In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in Georgia, Verenigde Staten, met elkaar gehuwd zijn. De vrouw, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft op 26 juni 2023 een verzoekschrift ingediend voor echtscheiding en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden. De man, die als Amerikaans burger wordt beschouwd, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door de man niet is betwist. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen, aangezien de laatste gewone verblijfplaats van partijen in Nederland was.
De vrouw heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij haar te bepalen, wat door de man niet is betwist. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden moet worden vastgesteld, waarbij is bepaald dat partijen niets meer over en weer van elkaar te vorderen hebben. De huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt met een rechtsgeldige rechtskeuze voor het Nederlandse recht, wat betekent dat het huwelijksvermogensstelsel vanaf de datum van de rechtskeuze onder Nederlands recht valt. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.