Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1950, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vermoedelijk Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het CIZ en is gebaseerd op de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat mr. H.M. Schwab, zijn partner, zijn zwager en twee casemanagers aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene afhankelijk is van zijn partner voor zorg, maar dat er op dit moment onvoldoende ernstige zorgen zijn om verplichte zorg te rechtvaardigen. Er zijn minder ingrijpende alternatieven beschikbaar, zoals meer individuele begeleiding en dagbesteding, die de betrokkene tot nu toe heeft geweigerd. De rechtbank heeft de betrokkene aangespoord om de aangeboden zorg te accepteren om zo een opname te voorkomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot rechterlijke machtiging afgewezen, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.