ECLI:NL:RBROT:2025:3784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/10/685596 / FA RK 24-6693
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van minderjarige en gebruik echtelijke woning in het kader van echtscheidingsprocedure met internationale aspecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2025 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure betreffende voorlopige voorzieningen. De man heeft verzocht om de toevertrouwing van de minderjarige aan hem en om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De vrouw, die niet op de mondelinge behandeling is verschenen, heeft de verzoeken niet weersproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in augustus 2024 een echtscheidingsprocedure in Turkije heeft gestart, maar dat er geen sprake is van litispendentie, omdat de onderwerpen van de procedures niet gelijk zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is en Nederlands recht van toepassing is. De man heeft verklaard dat de vrouw de woning op 1 juli 2024 heeft verlaten en dat hij bezorgd is over de veiligheid van de minderjarige. De rechtbank heeft de verzoeken van de man tot toevertrouwing van de minderjarige en het uitsluitend gebruik van de woning toegewezen, maar de verzoeken om de vrouw te bevelen de woning te verlaten en om de minderjarige af te geven zijn afgewezen, omdat de vrouw de woning al had verlaten. De rechtbank heeft bepaald dat de man met ingang van 27 februari 2025 gerechtigd is tot het gebruik van de woning en dat de minderjarige aan hem wordt toevertrouwd. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/685596 / FA RK 24-6693
Beschikking van 27 februari 2025 over voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Soytekin te Rotterdam,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 9 september 2024;
  • het bericht van de man van 18 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 13 februari 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
De minderjarige is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. De minderjarige heeft hier gebruik van gemaakt. Hij heeft een brief aan de kinderrechter gestuurd, die op 4 oktober 2024 is ontvangen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] te Rotterdam met elkaar gehuwd.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
2.3.
Partijen hebben verder nog twee meerderjarige kinderen die met de man in de echtelijke woning wonen.
2.4.
De man is op 12 augustus 2024 een echtscheidingsprocedure gestart in Turkije. In die procedure zijn nog geen beslissingen gegeven.
2.5.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Toevertrouwing van de minderjarige en uitsluitend gebruik van de woning
3.1.1.
De man verzoekt de minderjarige aan hem toe te vertrouwen. Tevens verzoekt hij te bepalen dat hij met uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te Rotterdam en de vrouw te bevelen die woning te verlaten en haar te verbieden die woning verder te betreden, zo nodig met behulp van de sterke arm.
3.1.2.
De vrouw weerspreekt de verzoeken niet.
3.1.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Deze zaak heeft een internationaal privaatrechtelijk karakter. Om die reden ligt zowel de rechtsmacht van deze rechtbank als het toe te passen recht ambtshalve ter beoordeling voor.
Bevoegdheid rechtbank
3.1.4.
Vast staat dat de man in augustus 2024, dus vóór de onderhavige procedure, in Turkije een echtscheidingsverzoek heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man desgevraagd verklaard dat de echtscheidingsprocedure in Turkije ziet op de verdeling van de gemeenschap en dat de vrouw geen zelfstandige verzoeken ten aanzien van de minderjarige heeft gedaan. Evenmin is in Turkije een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen gedaan. Het onderwerp van de procedure in Turkije is dus niet gelijk aan het onderwerp van de door de man in deze procedure gevraagde voorlopige voorzieningen. De rechtbank is van oordeel dat van litispendentie in dit geval dan ook geen sprake is. De omstandigheid dat in Turkije tussen partijen een echtscheidingsprocedure loopt, laat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter tot het treffen van voorlopige maatregelen onverlet, gelet op artikel 13 Rv.
3.1.5.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht ten aanzien van een voorlopige of bewarende maatregel met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid en de echtelijke woning op grond van artikel 4 lid 2 Rv.
3.1.6.
De rechtbank past Nederlands recht toe op beide verzoeken. Ten aanzien van de echtelijke woning geldt dat het om een ordemaatregel van spoedeisend aard gaat. Op het verzoek over de toevertrouwing van de minderjarige zijn de bepalingen van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 van toepassing, op grond waarvan Nederlands recht van toepassing is.
Inhoudelijke beoordeling
3.1.7.
De man stelt dat de vrouw op 1 juli 2024 de echtelijke woning heeft verlaten. Sindsdien is geen contact meer met de vrouw geweest. Hij kan de vrouw niet bereiken, omdat zij kennelijk haar telefoonnummer heeft veranderd of de man heeft geblokkeerd. Ook de twee volwassen, thuiswonende kinderen van partijen kunnen de vrouw sindsdien niet bereiken. Na het vertrek van de vrouw heeft de minderjarige aan de man verteld dat hij door de vrouw werd mishandeld als hij alleen met haar thuis was. De minderjarige heeft dit niet eerder verteld en hij is ook angstig voor de vrouw, aldus de man. Op 17 november 2024 is de vrouw onaangekondigd en onder politiebegeleiding in de woning geweest om haar persoonlijke spullen op te halen. Daarbij heeft zij geen woord met de man, de minderjarige of met de volwassen kinderen van partijen gewisseld. Nadien is geen enkel contact meer met de vrouw geweest. De man is bang voor de veiligheid van de minderjarige. Hij wil niet dat de vrouw de woning weer onverwachts betreedt en daarbij de minderjarige wellicht meeneemt.
3.1.8.
De verzoeken tot toevertrouwing van de minderjarige aan de man en over het uitsluitend gebruik van de woning worden, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen.
3.1.9.
De verzoeken van de man om de vrouw te bevelen de echtelijke woning te verlaten en om de vrouw te bevelen de minderjarige af te geven aan de man worden afgewezen. Gebleken is dat de vrouw de woning inmiddels al heeft verlaten en dat de minderjarige al in de macht van de man is. De man heeft dus geen belang meer bij deze verzoeken.
3.1.10.
Het verzoek van de man om de beschikking ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van, naar de rechtbank begrijpt politie en justitie, wordt afgewezen. Bij de verkrijging van het uitsluitend gebruik van de woning hoort het bevel dat de andere echtgenoot die woning moet verlaten en deze verder niet mag betreden. Door dit bevel is de man al in het bezit van een rechtsgeldige titel voor tenuitvoerlegging met behulp van de sterke arm van politie en justitie (Kamerstukken II 1978/1979, 15 638, nr. 3, p. 20).
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de man met ingang van 27 februari 2025 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats] en verbiedt de vrouw de echtelijke woning verder te betreden;
4.2.
bepaalt dat de minderjarige aan de man wordt toevertrouwd;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van Egmond, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. E.M. Brito, griffier, op 27 februari 2025.