ECLI:NL:RBROT:2025:3880

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
C/10/694310 / FA RK 25-1137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1950, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vermoedelijk Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het CIZ en is gebaseerd op de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat mr. H.M. Schwab, zijn partner, zijn zwager en twee casemanagers aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene afhankelijk is van zijn partner voor zorg, maar dat er op dit moment onvoldoende ernstige zorgen zijn om verplichte zorg te rechtvaardigen. Er zijn minder ingrijpende alternatieven beschikbaar, zoals meer individuele begeleiding en dagbesteding, die de betrokkene tot nu toe heeft geweigerd. De rechtbank heeft de betrokkene aangespoord om de aangeboden zorg te accepteren om zo een opname te voorkomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot rechterlijke machtiging afgewezen, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/694310 / FA RK 25-1137
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 25 februari 2025 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1950,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. H.M. Schwab te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 13 februari 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 22 november 2024;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde, van 6 februari 2025;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 10 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op het woonadres van betrokkene op 25 februari 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • de partner van betrokkene;
  • de zwager van betrokkene;
  • [naam 2] en [naam 3] , beiden casemanagers en verbonden aan Aafje.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten uitgebreide neurocognitieve stoornis, vermoedelijk Alzheimer, gevorderd, met agitatie. Een MRI heeft ondanks advies, niet plaatsgevonden.
Het geheugen van betrokkene is verslechterd en de partner van betrokkene neemt veel zorg op zich. Betrokkene is op veel vlakken van haar afhankelijk. De partner van betrokkene werkt nog drie dagen per week buitenshuis en op die dagen verblijft betrokkene alleen in de woning. ’s Ochtends komt de zorg en volgens de partner loopt betrokkene niet in zeven sloten tegelijk en zeker niet weg. Zij heeft de wel de autosleutels onder haar hoede. Hoewel betrokkene op de werkdagen van zijn partner niet lijkt te eten of te drinken, zit hij wel aangekleed beneden op de bank als de partner uit haar werk thuiskomt en ligt hij niet boven in bed. Betrokkene raakt wel regelmatig geagiteerd en is dan verbaal agressief naar zijn partner toe. Dit is erg zwaar voor de partner van betrokkene en zij is bang dat dit gaat escaleren. Betrokkene waardeert haar steun ontzettend en spreekt dit ook meermaals uit. Na een incident twee weken voorafgaand aan de aanvraag, waarbij ook de crisisdienst betrokken is geweest, is betrokkene gestart met Haldol, een hoge dosering. Inmiddels is de dosering verlaagd, dit haalt de scherpe kantjes ervan af.
De rechtbank oordeelt dat de bestaande zorgen op dit moment nog onvoldoende zijn om verplichte zorg te kunnen rechtvaardigen. Er zijn nog andere, minder ingrijpende, mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Zo heeft betrokkene (in ieder geval onder de Wlz) nog recht op meer individuele begeleiding en heeft hij dagbesteding tot nu toe geweigerd. Ook laat hij de thuiszorg niet altijd toe. De rechtbank drukt betrokkene op het hart om alle aan hem aangeboden zorg te accepteren en alsnog naar de dagbesteding te gaan. Hiermee wordt zijn partner ontlast en kan een opname voor nu worden voorkomen.
2.2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd.

3.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 25 februari 2025 mondeling gegeven door mr. S.L. Raphael, rechter, in tegenwoordigheid van F.A.L. Huigen, griffier, en op 11 maart 2025 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.