In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2025 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2018. De vrouw, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzoekt om het gezamenlijk gezag met de man, een Amerikaanse burger, te beëindigen. De man heeft sinds de echtscheiding op 5 september 2019 geen contact meer gehad met de vrouw of de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, aangezien de man geen invulling geeft aan zijn ouderlijk gezag en al jaren niet betrokken is bij het leven van de minderjarige. De rechtbank stelt vast dat de man geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en dat de vrouw geen contact met hem kan krijgen. Dit leidt tot problemen bij de uitvoering van het gezamenlijk gezag, zoals bij buitenlandse reizen en schoolaanmeldingen. De rechtbank concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag te wijzigen en wijst het verzoek van de vrouw toe. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.