ECLI:NL:RBROT:2025:3785

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/10/674036 / FA RK 24-1297
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag na langdurige afwezigheid van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2025 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag van twee minderjarigen, na een verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Broekzitter-Nieuwland, heeft aangevoerd dat de man, de vader van de kinderen, sinds begin 2022 naar het buitenland is vertrokken en sindsdien moeilijk bereikbaar is. De man heeft geen invulling gegeven aan zijn ouderlijk gezag en is op geen enkele manier betrokken bij het leven van de minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen op 1 februari 2021 is ontbonden en dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over de minderjarigen, geboren in 2015 en 2018.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de man meer dan twee jaar geleden is geëmigreerd en dat er sindsdien geen contact is geweest tussen de man en de kinderen. De vrouw heeft aangegeven dat zij geen adres of telefoonnummer van de man heeft en dat zij alleen via e-mail contact met hem kan opnemen, wat vaak moeizaam verloopt. De rechtbank heeft in lijn met het advies van de raad voor de kinderbescherming geconcludeerd dat de man geen betrokkenheid toont bij de minderjarigen en dat de vrouw tegen praktische problemen aanloopt bij de uitvoering van het gezamenlijk gezag.

Op basis van artikel 1:253n BW heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de vrouw rechtvaardigen. De rechtbank heeft besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag over de minderjarigen aan de vrouw toe te kennen, in het belang van de kinderen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er zal aantekening worden gemaakt in het openbare gezagsregister.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/674036 / FA RK 24-1297
Beschikking van 13 maart 2025 over het ouderlijk gezag
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Broekzitter-Nieuwland te Spijkenisse,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 16 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 13 februari 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [naam] .
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 1 februari 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 22 januari 2021 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats 2] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Gezag
3.1.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat het gezag over de minderjarigen alleen aan haar toekomt.
3.1.2.
De man verweert zich niet tegen dit verzoek.
3.1.3.
Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Indien één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW genoemde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
3.1.4.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Zij moeten hiervoor belangrijke beslissingen over hun kinderen samen kunnen nemen of in ieder geval in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Het kind mag in beginsel niet klem of verloren raken tussen de ouders indien de ouders dat niet kunnen.
3.1.5.
De rechtbank ziet in het feit dat de man aan het begin van 2022 naar het buitenland is vertrokken en hij sindsdien voor de vrouw lastig te bereiken is, gewijzigde omstandigheden die een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de vrouw rechtvaardigen.
3.1.6.
Uit de onweersproken stellingen van de vrouw blijkt dat de man meer dan twee jaar geleden is geëmigreerd. De vrouw weet niet waar de man momenteel verblijft. Voor zover zij weet, is de man naar Australië verhuisd. Voor de vrouw is het lastig om in contact te komen met de man. Zij heeft geen adres of telefoonnummer van de man, alleen een e-mailadres. Als de vrouw zijn toestemming vraagt, bijvoorbeeld voor een vakantie, duurt het lang voordat de man die toestemming geeft en in sommige gevallen reageert de man helemaal niet op haar e-mailberichten. Het laatste e-mailcontact met de man was in september 2023, waarbij de man te kennen gegeven dat er voor hem niet zoveel tijd meer was om te leven. De vrouw heeft daaruit opgemaakt dat de man wellicht ziek is. Sinds het vertrek van de man in 2022 is ook geen enkel contact tussen de minderjarigen en de man meer geweest. Ook heeft de man nooit geïnformeerd naar de minderjarigen of gereageerd op de door de vrouw verstuurde e-mails met informatie en foto’s van de minderjarigen.
3.1.7.
In lijn met het advies van de raad is de rechtbank van oordeel dat de man geen invulling geeft aan het ouderlijk gezag en op geen enkele manier betrokken is bij de minderjarigen. Door zijn langdurige afwezigheid in het leven van de minderjarigen weet de man niet wat in het leven van de minderjarigen speelt. Daarbij loopt de vrouw tegen (praktische) problemen aan bij de uitvoering van het gezamenlijk ouderlijk gezag, zoals bij buitenlandse vakanties, waarbij de vrouw een procedure moest voeren voor het krijgen van vervangende toestemming voor het reizen met de minderjarigen naar het buitenland. Ook bij het aanvragen van identiteitsbewijzen voor de minderjarigen ervaart de vrouw problemen door de afwezigheid van de man.
3.1.8.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Het verzoek van de vrouw zal worden toegewezen.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag en bepaalt dat het gezag over [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1] en [minderjarige 2] , geboren op
[geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats 2] voortaan aan de vrouw toekomt;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van Egmond, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. E.M. Brito, griffier, op 13 maart 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.