ECLI:NL:RBROT:2025:3787

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/10/675410 / FA RK 24-1951
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige na langdurige afwezigheid van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2025 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2018. De vrouw, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzoekt om het gezamenlijk gezag met de man, een Amerikaanse burger, te beëindigen. De man heeft sinds de echtscheiding op 5 september 2019 geen contact meer gehad met de vrouw of de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, aangezien de man geen invulling geeft aan zijn ouderlijk gezag en al jaren niet betrokken is bij het leven van de minderjarige. De rechtbank stelt vast dat de man geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en dat de vrouw geen contact met hem kan krijgen. Dit leidt tot problemen bij de uitvoering van het gezamenlijk gezag, zoals bij buitenlandse reizen en schoolaanmeldingen. De rechtbank concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag te wijzigen en wijst het verzoek van de vrouw toe. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/675410 / FA RK 24-1951
Beschikking van 13 februari 2025 over het ouderlijk gezag
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. P.H. Visser te Wormerveer,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 12 maart 2024;
  • de berichten van de vrouw van 22 oktober 2024 en 3 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 13 februari 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [naam] .
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 5 september 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 28 augustus 2019 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend. De minderjarige woont bij de vrouw.
2.4.
Partijen hebben een echtscheidingsconvenant tevens inhoudend een ouderschapsplan opgesteld, dat zij op 14 augustus 2019 hebben ondertekend. Het ouderschapsplan is gehecht aan de echtscheidingsbeschikking van 28 augustus 2019. Partijen zijn in het ouderschapsplan overeengekomen dat zij, in verband met vertrek van de man naar België, zullen streven naar een zorgregeling waarbij de minderjarige een weekend per veertien dagen bij de man is. Daarbij is opgenomen dat de kans bestaat dat de man naar zijn land van herkomst (USA) zal verhuizen. In dat geval zal de man dat ruim tevoren met de vrouw bespreken om te bezien hoe de zorgregeling alsdan zal worden ingevuld. Partijen zijn overeengekomen dat de man zorgt dat de vrouw hem altijd kan bereiken en op de hoogte is van zijn verblijfplaats. Zouden toestemmingsformulieren vereist zijn, dan zal de man direct reageren en tekenen, na informatie van de vrouw.
2.5.
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en de man is Amerikaans burger.

3.De beoordeling

3.1.
Gezag
3.1.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat het gezag over de minderjarige alleen aan haar toekomt.
3.1.2.
Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van Brussel II-ter bevoegd te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarige.
3.1.3.
Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Indien één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW genoemde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
3.1.4.
De rechtbank ziet in het feit dat de vrouw sinds de echtscheiding geen contact heeft met de man en er al jaren geen contact is tussen de minderjarige en de man, gewijzigde omstandigheden die een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de vrouw rechtvaardigen.
3.1.5.
Uit de onweersproken stellingen van de vrouw blijkt dat sinds de echtscheiding tussen partijen het haar niet lukt om contact met de man te krijgen. Inmiddels is ruim vijf jaar geen contact meer tussen partijen geweest. De man heeft sinds 2019 geen vaste woon- of verblijfplaats. Na een tijd in Europa te hebben gezworven, is de man geremigreerd naar de Verenigde Staten. De vrouw heeft via sporadische Facebook-contacten met familie van de man in de Verenigde Staten vernomen dat de man daar rondreist dan wel een zwervend bestaan leidt. De vrouw kan de man niet bereiken. Zij heeft geen (e-mail)adres of telefoonnummer van de man. Ook tussen de man en de minderjarige vindt geen enkel contact plaats.
3.1.6.
De rechtbank overweegt als volgt. De man geeft geen invulling aan het ouderlijk gezag. Gebleken is dat de man op geen enkele manier betrokken is bij de minderjarige. In lijn met het advies van de raad is de rechtbank van oordeel dat de man door zijn langdurige afwezigheid in het leven van de minderjarige, niet weet wat in het leven van de minderjarige speelt en zo geen uitvoering kán geven aan het ouderlijk gezag. Door de afwezigheid van de man, loopt de vrouw bovendien tegen problemen aan bij de uitvoering van het gezamenlijk ouderlijk gezag, zoals bij buitenlandse reizen en bij de aanmelding op school.
3.1.7.
De rechtbank is van oordeel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Het voorgaande maakt dat het verzoek van de vrouw zal worden toegewezen.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag en bepaalt dat het gezag over de minderjarige
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , voortaan aan de vrouw toekomt;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van Egmond, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. E.M. Brito, griffier, op 13 februari 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.