf], bestaat er, gelet op de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [1] voldoende procesbelang.
Nadere stukken
5.1.
De burgemeester heeft nadere stukken overgelegd betreffende de adviesverzoeken over de locatie van de coffeeshop, waarin delen zijn weggelakt.
5.2.
Eiser stelt dat de burgemeester niet de door hem gevraagde stukken heeft overgelegd en dat een versie van de stukken zonder weglakkingen moet worden overgelegd. Hij wil onder meer weten wanneer e-mails zijn verstuurd.
5.3.
De rechtbank is niet gebleken dat de burgemeester niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Wat betreft de weggelakte delen in de overgelegde
e-mails is ter zitting door de gemachtigden van de burgemeester naar voren gebracht dat deze weglakkingen niet door de (gemachtigden van de) burgemeester zijn aangebracht alvorens deze over te leggen. De rechtbank is ook niet gebleken dat eiser belang heeft bij deze stukken zonder weggelakte delen. Deze beroepsgrond slaagt niet,
Toetsingskader
6. De toepasselijke wettelijke regels en beleidsregels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Mocht de burgemeester de exploitatievergunning aan [naam bedrijf] toekennen?
7. Eiser betoogt dat de burgemeester ten onrechte aan [naam bedrijf] een exploitatievergunning heeft verleend voor de verplaatsing van de coffeeshop naar [adres 1]. De rechtbank komt tot het oordeel dat de burgemeester aan [naam bedrijf] een exploitatievergunning voor de verplaatsing naar de [adres 1] mocht verlenen. De rechtbank zal hierna per beroepsgrond bespreken hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Bestemmingsplan
8.1.
Eiser betoogt dat de exploitatievergunning is verleend in strijd is met het geldende bestemmingsplan voor [adres 1]. De beschrijving van de activiteiten van de [naam coffeeshop] in het register van de Kamer van Koophandel luidt:
• “SBI-code: 5630 - Cafés.”
• “Exploitatie van horecabedrijven; coffeeshop, beheervennootschap.”
Het bestemmingsplan staat geen vestiging van cafés toe, noch van horeca, noch van coffeeshops.
8.2.
In artikel 2:28, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (APV) weigert de burgemeester de exploitatievergunning als de vestiging of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan of het Activiteitenbesluit, zoals dat luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
8.3.
De burgmeester stelt zich op het standpunt dat de bestemming van het pand aan de [adres 1] 'gemengd 1' is. Het is vaste rechtspraak dat coffeeshops niet planologisch mogen worden geregeld (positief bestemmen), omdat een coffeeshop (dus de verkoop van softdrugs) verboden is en wordt gedoogd (zie bijvoorbeeld uitspraak van de Afdeling van 15 april 2015). Ook onder de Omgevingswet is dat zo (zie uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 oktober 2024, ECLI:NL: BLIM:2024:7611). Uit de vaste rechtspraak blijkt verder dat bij de beoordeling of het gebruik van het pand als coffeeshop in overeenstemming is met het planologisch toegestane gebruik, moet worden uitgegaan van de legale functie van het pand. Aangezien de verkoop van drugs een vergelijkbare uitstraling als detailhandel heeft laat het bestemmingsplan/omgevingsplan vestiging van een coffeeshop aan de [adres 1] toe.
8.4.
Met de burgmeester is de rechtbank van oordeel dat de vestiging van coffeeshop gelet op de bestemming van het pand niet is strijd is met het omgevingsplan/bestemmingsplan.
8.5.
Ter zitting heeft eiser betoogd dat hij zich ook niet kan verenigen met het afwijken door de burgemeester van het advies van de Commissie betreffende het niet vergunnen van het verstrekken van direct voor consumptie geschikte etenswaren voor gebruik ter plaatse en het verstrekken van alcoholvrije dranken’. Ook dit betoog slaagt niet. De burgemeester kan worden gevolgd in het standpunt dat op grond van de Horecanota Stedelijk beleidskader vergunningen, toezicht en handhaving en het Besluit openbare inrichtingen 2017 ondergeschikte horeca (basisvrijstelling 0.1) onder de bestemming detailhandel is toegestaan.
Het verplaatsingsverbod en het afstandscriterium uit het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2013 en de motie ‘Wiet uit de wijk’
9.1.
Eiser betoogt dat de burgemeester ten onrechte aan [naam bedrijf] een exploitatievergunning heeft verleend omdat het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2013 (coffeeshopbeleid) zich hiertegen verzet. In het coffeeshopbeleid is een afstandscriterium opgenomen waarin staat dat een coffeeshop niet binnen een straal van 200 meter hemelsbreed gevestigd mag zijn én op minimaal 250 meter loopafstand gevestigd moet zijn van een school voor voortgezet onderwijs/middelbaar beroepsonderwijs. Een coffeeshop mag bovendien niet in de directe nabijheid van een school voor speciaal basisonderwijs liggen. In het beleid staat dat verplaatsing van een door het afstandscriterium getroffen coffeeshop niet mogelijk is. Daarnaast is de verplaatsing van [naam coffeeshop] in strijd met de motie ‘Wiet uit de wijk’. In de motie verzoekt de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders (het college) om geen nieuwe coffeeshops meer toe te staan in woonwijken en waar mogelijk te stimuleren dat huidige coffeeshops gevestigd in woonwijken zich verplaatsen naar winkelstraten of randen van de stad. Met de verhuizing van [naam coffeeshop] naar de [adres 1] wordt de coffeeshop verplaatst naar een andere woonwijk en niet naar de rand van de stad. Verder heeft eiser gesteld dat er geen noodzaak is voor de verhuizing van de coffeeshop en dat er vier alternatieve locaties zijn die wel voldoen aan de motie.
9.2.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor van het coffeeshopbeleid wordt afgeweken. [2] Op de zitting heeft de burgemeester toegelicht dat [naam coffeeshop] sinds 1993 gevestigd is aan de [straatnaam 1] en in 2020 geconfronteerd werd met de komst van het Luzac College waardoor het afstandscriterium op [naam coffeeshop] van toepassing werd. De burgemeester heeft vervolgens besloten dat de openingstijden van [naam coffeeshop] moesten worden beperkt. Mede naar aanleiding van de moties van de gemeenteraad ‘Coffeeshops participeren graag mee’ en ‘Een schoolvoorbeeld’ ziet de burgemeester aanleiding om maatwerk toe te passen bij coffeeshops die willen verplaatsen vanwege de nabijheid van speciaal basisonderwijs of voortgezet onderwijs. Dit heeft de burgemeester in zijn brief van 24 oktober 2022 aan de gemeenteraad bekend gemaakt. Op de zitting heeft de burgemeester hieraan toegevoegd dat de verplaatsing van [naam coffeeshop] inderdaad naar een andere woonwijk is en niet naar de rand van de stad, maar dat de coffeeshop wel naar de rand van de wijk wordt verplaatst. Hiermee wordt alsnog gehandeld in de geest van de motie ‘Wiet uit de wijk’.
1.
9.3.
Het is niet in geschil tussen partijen dat in het coffeeshopbeleid een verplaatsingsverbod is opgenomen. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of er sprake is van dusdanige bijzondere omstandigheden, dat de burgemeester van zijn beleid mocht afwijken. De rechtbank komt tot het oordeel dat deze bijzondere omstandigheden aanwezig zijn. De burgemeester heeft met de brief van 24 oktober 2022 aan de gemeenteraad voldoende duidelijk toegelicht dat er naar aanleiding van de in de gemeenteraad aangenomen moties aanleiding bestaat om maatwerk toe te passen bij de verplaatsing van coffeeshops die geconfronteerd worden met het afstandscriterium. De rechtbank neemt daarbij mee dat de gemeenteraad de motie ‘Een schoolvoorbeeld’ heeft aangenomen, waarin specifiek ten aanzien van [naam coffeeshop] aan het college wordt gevraagd te kijken naar mogelijkheden voor maatwerk. In de brief van 24 oktober 2022 en op de zitting is toegelicht dat het aantal coffeeshops stabiel is en op dit moment op peil is om (gelet op vraag en aanbod) voldoende uitvoering te kunnen geven aan het gedoogbeleid Hierdoor heeft de driehoek geen principiële bezwaren tegen het onder strikte voorwaarden mogelijk maken van de verhuizing van een coffeeshop uit een woonwijk. Gelet op de aangenomen moties in de gemeenteraad ten aanzien van de toepassing van maatwerk in het geval van [naam coffeeshop] en de daarop volgende toelichting van de burgemeester, kan de rechtbank het standpunt van de burgemeester volgen dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
9.4.
Het standpunt van eiser dat het verlenen van de exploitatievergunning in strijd is met de motie ‘Wiet uit de wijk’ omdat in dit geval de coffeeshop niet zal verplaatsen naar de rand van de stand maar naar een andere woonwijk, leidt niet tot een gegrond beroep. De motie ‘Wiet uit de wijk’ roept op tot het niet toestaan van nieuwe coffeeshops in woonwijken en verzoekt het college waar mogelijk te stimuleren dat dat huidige coffeeshops in woonwijken worden verplaatst naar winkelstraten of de randen van de stad. Met de hierboven genoemde brief van 24 oktober 2022 is de burgmeester ingegaan op de afdoening van de drie moties wáaronder ‘Wiet uit de wijk’ en heeft aangegeven dat maatwerk bij een verhuizing als gevolg van het afstandscriterium mogelijk is. Dergelijk maatwerk is hier ook toegepast ten aanzien van de nieuwe locatie. De huidige locatie van de coffeeshop aan de [straatnaam 1] heeft vooral de bestemming ‘wonen’, terwijl de locatie aan de [adres 1] aan de rand van de wijk ligt en in het kader van het omgevingsplan een meer gemengde bestemming heeft. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de bijzondere omstandigheden is de rechtbank met de burgemeester van oordeel dat daarmee is gehandeld in de geest van de motie ‘Wiet uit de wijk’.
9.5.
Het betoog van eiser dat er meerdere alternatieve locaties zijn die wel aan de motie voldoen kan evenmin slagen. De rechtbank stelt voorop dat de burgemeester de aanvraag voor een exploitatievergunning zoals die is ingediend door de aanvrager moet beoordelen. Het is daarbij niet aan de burgemeester om in het kader van deze vergunningaanvraag te onderzoeken of er alternatieve locaties zijn die mogelijk beter geschikt zijn.
Standstill-beleid en schaalvergroting
10.1.
Eiser voert aan dat in het bestreden besluit niet erkend is dat er sprake zal zijn van een schaalvergroting als [naam coffeeshop] verhuist naar de [adres 1]. Dit is in strijd met het coffeeshopbeleid. Op de huidige locatie heeft [naam coffeeshop] twee afhaalloketten en op de [adres 1] zullen dat vier afhaalloketten worden. Hierdoor zullen meer klanten worden aangetrokken en zal de overlast worden vergroot.
10.2.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van uitbreiding van [naam coffeeshop]. Onder het verbod op uitbreiding verstaat de burgemeester dat het aantal vierkante meters niet mag worden uitgebreid. Voor de huidige locatie van [naam coffeeshop] is een vergunning van 100 vierkante meter afgegeven, waardoor eenzelfde oppervlakte voor de beoogde locatie aan de [adres 1] is vergund. De burgemeester acht het verder niet aan haar om te bepalen hoe de exploitant de coffeeshop inricht. Daar komt bij dat ook op de beoogde nieuwe locatie – net als op de huidige locatie - een maximale handelsvoorraad van 500 gram toegestaan is.
10.3
In het coffeeshopbeleid is een
standstill-beleid opgenomen waarin staat dat de exploitatie van een nieuwe coffeeshop niet is toegestaan. In lijn met die gedachte is ook de uitbreiding van een coffeeshop niet toegestaan. De rechtbank kan het standpunt van de burgemeester volgen dat in dit geval geen sprake is van een uitbreiding. Dat in de coffeeshop vier afhaalloketten komen, betekent niet noodzakelijkerwijs dat sprake is van een uitbreiding, zoals de burgemeester heeft aangegeven. Bovendien heeft [naam bedrijf] verklaard dat voor de uitbreiding naar vier loketten is gekozen zodat klanten zo snel mogelijk kunnen worden geholpen en op straat geen rijen ontstaan. Een mogelijke toename van overlast als gevolg van de vier afhaalloketten is daarom onvoldoende komen vast te staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de uitbreiding van het aantal afhaalloketten op de beoogde nieuwe locatie geen uitbreiding inhoudt die in strijd is met het coffeeshopbeleid.
Het afstandscriterium uit het coffeeshopbeleid ten aanzien van kwetsbare groepen
11.1.
Eiser voert aan dat in het coffeeshopbeleid een afstandscriterium is opgenomen om het woon- en leefklimaat en kwetsbare jongeren te beschermen. De verplaatsing van [naam coffeeshop] strookt niet met dat doel. In de omgeving van [adres 1] wonen gezinnen met kinderen. Tevens is er een de kindertandarts gevestigd. Er zijn dus dagelijks veel kinderen in de wijk. Verder is in de omgeving een ambulante jeugdzorg begeleid-wonen locatie gevestigd van de stichting Enver. Deze locatie biedt opvang, begeleiding en zorg aan kwetsbare jongeren die geen veilige thuissituatie hebben.
11.2.
Op grond van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept (het relativiteitsvereiste). Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht [3] heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de eisende partij door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de eisende partij.
11.3.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser op het belang van de bescherming van kwetsbare groepen niet strekt tot de bescherming van de belangen van eiseres. Niet is gebleken dat eiser behoort tot (één van) de genoemde kwetsbare groepen. Dit betekent dat deze beroepsgrond niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank is, ook in het geval het relativiteitsvereiste geen drempel zou opwerpen, van oordeel dat de beroepsgrond van eiser niet kan slagen. Weliswaar blijkt uit het coffeeshopbeleid dat de bescherming van kwetsbare groepen, met name jongeren, een van de uitgangspunten van het beleid is, maar het afstandscriterium is beperkt tot de afstand van een coffeeshop ten opzichte van voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en speciaal basisonderwijs. Voor de situatie waarin een coffeeshop gevestigd is in de nabijheid van(andere) kwetsbare groepen is geen beleid opgesteld door de burgemeester. De burgemeester heeft daarom in de aanwezigheid van kwetsbare groepen rondom de [adres 1] geen reden hoeven zien om van de vergunningverlening af te zien.
Overlast in de wijk en gevaarzetting coffeeshops
12.1
Eiser vreest dat de vestiging van [naam coffeeshop] aan de [adres 1] zal zorgen voor (een toename van) overlast. Op dit moment wordt al overlast ervaren van jongeren die alcohol, drugs en lachgas gebruiken op het parkeerterrein aan de Willem Ruyslaan die grenst aan de [adres 1]. Ook zal de bevoorrading van [naam coffeeshop] via de achterdeur gebeuren, aangezien daar een steeg is. De steeg is slecht verlicht en uit het zicht van voorbijgaand publiek, waardoor de bevoorrading een gevaarzettende werking kan hebben. Daar komt bij dat aan het vestigen van een coffeeshop sowieso gevaren zijn verbonden, doordat bijvoorbeeld de wiet die wordt verkocht illegaal wordt geteeld en sprake is van een hoge cash-flow. Eiser voert aan dat de burgemeester de mogelijke overlast en gevaren onvoldoende in aanmerking heeft genomen.
12.2.
De burgemeester heeft vanwege de aanvraag van [naam bedrijf] onderzoek gedaan of de leefbaarheid en de veiligheid op de beoogde locatie niet onder druk staat. Bij de wijkagent is bijvoorbeeld navraag gedaan naar het aantal meldingen van (geluids)overlast die zijn gedaan vanaf 1 juni 2022 aan de Willem Ruyslaan, [straatnaam 2], Bosland en Boslandhof. Uit het onderzoek van de gemeente is gekomen dat de veiligheid en leefbaarheid op de beoogde locatie niet in het geding is. De rechtbank is van oordeel dat dit onderzoek niet onvolledig of onzorgvuldig is geweest en dat de burgemeester uit mocht gaan van de door de politie aangeleverde gegevens. Ook al zou er sprake zijn van onderrapportage van het aantal meldingen bij de politie of andere instanties, betekent dat niet dat de burgemeester niet tot vergunningverlening over heeft kunnen gaan. Uit de gegevens van de politie blijkt niet dat sprake is van zodanige (toename van de) overlast in de omgeving van de [adres 1] dat deze locatie ongeschikt moet worden geacht. De rechtbank overweegt verder dat niet vast is komen te staan dat de overlast aan de [adres 1] zal toenemen wanneer [naam coffeeshop] zich daar vestigt. Op de huidige locatie heeft [naam coffeeshop] niet voor (drugs)overlast gezorgd en onderhoudt de coffeeshop goede contacten met de buurt. Daar komt bij dat [naam bedrijf] toezeggingen heeft gedaan om eventuele overlast tegen te gaan. Zo zullen er camera’s worden geplaatst om de veiligheid te waarborgen. Ook heeft [naam bedrijf] toegezegd om de coffeeshop niet te bevoorraden via de achterliggende steeg en de achterdeur. Voor zover eiseres alsnog veronderstelt dat de ligging van de coffeeshop aan de steeg gevaarzettend zal werken, is dit onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het standpunt van eiser met betrekking tot de overige algemene gevaren die coffeeshops met zich meebrengen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Deze gevaren zijn onvoldoende specifiek ten aanzien van deze locatie.
Aanrijroute brandweer
13.1.
Eiser voert aan dat de [adres 1] zich bevindt aan de aanrijroute van de brandweer. Wanneer bezoekers van [naam coffeeshop] dubbel parkeren, hindert dit de brandweer. De burgemeester heeft hier onvoldoende rekening mee gehouden.
13.2
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester ten aanzien van de aanrijroute van de brandweer en parkeeroverlast voldoende heeft gemotiveerd dat geen verkeersproblemen te verwachten zijn. De rijbaan bij de brandweerkazerne Bosland over de [straatnaam 2] heeft twee rijstroken, waardoor een eventueel stilstaand voertuig kan worden gepasseerd via de andere rijstrook. De burgemeester verwacht echter geen parkeeroverlast. De omgeving rondom de [adres 1] biedt in principe voldoende parkeergelegenheid voor de klanten van [naam coffeeshop]. Daar komt bij dat [naam bedrijf] toezicht zal houden op een ordentelijk gebruik van de aanwezige parkeerplaatsen. Op de huidige locatie van [naam coffeeshop] hebben zich geen problemen met betrekking tot parkeren voorgedaan. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan te nemen dat de vestiging van [naam coffeeshop] aan de [straatnaam 2] parkeeroverlast en een risico voor de aanrijroute van de brandweer zal veroorzaken.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester de exploitatievergunning aan [naam bedrijf] mocht verlenen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, en mr. H. Bedee en
mr. S.M. Goossens, leden, in aanwezigheid van P.C. Zevenbergen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012
Artikel 2.28 Exploitatie openbare inrichting
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
[…]
5. Onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8 weigert de burgemeester de exploitatievergunning
a. de vestiging of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan of het Activiteitenbesluit, zoals dat luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
[…]
6. Onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8 kan de burgemeester de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, intrekken, wijzigen of schorsen, indien:
a. in of vanuit de openbare inrichting een feit of feiten hebben voorgedaan of aannemelijk is dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan voordoen waardoor de openbare orde of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting nadelig zal worden beïnvloed;
b. door de exploitatie van de openbare inrichting de leefbaarheid in de omgeving van de openbare inrichting wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;
[…]
Het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2013
2.1
Uitgangspunten beleid
Het College werkt aan een aantrekkelijke stad. Een stad waar Rotterdammers, bezoekers en mensen die in Rotterdam werken, zich welkom, thuis en veilig voelen. Veiligheid is een basisvoorwaarde voor een aantrekkelijke stad. In de totstandkoming van de nieuwe veiligheidsvisie en -aanpak zijn derhalve het vasthouden van het veiligheidsniveau en het verbeteren van de veiligheidbeleving als uitgangspunten benoemd.
Het College zet daarnaast in op het terugdringen van school- uitval, het terugdringen van geweld en het bevorderen van gezondheid. Omdat Rotterdam prioriteit geeft aan talentontwikkeling geven vooral de effecten van alcohol- en drugsgebruik op hersenontwikkeling, schoolprestaties, - verzuim en uitval reden tot zorg.
Op basis van de landelijk kaders van het coffeeshopbeleid en de stedelijke ambities zijn de volgende uitgangspunten in het Rotterdamse coffeeshopbeleid benoemd:
[…]
3.
Beschermen van kwetsbare groepen, met name jongeren.Uitgangspunt is om het softdrugsgebruik door jongeren te voorkomen door strikte handhaving van de minimumleeftijd in coffeeshops, het beperken van de openingstijden van coffeeshops in de nabijheid van scholen, het beperken van de herkenbaarheid van coffeeshops in de nabijheid van scholen en het geven van voorlichting over de risico’s van drugsgebruik. De voorlichting vindt plaats op school en door de coffeeshopexploitanten en –beheerders in de coffeeshop. Het verbinden van consequenties aan de openingstijden van coffeeshops in de nabijheid van scholen ziet toe op de bescherming van de jeugd. Hiermee wordt de boodschap uitgedragen dat het gebruik van softdrugs niet normaal is.
[…]
4.2
Stedelijke gedoogcriteria
4.2.1
Stedelijke afstandscritera
Aanleiding
Rotterdamse coffeeshops dienen zich aan zowel de landelijke als de lokale gedoogcriteria te houden. Onderdeel van de lokale gedoogcriteria is het afstandscriterium dat 85 procent van de steden met één of meer coffeeshop heeft ingevoerd.
Het afstandscriterium houdt in dat een coffeeshop niet binnen een straal van 200 meter hemelsbreed gevestigd mag zijn én op minimaal 250 meter loopafstand van een school voor voortgezet onderwijs/middelbaar beroepsonderwijs gevestigd moet zijn. De coffeeshop mag bovendien niet in de directe nabijheid van speciaal basisonderwijs gevestigd zijn. Het afstandscriterium is in 2007 ingevoerd om enerzijds het belang van het woon- en leefklimaat te beschermen door het terugbrengen van het aantal coffeeshops en anderzijds om (kwetsbare) jongeren te beschermen. Dit beleid heeft erin geresulteerd dat het aantal coffeeshops sinds 2007 is gedaald van 62 in 2007 naar 36 exploiterende coffeeshops in 2017. Er zijn op dit moment geen exploiterende coffeeshops meer in de buurt van de hiervoor genoemde soorten scholen gevestigd.
[…]
Op het moment dat een coffeeshop getroffen wordt door de afstandscriteria, wordt de exploitant schriftelijk over de gevolgen van de afstandscriteria geïnformeerd.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat verplaatsing van een door het afstandscriterium getroffen coffeeshop niet mogelijk is.
[…]
4.2.2
Standstill-beleid en verplaatsingsverbod
Standstill- beleid:exploitatie van een nieuwe coffeeshop is niet toegestaan. Ook is uitbreiding van een bestaande coffeeshop of verplaatsing ervan niet mogelijk. Een locatie van een coffeeshop kan tot maximaal twee jaar naar beëindiging van de exploitatie van de coffeeshop worden overgenomen.
Sinds de invoering van het beleid in 1997 worden in principe geen nieuwe coffeeshops toegelaten. Het beleid blijft op dit punt ongewijzigd (standstill-beleid).
In lijn met deze gedachte is uitbreiding of verplaatsing van een coffeeshop niet toegestaan.
[…]

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:498, r.o. 2.1
2.Dit kan op grond van artikel 4:84 van de Awb.
3.Kamerstukken II 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20.