ECLI:NL:RBROT:2025:3877

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
C/10/681563 / HA ZA 24-567
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor schade aan schip door kraanincident

In deze zaak vorderen [eiser sub 1] en TVM Verzekeringen N.V. schadevergoeding van Dieker Overslag B.V. voor schade aan het stuurhuis van hun schip, veroorzaakt door een kraanmachinist van Dieker. Op 14 november 2022 heeft de kraanmachinist de grijper van de kraan op het stuurhuis geplaatst, wat resulteerde in aanzienlijke schade. Dieker heeft erkend aansprakelijk te zijn en heeft al een bedrag van € 345.000 aan schadevergoeding betaald. Echter, [eiser sub 1] en TVM zijn van mening dat dit bedrag onvoldoende is en eisen nog eens € 132.094,30 aan schadevergoeding en € 3.120 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat een groot deel van het verweer van Dieker faalt, maar dat [eiser sub 1] c.s. op twee punten nog bewijs moeten leveren. De zaak betreft onder andere de begroting van schade, reparatiekosten, tijdverletschade en de vergoeding voor eigen werkzaamheden van [eiser sub 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade moet worden begroot op basis van de kosten die met het herstel zijn gemoeid, en dat alleen schade die in verband staat met de gebeurtenis voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank heeft ook de stelplicht en bewijslast van [eiser sub 1] c.s. benadrukt, en dat Dieker de stelplicht heeft als zij een beroep doet op voordeelstoerekening.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de gevorderde vergoedingen voor eigen werkzaamheden van [eiser sub 1] en de gevorderde kilometervergoeding toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering over de schade aan de trap en de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer. De rechtbank heeft partijen aangespoord om te onderzoeken of zij tot een minnelijke regeling kunnen komen.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/681563 / HA ZA 24-567
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [plaats] ,
2.
TVM VERZEKERINGEN N.V.,
te Hoogeveen,
eisende partijen,
eiser sub 1 hierna te noemen: [eiser sub 1] ,
eiseres sub 2 hierna te noemen: TVM,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] c.s.,
advocaat: mr. T. Roos,
tegen
DIEKER OVERSLAG B.V.,
te Reusel,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Dieker,
advocaat: mr. J.P. Eckoldt.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat over de schade die is ontstaan aan het stuurhuis van het schip van [eiser sub 1] doordat een kraanmachinist van Dieker bij het lossen van het schip de met zand gevulde grijper van zijn kraan op het stuurhuis plaatste. Dieker heeft erkend dat zij aansprakelijk is voor die schade en heeft in totaal € 345.000 aan schadevergoeding aan [eiser sub 1] c.s. ( [eiser sub 1] en zijn verzekeraar) betaald.
1.2.
[eiser sub 1] c.s. vinden dat niet genoeg en willen dat Dieker in totaal nog € 132.094,30 aan schadevergoeding en € 3.120 aan buitengerechtelijke kosten betaalt, alles te vermeerderen met wettelijke rente. Dieker verzet zich daartegen.
1.3.
De rechtbank wijst een tussenvonnis. Zij oordeelt namelijk dat een groot deel van het verweer tegen de gevorderde schadevergoeding faalt, maar dat [eiser sub 1] c.s. op twee punten (de trap en de bocht- en roerstandaanwijzer) nog moeten bewijzen dat de gestelde schade het gevolg is van het voorval.
1.4.
Hierna worden de procedure, de feiten en het geschil nader omschreven en het oordeel van de rechtbank toegelicht.
2. De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de akte overlegging producties van [eiser sub 1] c.s., met 14 producties,
- de conclusie van antwoord, met 1 productie,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de e-mail met de zittingsagenda,
- de aanvullende producties 15 t/m 17 van [eiser sub 1] c.s.,
- de aanvullende productie 2 van Dieker,
- de mondelinge behandeling van 5 februari 2025,
- de spreekaantekeningen van partijen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser sub 1] is eigenaar en exploitant van het motorschip m.s. Thetis (verder: het schip).
3.2.
Het schip is bij TVM verzekerd.
3.3.
Op 14 november 2022 heeft Dieker het schip met een walkraan gelost van een lading zand. Daarbij plaatste de kraanmachinist van Dieker de met zand gevulde grijper van zijn kraan op het stuurhuis van het schip (verder: het voorval). Hierdoor ontstond schade aan het stuurhuis van het schip.
3.4.
Dieker is aansprakelijk voor de schade die [eiser sub 1] door het voorval lijdt.
3.5.
Ten tijde van het voorval bestond het stuurhuis van het schip uit een stalen onderbouw met een vaste houten bovenbouw. De lessenaar met de nautische apparatuur van het schip bevond zich in het midden van de voorzijde van het stuurhuis.
3.6.
Op 16 november 2022 is het schip voor het repareren van de schade versleept naar de werf van VPG Scheepsservice B.V. (verder: VPG) in Nijmegen. Op 14 februari 2023 is het schip daar weer vertrokken. In de tussenliggende periode is een noodstuurhuis op het schip geplaatst en is het plaatsen van een nieuw te bouwen bovenbouw voorbereid. Ook is in die periode de autokraan op het achterdek van het schip vervangen.
3.7.
In de periode van 17 mei 2023 tot en met 8 juni 2023 heeft Stuurhuizen B.V. in Werkendam een neerzakbare aluminium bovenbouw op het schip geplaatst.
3.8.
Op 5 en 6 juni 2023 was het schip op de werf van VPG voor het wegwerken van restpunten.
3.9.
Naast het vervangen van de bovenbouw van het stuurhuis is bij de herstelwerkzaamheden het interieur inclusief apparatuur en de vloerverwarming van het stuurhuis vervangen en is de lessenaar vanuit het midden verplaatst naar bakboord. Ook is de trap naar beneden vervangen en een kwartslag gedraaid.
3.10.
In opdracht van [eiser sub 1] c.s. heeft BMT expertise B.V. (hierna: BMT) de door het voorval veroorzaakte schade onderzocht en begroot. BMT bracht op 26 oktober 2023 haar expertiserapport uit met bijlagen, waaronder een kostenoverzicht en onderliggende facturen.
3.11.
In haar rapport heeft BMT de door het voorval veroorzaakte schade begroot als volgt:
reparatiekosten
285.213,73
(inclusief € 14.140 voor door [eiser sub 1] verrichte werkzaamheden en € 760,20 aan kilometervergoeding)
-/-
20.167,76
(kosten van niet door het voorval veroorzaakte schade)
subtotaal
268.999,04
tijdverletschade
153.280,32
(op basis van 82 vaardagen)
expertisekosten
33.223,58
(inclusief btw)
kosten boekhouder
800,00
totaal
456.302,94
3.12.
Ter vergoeding van de schade heeft Dieker in totaal € 345.000 aan [eiser sub 1] c.s. betaald, waarvan € 215.000 voor reparatiekosten en expertisekosten en € 130.000 voor tijdverletschade.
3.13.
Dieker heeft de door het voorval veroorzaakte schade aan het schip laten onderzoeken Eelsing Expertises. [persoon A] van Eelsing Expertises is meerdere malen aan boord van het schip geweest en bracht 3 september 2024 een rapport van zijn bevindingen uit.
3.14.
TVM heeft onder de verzekeringsovereenkomst met [eiser sub 1] vergoedingen aan hem uitgekeerd en de expertisekosten voor haar rekening genomen. TVM en [eiser sub 1] hebben elkaar een last gegeven om de in deze zaak van Dieker betaling van de schade te vorderen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser sub 1] c.s. vorderen – samengevat – bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Dieker te veroordelen tot betaling aan:
a. [eiser sub 1] van:
a. € 28.469,72 te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 voor tijdverletschade;
b. € 800,00 met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding voor de kosten van de boekhouder;
TVM van:
c. € 69.601,13 met wettelijke rente daarover per 22 juni 2024 voor reparatiekosten;
d. € 28.029,65 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 21 november 2023 en € 5.193,93 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding voor expertisekosten, en
e. € 3.120,00 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 21 november 2023, althans per dag van de dagvaarding.
Dit alles met veroordeling van Dieker in de kosten van de procedure.
4.2.
Dieker voert verweer. Dieker concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser sub 1] c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser sub 1] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser sub 1] c.s. in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

het toetsingskader
5.1.
De centrale vraag in deze zaak is wat Dieker aan schadevergoeding moet betalen voor de door het voorval veroorzaakte schade. Het toetsingskader dat de rechtbank bij het beantwoorden van die vraag moet hanteren is als volgt.
5.2.
De rechter moet de schade begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (artikel 6:97 BW). Indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld moet zij worden geschat aan de hand van de voorliggende feiten en omstandigheden (artikel 6:97, tweede zin BW). Verder geldt dat slechts die schade voor vergoeding in aanmerking komt die in een zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade als gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW).
5.3.
Als uitgangspunt hierbij geldt dat de benadeelde zoveel mogelijk dient te worden geplaatst in de situatie waarin deze zou hebben verkeerd indien de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, niet zou hebben plaatsgevonden. De schade wordt daarbij in beginsel begroot aan de hand van alle concrete omstandigheden van het geval. In het geval dat schade aan zaken is toegebracht kan volgens vaste rechtspraak de schade worden begroot op basis van de naar objectieve maatstaven berekende kosten die met het herstel zijn gemoeid.
5.4.
Bij het beoordelen van een beroep op voordeelstoerekening (artikel 6:100 BW) gaat het erom dat genoten voordelen, voor zover dat redelijk is, mede in aanmerking behoren te worden genomen bij de vaststelling van de te vergoeden schade. Daarvoor is allereerst vereist dat in de omstandigheden van het geval sprake is van een voordeel dat zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou zijn opgekomen. Voorts dient het met inachtneming van de in artikel 6:98 BW besloten maatstaf redelijk te zijn dat die voordelen in rekening worden gebracht bij de vaststelling van de te vergoeden schade. Bij de beoordeling van wat redelijk is, is onder meer van belang dat moet worden voorkomen dat de benadeelde tegen zijn wil een bepaald bestedingspatroon wordt opgedrongen.
5.5.
[eiser sub 1] c.s. hebben de stelplicht en bewijslast van de door hen gestelde schade (hoofdregel van artikel 150 Rv.) Dit houdt in dat [eiser sub 1] c.s. feiten en omstandigheden moeten stellen waaruit de door hen gestelde schade volgt en dat zij die feiten en omstandigheden moeten bewijzen als Dieker die met goede argumenten tegenspreekt (hoofdregel artikel 150 Rv). Als Dieker de gestelde feiten en omstandigheden niet met goede argumenten tegenspreekt staat de gestelde schade vast.
5.6.
Als de partij die een beroep doet op voordeelstoerekening rust op Dieker de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat er sprake is van een voordeel dat op basis van de onder 5.4 vermelde maatstaven in aanmerking moet worden genomen met de vaststelling van de te vergoeden schade (hoofdregel artikel 150 Rv).
5.7.
[eiser sub 1] c.s. hebben de door hen gestelde schade onderbouwd met een kostenoverzicht, onderliggende facturen en specificaties. Dieker heeft niet tegengesproken dat zij, zoals [eiser sub 1] c.s. stellen, de onderliggende offertes heeft ontvangen. Voor zover [eiser sub 1] c.s. volgens Dieker ten onrechte kosten claimen voor bepaalde zaken of werkzaamheden en [eiser sub 1] c.s. tegenspreken dat de bedoelde kosten onderdeel uitmaken van de door hen begrote schade is het onder deze omstandigheden aan Dieker om te onderbouwen dat die schadebegroting die kosten wel omvat.
5.8.
Aan de hand van deze uitgangspunten zal de rechtbank hierna op ingaan op de geschilpunten tussen partijen.
de tijdverletschade
5.9.
[eiser sub 1] c.s. begroten de door het voorval veroorzaakte tijdverletschade op
€ 153.280,04 en berekenen dat als volgt:
Reparatieperiode
gemiste vaardagen
dagbedrag
totaal
15 nov 2022 - 14 feb 2023
66
€ 1.904,32
€ 125.685,12
17 mei 2023 - 8 juni 2023
15
€ 1.724,19
€ 25.862,85
5 - 6 september 2023
1
€ 1.732,07
€ 1.732,07
totaal

153.280,04
5.10.
Dieker spreekt de berekende dagbedragen per gemiste vaardagen in de verschillende periodes niet tegen. Wel spreekt Dieker tegen dat zij het berekende totaalbedrag volledig moet vergoeden en voert zij aan dat in de begroting geen rekening is gehouden met de reparatietijd die samenhing met werkzaamheden die niet gerelateerd waren aan de schade die door het voorval is veroorzaakt. Het gaat daarbij om:
 de werkzaamheden in verband met het vervangen en aanpassen van de autokraan,
 de werkzaamheden in verband met de neerzakbare bovenbouw, waaronder het aansluiten, testen en afstellen van de hydrauliek waarmee de nieuwe bovenbouw op- en neer kan gaan,
 diverse andere reparatiewerkzaamheden die volgens Dieker niet samenhingen met de door het voorval veroorzaakte schade;
Daarnaast voert Dieker aan dat de tijdverletschade met 25 dagen moet worden verminderd omdat [eiser sub 1] c.s. over 25 dagen (202 uur / 8 uur) een vergoeding vorderen voor de door [eiser sub 1] verrichte werkzaamheden. [eiser sub 1] kan zijn tijd namelijk maar aan één activiteit tegelijk besteden en zowel een vergoeding voor de aan zijn werkzaamheden bestede tijd als tijdverletschade zou meebrengen dat [eiser sub 1] dubbel verdient, aldus Dieker.
5.11.
De rechtbank oordeelt dat bij het vaststellen van de tijdverletschade geen rekening hoeft te worden gehouden met de werkzaamheden die samenhingen met de autokraan en met het plaatsen van een neerzakbare bovenbouw in plaats van een vaste bovenbouw. Zij licht dat toe als volgt.
5.12.
Dieker heeft onvoldoende onderbouwd dat het wisselen van de autokraan en het plaatsen van een neerzakbare bovenbouw in plaats van een vaste bovenbouw van invloed waren op het aantal dagen waarop het schip stillag voor de reparatie van de door het voorval veroorzaakte schade. [eiser sub 1] c.s. hebben namelijk gesteld dat daarvan geen sprake was en dat, onder het overleggen van de factuur van de aankoop van de nieuwe autokraan met fundatie en de factuur van Open Shipyard, toegelicht als volgt.
[eiser sub 1] had de nieuwe autokraan al op 7 september 2022 gekocht en was van plan om die in de bouwvakantie in de zomer van 2023 te laten plaatsen, wanneer het schip toch pleegt stil te liggen. Toen duidelijk werd dat het schip door het voorval nog meer dan een maand zou stilliggen heeft [eiser sub 1] besloten om van de gelegenheid gebruik te maken om de autokraan te wisselen. Het wisselen van de autokraan vond plaats op 12 december 2022. Voor het wisselen van de kraan was geen constructieve aanpassing nodig. Voor de fundatie hoefde niets te worden gedaan omdat die al aan de nieuwe kraan vast zat. De autokraan is niet door VPG geplaatst maar door Open Shipyard met wie [eiser sub 1] al een afspraak had gemaakt. Het wisselen van de autokraan op het achterschip heeft de reparatiewerkzaamheden aan het stuurhuis dan ook niet vertraagd of verlengd.
Het leggen van de hydraulische leidingen voor de neerzakbare bovenbouw heeft de periode waarin het schip stillag voor de reparatie van de door het voorval veroorzaakte schade niet verlengd. Daarvoor waren maar 1,5 tot 2 dagen nodig en VPG heeft dat gedaan tussen 6 en 12 december 2022. Dat was in de eerste periode waarin het schip stillag en er gewacht moest worden op het stalen frame dat nodig was om de bovenbouw op de stalen onderbouw te plaatsen. Daarvoor maakte het niet uit of het een vaste of neerzakbare bovenbouw zou zijn.
Het plaatsen van een neerzakbare bovenbouw in plaats van een vaste bovenbouw heeft geen extra dagen in beslag genomen. De enige extra werkzaamheden voor de neerzakbare versie bestonden uit het testen van het zakken en stijgen en dat is niet meer dan een paar uur werk geweest.
Dieker heeft daarop niet gemotiveerd waarom (een deel van) wat [eiser sub 1] c.s. stellen niet zou kunnen kloppen en het aantal dagen waarin het schip heeft stil gelegen korter had kunnen zijn indien de autokraan niet was gewisseld en/of er een vaste bovenbouw in plaats van een neerzakbare bovenbouw was geplaatst. Bij gebrek daaraan staat vast dat het wisselen van de autokraan en het plaatsen van een neerzakbare in plaats van een vaste bovenbouw niet van invloed waren op de tijdverletschade.
5.13.
Op de overige onder 5.10 genoemde bezwaren van Dieker zal de rechtbank ingaan bij de betreffende reparatiewerkzaamheden, die hierna worden behandeld.
de reparatiekosten
de eigen werkzaamheden van [eiser sub 1]
5.14.
[eiser sub 1] c.s. vorderen een vergoeding van € 14.140 (202 uur à € 70,00 per uur) voor door [eiser sub 1] verrichte reparatiewerkzaamheden en € 766,20 aan kilometervergoeding. Zij hebben dit onderbouwd met een uren- en kilometerspecificatie (overzicht gevoegd bij bijlage 4 van productie 1 van [eiser sub 1] c.s.).
5.15.
Dieker spreekt tegen dat zij die uren en kilometers moet vergoeden. Volgens haar is niet duidelijk waaruit de werkzaamheden van [eiser sub 1] hebben bestaan en is aannemelijk dat die samenhingen met andere werkzaamheden dan het repareren van schade die het gevolg is van het voorval, zoals het vervangen en verplaatsen van de autokraan. Daarnaast moet volgens Dieker de tijdverletschade met de gevorderde vergoeding worden verminderd (zie 5.10).
5.16.
De rechtbank oordeelt dat Dieker de gevorderde vergoeding voor eigen werkzaamheden van [eiser sub 1] en de gevorderde kilometervergoeding moet betalen en dat die vergoeding niet in mindering komt op de tijdverletschade. Zij licht dit toe als volgt.
5.17.
De door [eiser sub 1] c.s. overgelegde urenspecificatie maakt voldoende duidelijk waaruit de gestelde eigen werkzaamheden van [eiser sub 1] bestonden. Daarmee hebben zij naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende onderbouwd dat de werkzaamheden waarvoor zij een vergoeding vorderen zien op reparatiewerkzaamheden als gevolg van de door het voorval ontstane schade. Dieker heeft geen goede argumenten aangevoerd om aan de juistheid van die specificaties te twijfelen. Zij is namelijk niet inhoudelijk op de urenspecificatie van [eiser sub 1] ingegaan. Ook is Dieker niet ingegaan op de gespecificeerde factuur voor het aanpassen en inbouwen van de autokraan die [eiser sub 1] c.s. hebben overgelegd (productie 16.3 van [eiser sub 1] c.s.) en heeft zij niet tegengesproken dat [eiser sub 1] die voor eigen rekening heeft betaald. De rechtbank volgt daarom niet het uitgangspunt van Dieker dat [eiser sub 1] andere werkzaamheden heeft verricht dan het repareren van schade die het gevolg is van het voorval, zoals het wisselen van de autokraan.
5.18.
Vast staat dat indien [eiser sub 1] niet zelf de reparatiewerkzaamheden had uitgevoerd, die werkzaamheden door anderen hadden moeten worden verricht. De met de werkzaamheden van [eiser sub 1] gemoeide (reis)kosten komen daarom voor vergoeding in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de tijd die [eiser sub 1] daaraan heeft besteed. Dieker heeft niet tegengesproken dat het tarief van € 70 per uur en het kilometertarief dat [eiser sub 1] hanteert redelijk en billijk zijn. Dieker moet daarom de gevorderde vergoedingen van € 14.140 (202 uur x € 70) en € 766,20 betalen.
5.19.
De rechtbank volgt Dieker niet in haar standpunt dat de vergoeding voor reparatiewerkzaamheden van [eiser sub 1] in mindering moet worden gebracht op de door Dieker te vergoeden tijdverletschade. De tijdverletschade ziet op de bedrijfsschade die [eiser sub 1] heeft geleden als gevolg van het feit dat het schip gedurende de reparatieperiodes niet kon worden geëxploiteerd. Dat strekt dus niet tot vergoeding van naar objectieve maatstaven berekende herstelkosten, waaronder de vergoeding voor de reparatiewerkzaamheden van [eiser sub 1] valt. Vast staat namelijk dat indien [eiser sub 1] de reparatiewerkzaamheden niet zelf had uitgevoerd, deze door een ander hadden moeten worden verricht en eveneens vergoed hadden moeten worden.
de bakboordeur van het stuurhuis
5.20.
Niet ter discussie staat dat het stuurhuis van het schip ten tijde van het voorval een deur aan bakboordzijde had en dat het stuurhuis in de nieuwe situatie die deur niet meer heeft.
5.21.
Volgens Dieker claimen [eiser sub 1] c.s. ten onrechte kosten voor het verwijderen van de bakboorddeur van het stuurhuis, omdat deze deur bij het voorval niet beschadigd is geraakt en is verwijderd vanwege de lengte van de giek van de nieuwe autokraan.
5.22.
De rechtbank volgt Dieker niet daarin. [eiser sub 1] c.s. hebben weliswaar erkend dat de bakboorddeur van het stuurhuis om de genoemde reden is verwijderd, maar hebben ook gesteld dat dit niet van invloed was op de reparatiekosten. De kosten daarvan zijn namelijk onderdeel van het bedrag van € 7.017,76 dat bij het begroten van de schade op de factuur van VPG in mindering is gebracht, aldus [eiser sub 1] c.s. Dieker heeft het laatste niet tegengesproken, zodat dit tussen partijen vast staat.
het interieur van het stuurhuis (de lessenaar, de kitchenette en de gestoffeerde bank, inclusief leidingen)
5.23.
Tussen partijen staat het volgende vast.
Voor het voorval was het stuurhuis voorzien van een teakhouten lessenaar met de nautische apparatuur en een teakhouten bank, bestaande uit een zitplank met een kussen. Die bank stond tegen de achterwand. Bij de herstelwerkzaamheden is de lessenaar vervangen en verplaatst naar bakboord en is de bank vervangen door een (kleinere) gestoffeerde bank. Ook is het stuurhuis voorzien van een kitchenette, die er voor het voorval niet was. Deze werkzaamheden aan het interieur zijn uitgevoerd door het timmerbedrijf IJtama, die [eiser sub 1] op advies van Eelsing Expertise (de schade-expert van Dieker) heeft benaderd. Dit timmerbedrijf bracht de goedkoopste offerte uit en Eelsing Expertise heeft die offerte ontvangen. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd in de eerste periode waarin het schip stillag. De tijdverletschade bedroeg toen € 1.904,32 per gemiste vaardag.
5.24.
Dieker voert aan dat zij de kosten van die werkzaamheden aan het interieur en de daarbij nieuw gelegde leidingen, gemaakte doorvoeropeningen in de vloer en wateraansluiting niet hoeft te vergoeden. Dit omdat de lessenaar is vervangen in plaats van hersteld, het verplaatsen van de lessenaar geen gevolg is van het voorval, het verwijderen van de bank niet nodig zou zijn geweest als de lessenaar niet was verplaatst en omdat er voor het voorval geen gestoffeerde bank en kitchenette waren.
5.25.
De rechtbank oordeelt dat er geen grond is om voor de hier bedoelde werkzaamheden een bedrag op de gevorderde schade in mindering te brengen en licht dit toe als volgt.
5.26.
Partijen verschillen van mening over de mate waarin de lessenaar door het voorval is beschadigd, maar Dieker erkent dat het opstaande paneel met knoppen aan de stuurboordzijde van de lessenaar door het voorval naar beneden is gedrukt en dat de stuurboordzijde van de lessenaar door het voorval is gescheurd. Vast staat echter ook dat de grijper druk heeft uitgeoefend op de bakboordzijde van de lessenaar. Uit de overgelegde foto’s blijkt namelijk dat de achterzijde van het opstaande paneel aan bakboordzijde van de lessenaar door het voorval is ontzet. Verder staat niet ter discussie dat nagenoeg alle apparatuur in de lessenaar moest worden vervangen.
5.27.
Onder die omstandigheden ligt het vervangen van de lessenaar zozeer voor de hand, dat het op de weg van Dieker lag om argumenten aan te voeren waaruit volgt dat met herstel kon worden volstaan en vervanging onnodig was. Die argumenten heeft Dieker niet aangevoerd. Zij heeft voor de onderdelen die niet vervangen hoefden te worden weliswaar verwezen naar een opsomming in het rapport van Eelsing Expertise (productie D1, pagina’s 11-12), maar het vervangen van de lessenaar staat daar niet bij. Daarin staat alleen het veranderen van de indeling van het stuurhuis.
5.28.
Het vorenstaande leidt ertoe dat als onvoldoende gemotiveerd tegengesproken tussen partijen vast staat dat de lessenaar als gevolg van het voorval vervangen moest worden. Daarbij komt het volgende.
5.29.
Naast de schade aan de lessenaar is door het voorval ook schade ontstaan aan het interieur aan de achterzijde van het stuurhuis. Uit de foto op pagina 3 van de conclusie van antwoord blijkt namelijk dat de achterwand is beschadigd en dat het interieur, waaronder de bank, van die achterwand los is gekomen, zoals [eiser sub 1] c.s. hebben gesteld.
5.30.
[eiser sub 1] c.s. hebben ook gesteld dat het oplappen/herstellen van het interieur duurder zou zijn geweest en meer tijd zou hebben gekost dan het vervangen daarvan omdat timmerbedrijven daarvoor geen tijd hadden. In het licht hiervan en de tijdverletschade van
€ 1.904,32 per gemiste vaardag in de bewuste periode lag het op de weg van Dieker om te motiveren dat, anders dan [eiser sub 1] c.s. stellen, herstel een goedkopere optie dan vervanging was. Omdat Dieker dat niet heeft gedaan staat tussen partijen vast dat het vervangen van het interieur de goedkoopste optie was.
5.31.
Verder hebben [eiser sub 1] c.s. gesteld dat timmerbedrijf IJtama zijn prijs baseerde op de oppervlakte van het stuurhuis en de indeling en een plankje meer of minder voor de prijs niet uitmaakte. Daarom had het verplaatsen van de lessenaar geen invloed op de prijs en had het weglaten van de kitchenette of de gestoffeerde bank ook niet voor de prijs uitgemaakt. Dieker heeft dat weliswaar tegengesproken, maar heeft dat onvoldoende beargumenteerd omdat zij niet met feiten of omstandigheden is gekomen waaruit volgt dat timmerbedrijf IJtama niet zo werkt als [eiser sub 1] c.s. stellen. Dat mocht in de gegeven omstandigheden wel van haar worden verwacht, omdat haar schade-expert [eiser sub 1] heeft geadviseerd om timmerbedrijf IJtama te benaderen en ook de offerte van dit timmerbedrijf heeft ontvangen. Bij gebrek aan die onderbouwing staat tussen partijen vast dat het verplaatsen van de lessenaar geen extra kosten van het timmerbedrijf meebracht en dat de gestoffeerde bank en kitchenette onderdeel waren van het totaalplaatje dat bij de goedkoopste offerte hoorde, waarmee [eiser sub 1] de schade heeft beperkt.
5.32.
In reactie op de bezwaren van Dieker hebben [eiser sub 1] c.s. ontkend dat er kosten voor het leggen van nieuwe leidingen of het maken van nieuwe doorvoeropeningen in de vloer in rekening zijn gebracht. Daarbij hebben zij uiteengezet dat de aanwezige leidingen en kabels lang genoeg waren om de lessenaar naar bakboord te kunnen verplaatsen en dat er voor het verplaatsen van de lessenaar geen nieuwe leidingen zijn gelegd en geen nieuwe doorvoeropeningen in de vloer zijn gemaakt. Dieker is hierna niet meer op dit punt terug gekomen. Voor zover Dieker daarmee dit punt niet heeft laten varen, gaat de rechtbank eraan voorbij omdat Dieker het onvoldoende heeft onderbouwd (zie r.o 5.7).
5.33.
[eiser sub 1] c.s. hebben ook ontkend ook dat zij kosten voor de nieuwe wateraansluiting en leiding voor de kitchenette in rekening brengen. Zij stellen dat [eiser sub 1] deze zelf voor eigen rekening heeft aangelegd. Dieker is daarna niet meer op dit punt teruggekomen. Ook hiervoor geldt dat voor zover Dieker dit punt niet heeft laten varen, de rechtbank eraan voorbij gaat omdat Dieker het onvoldoende heeft onderbouwd (zie r.o. 5.7).
5.34.
Het verweer van Dieker dat op de voet van artikel 6:100 BW aftrek moet plaatsvinden omdat het interieur is vernieuwd en verbeterd verwerpt de rechtbank. Dat is namelijk niet redelijk omdat zonder het voorval vervanging van het interieur niet aan de orde zou zijn geweest en het vervangen van het interieur de goedkoopste optie was. Daarmee heeft [eiser sub 1] dus de schade beperkt.
5.35.
Uit het vorenstaande volgt dat er geen grond is om vanwege het vervangen van het interieur en verplaatsen van de lessenaar een bedrag op de gevorderde reparatiekosten of tijdverletschade in mindering te brengen.
de bekabeling in het stuurhuis
5.36.
Dieker stelt dat [eiser sub 1] c.s. ten onrechte kosten voor bekabeling in het stuurhuis claimen omdat die bekabeling bij het voorval niet beschadigd is. Volgens [eiser sub 1] c.s. is daarvan geen sprake omdat de hoofdbekabeling niet is vernieuwd of opnieuw is ingedeeld en alle oude kabels opnieuw zijn gebruikt en niet opnieuw zijn aangelegd of ingedeeld. Dieker is na die reactie van [eiser sub 1] niet meer op dit punt ingegaan. Voor zover daarmee dit punt niet heeft laten varen, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd (zie r.o. 5.7).
5.37.
Het verweer van Dieker dat bij de begroting van de te vergoeden schade op de voet van artikel 6:100 BW rekening moet worden gehouden met de verbetering van de inrichting van de verdeelkast, verwerpt de rechtbank. Vast staat wel dat de verdeelkast in die nieuwe situatie netter is geordend dan voor het voorval, maar het is naar het oordeel van de rechtbank niet redelijk om daarvoor een aftrek te laten plaatsvinden. Er is namelijk geen sprake van een waardevermeerdering van het schip of een werkelijk voordeel dat [eiser sub 1] door de inrichting van de verdeelkast geniet.
de schijnwerpers en ruitenwissers
5.38.
Volgens Dieker claimen [eiser sub 1] c.s. ook ten onrechte kosten voor extra schijnwerpers en ruitenwissers en extra kosten die zijn gemoeid met hoogwaardigere lampen van de schijnwerpers. Voor zover Dieker dit punt niet heeft laten varen, gaat de rechtbank eraan voorbij omdat Dieker het onvoldoende heeft onderbouwd (zie r.o. 5.7). [eiser sub 1] c.s. hebben in reactie daarop namelijk gesteld dat het schip ten tijde van het voorval was voorzien van 5 schijnwerpers en in de nieuwe situatie is voorzien van 4 schijnwerpers en dat de vervangende schijnwerpers normale schijnwerpers zijn. Ook hebben zij gesteld dat er weliswaar een extra ruitenwisser op het stuurhuis zit (voorheen waren het er 2, nu 3), maar dat die niet wordt geclaimd. Dieker is vervolgens daar niet meer op ingegaan.
het luik in het dak van het stuurhuis
5.39.
Dieker stelt ook dat [eiser sub 1] c.s. ten onrechte kosten van het luik in het dak van het stuurhuis claimen, omdat dat luik er ten tijde van het voorval niet was. Ook aan dit punt gaat de rechtbank – voor zover Dieker het niet heeft laten varen – voorbij omdat Dieker het onvoldoende heeft onderbouwd (zie r.o. 5.7). [eiser sub 1] c.s. hebben namelijk gesteld dat het betreffende luik verplicht is bij een neerzakbare bovenbouw en dat zij de extra kosten van de neerzakbare bovenbouw ten opzichte van een vaste bovenbouw niet claimen. Dieker is daar vervolgens niet meer op ingegaan.
de neerklapbare beugel en antennes
5.40.
Verder claimen [eiser sub 1] c.s. volgens Dieker ten onrechte kosten van een neerklapbare beugel en kosten van meer antennes dan er eerder aanwezig waren. In reactie daarop hebben [eiser sub 1] c.s. gesteld dat het schip de antennes die het in de nieuwe situatie heeft ook in de oude situatie al had en dat de neerklapbare beugel standaard in de offerte van Stuurhuizen B.V. zit en dat die offerte het goedkoopst was.
5.41.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een bedrag op de gevorderde schade in mindering te brengen. Dieker spreekt namelijk niet tegen dat de offerte van Stuurhuizen B.V. het goedkoopst was en dat de neerklapbare beugel daar standaard inzit. Met het accepteren van die offerte hebben [eiser sub 1] c.s. de schade beperkt. Onder die omstandigheden is aftrek voor de neerklapbare beugel niet redelijk.
5.42.
Verder gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van Dieker dat het schip meer antennes heeft dan eerder aanwezig waren, omdat Dieker dat niet heeft onderbouwd. Dieker heeft namelijk niet toegelicht waarom zij meent dat er in de nieuwe situatie meer antennes zijn dan ten tijde van het voorval.
het blauwe bord
5.43.
Niet ter discussie staat dat het blauwe bord dat ten tijde van het voorval op een staander bij het stuurhuis stond is vervangen door een nieuw blauw bord en dat de kosten daarvan onderdeel zijn van de gevorderde schade.
5.44.
[eiser sub 1] c.s. stellen dat het blauwe bord bij het voorval is beschadigd omdat het door de grijper is geraakt en daardoor krom is geworden. Zij onderbouwen dat met foto’s (foto’s 5, 6 en 8 van productie 15). Volgens Dieker was met het blauwe bord niets mis en hoeft zij de kosten van het nieuwe blauwe bord niet te vergoeden.
5.45.
De rechtbank oordeelt dat [eiser sub 1] c.s. met de verwijzing naar de door hen genoemde foto’s voldoende hebben onderbouwd dat het blauwe bord door het voorval is beschadigd / krom geworden. De rechtbank merkt hierbij op dat met name op de uitsnede in foto 8 van productie 15 te zien is dat het perspectief van het verloop van de randen past bij een bord dat verbogen / krom is.
Het vorenstaande leidt ertoe dat als onvoldoende gemotiveerd tegengesproken tussen partijen vast staat dat het blauwe bord moest worden vervangen. Er is dan ook geen grond voor aftrek van kosten op de gevorderde schade in verband met de vervanging van het blauwe bord.
de vloerverwarming
5.46.
Vast staat dat het stuurhuis ten tijde van het voorval was voorzien van een vloerverwarming met elektrische matten rondom de lessenaar en dat deze vloerverwarming bij de herstelwerkzaamheden is vervangen door een vloerverwarming met cv-leidingen in de vloer. Ook staat vast dat de kosten daarvan (€ 3.867 + € 746,50) onderdeel zijn van de gevorderde schade.
5.47.
[eiser sub 1] c.s. stellen dat de vloerverwarming als gevolg van het voorval moest worden vervangen omdat
  • i) deze bij het voorval is beschadigd omdat de lessenaar in de vloer werd gedrukt en als gevolg daarvan de elektrische matten stuk werden gedrukt,
  • ii) de vloerverwarming verlijmd was met de vloer en de vloer moest worden verwijderd omdat de lessenaar daarin was ingebouwd en verwijderd moest worden.
5.48.
Dieker spreekt tegen dat zij de kosten van de nieuwe vloerverwarming moet vergoeden en ook dat vloerverwarming van elektrische matten als gevolg van het voorval is beschadigd. De grijper is namelijk vooral op de stalen onderbouw aan de voorzijde van het stuurhuis terecht gekomen. Er is daarom geen sprake van dat de lessenaar in de vloer werd gedrukt en de vloerverwarming als gevolg daarvan stuk werd gedrukt. Op de overgelegde foto’s is ook geen schade aan de vloer bij de lessenaar zichtbaar, aldus Dieker. Daarnaast stelt Dieker dat de nieuwe vloerverwarming hoogwaardiger is dan de oude en dat de extra kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
5.49.
De rechtbank oordeelt dat Dieker de kosten van het vervangen van de vloerverwarming moet vergoeden omdat die aan het voorval zijn toe te rekenen. Zij licht dit toe als volgt.
5.50.
Hiervoor heeft de rechtbank vastgesteld dat de lessenaar, als gevolg van het voorval moest worden vervangen (zie 5.28). Dieker heeft niet tegengesproken dat de lessenaar in de vloer was ingebouwd en dat de elektrische matten met de vloer waren verlijmd, zodat dit ook vast staat. Hiermee is gegeven dat het vervangen van de vloerverwarming in een zodanig verband met het voorval staat, dat de kosten daarvan mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade als gevolg van het voorval kan worden toegerekend. Op de vraag of de vloerverwarming bij het voorval is beschadigd omdat deze door de lessenaar werd ingedrukt behoeft daarom niet te worden ingegaan.
5.51.
[eiser sub 1] c.s. hebben uiteengezet dat de nieuwe vloerverwarming bestaat uit een slang van 4 meter die op een bestaande cv-leiding is aangesloten en in de vloer is verwerkt. Ook hebben zij tegengesproken dat dit duurder is dan het leggen van nieuwe elektrische matten, mede omdat er tegenwoordig dan verplicht een omvormer moet worden geplaatst. In het licht hiervan lag het op de weg van Dieker om te onderbouwen dat het leggen van nieuwe elektrische vloermatten voor een lager bedrag dan € 4.622,50 (€ 3.876 + € 746,50) mogelijk was. Bij gebrek daaraan staat vast dat die kosten volledig aan het voorval kunnen worden toegerekend en dus door Dieker vergoed moeten worden.
de trap
5.52.
Vast staat dat de trap tussen het stuurhuis en de lager gelegen verblijven na het voorval is vervangen en een kwartslag is gedraaid.
5.53.
[eiser sub 1] c.s. stellen dat de staanders van de trap door het voorval zijn gescheurd. Dit heeft [eiser sub 1] enkele dagen na het voorval ontdekt bij het verwijderen van het afwerkhout rondom de trap in verband met het verwijderen van de vloer.
5.54.
De rechtbank oordeelt dat [eiser sub 1] c.s. moeten bewijzen dat de staanders van de trap door het voorval zijn gescheurd. De rechtbank kan dat op basis van het beschikbare (foto)materiaal namelijk niet vaststellen en Dieker heeft met goede argumenten tegengesproken dat de schade aan de trap door het voorval is ontstaan. Zij heeft namelijk aangevoerd dat dit niet aannemelijk is omdat (i) de trap zich achterin het stuurhuis aan bakboordzijde bevond en de grijper voornamelijk druk op de voorzijde van het stuurhuis uitoefende en (ii) de hoge rand rond de trap niet is beschadigd en (iii) de scheuren in de staanders van de trap ook kunnen zijn ontstaan bij het verwijderen van de vloer.
5.55.
[eiser sub 1] c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld dat bewijs te leveren. Indien zij niet daarin slagen, hoeft Dieker de kosten van de trap niet te vergoeden en moeten die kosten dus van de door BMT begrote schade worden afgetrokken. Vast staat dat die kosten
€ 2.000 bedragen. [eiser sub 1] c.s. hebben dat namelijk gesteld en Dieker heeft dat niet tegengesproken.
5.56.
In het geval dat [eiser sub 1] c.s. niet in het vorenbedoelde bewijs slagen, hoeft Dieker ook het aan het vervangen van de trap toe te rekenen tijdverlet niet te vergoeden. De omvang daarvan kan de rechtbank nog niet vaststellen omdat partijen zich niet hebben uitgelaten over dat tijdverlet. Partijen zullen dat na de bewijslevering alsnog dienen te doen.
5.57.
Indien [eiser sub 1] c.s. wel in dat bewijs slagen, staat vast dat Dieker de kosten van het vervangen van de trap en het daarmee samenhangende tijdverlet moet vergoeden. Voor enige aftrek in verband met het feit dat de trap bij het terugplaatsen een kwartslag is gedraaid, ziet de rechtbank in dat geval geen aanleiding. Niet aannemelijk is dat dit extra tijd of kosten heeft meegebracht en Dieker niet heeft toegelicht dat dit wel het geval was. Ook bracht het draaien van de trap geen waardevermeerdering van het schip of ander financieel voordeel voor [eiser sub 1] mee.
5.58.
Voor zover Dieker stelt dat er ten onrechte kosten worden geclaimd voor de betimmering achter de trap (zie foto 11 van productie D2) die er voor het voorval niet was, gaat de rechtbank daaraan voorbij. [eiser sub 1] c.s. ontkennen namelijk dat zij daarvoor kosten claimen en hebben toegelicht dat [eiser sub 1] die betimmering zelf heeft gemaakt en betaald. Dieker is daarna niet meer op dit punt ingegaan en voor zover zij daarmee dat punt niet heeft laten varen, heeft zij het onvoldoende onderbouwd (zie 5.7).
de schermen en apparatuur in de lessenaar
5.59.
Dieker stelt dat er bij de herstelwerkzaamheden schermen en apparatuur aan de lessenaar zijn toegevoegd en dat zij de kosten daarvan niet hoeft te vergoeden. Ook stelt zij dat aftrek moet plaatsvinden omdat de nieuwe apparatuur geavanceerder is.
5.60.
De rechtbank oordeelt dat er geen grond is voor aftrek van kosten op de gevorderde schade en licht dit toe als volgt.
5.61.
De rechtbank gaat aan de stelling dat er apparatuur aan de lessenaar is toegevoegd voorbij, omdat Dieker dat – voor zover zij het niet heeft laten varen – onvoldoende heeft onderbouwd. Dieker is namelijk niet meer op dat punt ingegaan nadat [eiser sub 1] c.s. hebben gesteld dat [eiser sub 1] de apparatuur in het stuurhuis met de experts van beide partijen heeft geïnventariseerd en dat toen is geconcludeerd dat er geen apparatuur is bijgekomen.
5.62.
De rechtbank gaat in dit verband ook voorbij aan de stelling van Dieker dat er schermen aan de lessenaar zijn toegevoegd. Dieker heeft namelijk slechts gesuggereerd dat vergelijking van foto’s van de situatie direct na het voorval en de situatie na herstel (foto’s 2 en 13 van productie D2) de indruk wekt dat er meer schermen zijn dan eerder. [eiser sub 1] heeft daarop uitgelegd dat in de nieuwe situatie dezelfde functionaliteiten anders over schermen zijn verdeeld: in de oude situatie had hij op één scherm het Tresco-systeem en de radar en had hij op een ander scherm de camera, nu zijn deze functionaliteiten verdeeld over drie schermen. Ook heeft [eiser sub 1] aangevoerd dat er door het voorval een kras op het oude touchscreen is gekomen, maar dat hij daarvoor geen schade claimt omdat hij het oude touchscreen wegens de lange levertijd van een nieuwe heeft gehandhaafd. In het licht van deze uitleg kon Dieker niet volstaan met haar suggestie dat er schermen zijn toegevoegd en had zij moeten aanduiden dat en waarom Dieker de kosten voor een andere verdeling van de functionaliteiten over nieuwe schermen niet verschuldigd zou zijn. Omdat Dieker dat heeft nagelaten heeft zij haar stelling dat er schermen zijn toegevoegd waarvoor zij de kosten niet hoeft te vergoeden onvoldoende onderbouwd.
5.63.
Het beroep van Dieker op aftrek vanwege het feit dat de nieuwe apparatuur geavanceerder is, verwerpt de rechtbank omdat een dergelijke aftrek in de gegeven omstandigheden niet redelijk is. [eiser sub 1] c.s. hebben gespecificeerd welke apparatuur zich bij het voorval in de lessenaar bevond en uit welk jaar deze apparatuur stamde. Niet ter discussie staat dat die apparatuur aan alle vereisten voldeed en als gevolg van het voorval is afgekeurd en moest worden vervangen. Dieker stelt geen feiten waaruit volgt dat [eiser sub 1] daardoor een werkelijk voordeel geniet en voorkomen moet worden dat [eiser sub 1] door het voorval tegen zijn wil een bepaald bestedingspatroon wordt opgedrongen.
de isolatie
5.64.
Dieker stelt dat het stuurhuis is voorzien van dikkere en dus hoogwaardiger isolatie dan die tijdens het voorval aanwezig was. De extra kosten daarvan hoeft zij niet te betalen, dan wel dient er bij de begroting van de schade rekening te worden gehouden met dit voordeel, aldus Dieker.
5.65.
De rechtbank oordeelt dat er geen grond is voor aftrek van kosten op de gevorderde schade en licht dit als volgt toe.
5.66.
[eiser sub 1] c.s. hebben gesteld dat de nieuwe isolatie standaard in de offerte voor de nieuwe bovenbouw van het stuurhuis van Stuurhuizen B.V. zat en dat dit de goedkoopste offerte was. Dieker heeft dat niet tegengesproken. Hiermee staat vast dat [eiser sub 1] met het accepteren van die offerte de schade heeft beperkt en aftrek voor de nieuwe isolatie is daarom niet redelijk.
de gashendel
5.67.
Niet ter discussie staat dat de gashendel bij de herstelwerkzaamheden is vervangen en dat de kosten daarvan onderdeel zijn van de gevorderde schade.
5.68.
Volgens Dieker hoeft zij de kosten van de nieuwe gashendel niet te betalen omdat de grijper daar geen schade aan heeft toegebracht. Uit vergelijking van de foto’s blijkt namelijk dat de gashendel op 25 november 2022 niet verbogen was en op 1 december 2022 wel, aldus Dieker.
5.69.
De rechtbank volgt Dieker daarin niet. Vast staat namelijk dat het Nederland Bureau Keuring Binnenvaart (NBKB) op 25 november 2022 de nautische apparatuur in het stuurhuis van het schip heeft geïnspecteerd en heeft geconcludeerd dat alle apparatuur niet meer betrouwbaar was en vervangen moest worden. Hiermee staat vast dat de gashendel als gevolg van het voorval moest worden vervangen. Dat de gashendel later is verbogen doet er niet aan af dat Dieker de kosten voor het vervangen van de gashendel moet vergoeden.
de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer
5.70.
Niet ter discussie staat ook dat de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer bij de herstelwerkzaamheden zijn vervangen en dat de kosten daarvan onderdeel zijn van de gevorderde schade.
5.71.
Volgens Dieker hoeft zij de kosten voor het vervangen van de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer niet te vergoeden omdat die niet door het voorval beschadigd zijn. Uit vergelijking van foto’s (foto’s 11 en 15 van productie 15) blijkt namelijk dat deze apparatuur op 17 november 2022 niet beschadigd was maar dat op 25 november 2022 het rechter venster stuk was en verschillende knoppen waren afgebroken.
5.72.
De rechtbank oordeelt dat [eiser sub 1] c.s. moeten bewijzen dat de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer als gevolg van het voorval vervangen moesten worden. De rechtbank kan dat namelijk niet op basis van het inspectierapport van de NBKB vaststellen, omdat de inspectie van de NBKB pas op 25 november 2022 plaatsvond en op de foto van die datum schade aan deze apparatuur zichtbaar is die er op 17 november 2022 nog niet was.
5.73.
[eiser sub 1] c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld dat bewijs te leveren. Indien zij niet daarin slagen, hoeft Dieker de kosten van het vervangen van de nieuwe bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer niet te vergoeden en moeten die kosten dus van de gevorderde schade worden afgetrokken. De rechtbank kan op dit moment nog geen bedrag daarvoor vaststellen omdat partijen zich nog niet hebben uitgelaten over de prijs van de nieuwe bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer en het tijdverlet dat aan het vervangen daarvan kan worden toegerekend. Partijen dienen dat na de bewijslevering alsnog te doen.
Tussenconclusie en het verdere procesverloop
5.74.
Het vorenstaande komt er op het volgende
 [eiser sub 1] c.s. dienen te bewijzen:
a. dat de staanders van de trap door het voorval zijn gescheurd (zie 5.54),
b. dat de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer als gevolg van het voorval vervangen moesten worden (zie 5.72);
 indien [eiser sub 1] c.s. niet in het onder a. bedoelde bewijs slagen moeten de gevorderde reparatiekosten worden verminderd met € 2000 en de tijdverletschade die samenhangt met het vervangen van de trap (zie 5.55 en 5.56);
 indien [eiser sub 1] c.s. niet in het onder b. bedoelde bewijs slagen moeten de kosten van het vervangen van de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer op de gevorderde schade in mindering gebracht worden en de gevorderde tijdverletschade moet worden verminderd met de tijdverletschade die met deze vervanging samenhangt (zie 5.73);
 partijen moeten zich na de bewijslevering alsnog uitlaten over
  • de tijdverletschade die samenhangt met het vervangen van de trap (zie 5.56),
  • de prijs van de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer en de tijdverletschade die samenhangt met het vervangen van de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer (zie 5.73);
 voor het overige faalt het verweer van Dieker tegen de gevorderde reparatiekosten en tijdverletschade.
5.75.
Gelet op het geringe deel van de vordering waarop het te leveren bewijs betrekking heeft en de proceskosten die het leveren van het bewijs meebrengen, geeft de rechtbank partijen uitdrukkelijk in overweging om te onderzoeken of zij op basis van de beslissingen van de rechtbank in dit vonnis alsnog tot een minnelijke regeling kunnen komen.
5.76.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
draagt [eiser sub 1] c.s. op te bewijzen:
dat de staanders van de trap door het voorval zijn gescheurd,
dat de bochtaanwijzer en roerstandaanwijzer als gevolg van het voorval vervangen moesten worden,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 23 april 2025voor uitlating door [eiser sub 1] c.s. of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat, als [eiser sub 1] c.s. geen bewijs door het horen van getuigen willen leveren maar wel
bewijsstukkenwillen overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moeten brengen,
6.4.
bepaalt dat, als [eiser sub 1] c.s.
getuigenwillen laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
meitot en met
augustusdan direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. drs. D.L. Spierings, in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op
26 maart 2025.
2515 / 2459