ECLI:NL:RBROT:2025:3751

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
10964555 CV EXPL 24-6006
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en rechtsgeldigheid huurovereenkomst onder bewind

In deze zaak vorderde ZBI Fondsmanagement GmbH betaling van een huurachterstand van € 13.278,- van [persoon B], die ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst onder bewind stond. De huurovereenkomst was gesloten op 6 april 2022, maar ZEKER Financiële Zorgverlening B.V., de bewindvoerder van [persoon B], betwistte de rechtsgeldigheid van deze overeenkomst. ZEKER stelde dat er nooit een huurovereenkomst tot stand was gekomen, omdat [persoon B] niet bekend was met het adres van de woning en dat de overeenkomst was gesloten zonder medewerking van de bewindvoerder, wat in strijd is met de wet. De kantonrechter oordeelde dat ZBI het bewind kende of had behoren te kennen, aangezien het bewind was gepubliceerd in het Centrale curatele- en bewindregister. Hierdoor was de huurovereenkomst niet rechtsgeldig en werd de vordering van ZBI afgewezen. De proceskosten werden aan ZBI opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10964555 CV EXPL 24-6006
datum uitspraak: 7 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
ZBI Fondsmanagement GmbH,
vestigingsplaats: Erlangen, Duitsland,
eiseres,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen
ZEKER Financiële Zorgverlening B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [persoon B] ,
vestigingsplaats: Almere,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T.E. van der Bent.
De partijen worden hierna ‘ZBI’ en ‘ZEKER’ genoemd. De onderbewindgestelde wordt hierna ‘ [persoon B] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 februari 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord, met bijlage;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 28 juni 2024;
  • de akte van ZBI van 6 augustus 2024;
  • het tussenvonnis van 6 september 2024;
1.2.
Op 4 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: de heer [persoon A] als gemachtigde van ZBI. Verder waren aanwezig de heer en mevrouw [naam] , namens ZEKER, bijgestaan door hun gemachtigde, mr. T.E. van der Bent, en [persoon B] .

2.De beoordeling

Wat is de kern?

2.1.
In deze zaak gaat het over de vraag of [persoon B] een huurachterstand ter hoogte van € 13.278,- moet betalen aan ZBI.
2.2.
Volgens ZBI luidt het antwoord op die vraag bevestigend. Zij stelt daartoe het volgende. Tussen ZBI en [persoon B] is een huurovereenkomst gesloten met ingang van 6 april 2022 ten aanzien van de woning op het adres [adres] te Rotterdam. [persoon B] heeft een huurachterstand laten ontstaan van € 13.278,-. Tijdens de mondelinge behandeling heeft ZBI aangegeven dat de woning inmiddels is ontruimd. ZBI vordert daarom alleen nog de openstaande huurachterstand met rente en kosten.
2.3.
ZEKER is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Tussen ZBI en [persoon B] is nooit een huurovereenkomst tot stand gekomen. [persoon B] woont al zijn hele leven in Breda en is niet bekend met het bovengenoemde adres. Waarschijnlijk heeft iemand misbruik gemaakt van de gegevens van [persoon B] door aan de hand daarvan een huurovereenkomst op zijn naam aan te gaan. Verder voert ZEKER aan dat [persoon B] al vijf jaar onder bewind staat en dat deze huurovereenkomst is gesloten ten tijde van de onderbewindstelling. Daartoe heeft ZEKER zowel de beschikking van de onderbewindstelling als de inschrijving van het bewind in het Centrale curatele- en bewindregister (hierna: CCBR) overgelegd.
[persoon B] stond onder bewind ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst
2.4.
Partijen zijn het niet eens over de vraag of [persoon B] de huurovereenkomst zelf heeft gesloten of dat iemand anders dit aan de hand van zijn gegevens heeft gedaan. De kantonrechter laat deze vraag echter in het midden, aangezien niet in geschil is dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst de goederen van [persoon B] onder bewind waren gesteld en dat dit bewind was gepubliceerd in het CCBR. Verder is ook niet in geschil dat ZEKER geen medewerking heeft verleend aan het sluiten van de huurovereenkomst en dat daarvoor ook geen machtiging is gegeven van de kantonrechter.
2.5.
Het sluiten van de huurovereenkomst valt onder het beheer over de onder bewind gestelde goederen, zoals bedoeld in artikel 1:438 BW. Nu de huurovereenkomst zonder medewerking van ZEKER is aangegaan, is deze huurovereenkomst in beginsel niet rechtsgeldig overeengekomen. De ongeldigheid van de huurovereenkomst kan ZBI slechts worden tegengeworpen als zij het bewind kende of had behoren te kennen (artikel 1:439 lid 1 BW).
ZBI behoorde het bewind te kennen
2.6.
ZBI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven niet bekend te zijn geweest met het bewind van [persoon B] . Daarmee ligt de vraag voor of ZBI het bewind behoorde te kennen. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. ZBI had, door de publicatie van het bewind in het CCBR, naar objectieve maatstaven bekend kunnen zijn met het bewind. Dit register is immers voor iedereen kosteloos toegankelijk (artikel 1:391 lid 2 BW), te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder ‘registers’ en eenvoudig te doorzoeken op basis van naam en geboortedatum. Het feit dat ZBI het onderzoek naar een eventuele onderbewindstelling heeft nagelaten, komt voor haar rekening en risico.
Geen (stilzwijgende) bekrachtiging van de bewindvoerder
2.7.
Bovenstaande kan slechts anders zijn als ZEKER de huurovereenkomst stilzwijgend heeft bekrachtigd door het betalen van huurpenningen. ZBI heeft in dat kader aangevoerd dat zij verschillende betalingen heeft ontvangen van een rekeningnummer van [persoon B] bij de Rabobank. Omdat alle rekeningen van [persoon B] onder het beheer van ZEKER vallen, stelt ZBI zich op het standpunt dat ook deze rekening ten tijde van de betalingen beheerd werd door ZEKER. De betaalde huurpenningen vanaf dit rekeningnummer kunnen volgens ZBI worden gezien als een stilzwijgende bekrachtiging van de huurovereenkomst door ZEKER.
2.8.
Dat de desbetreffende bankrekening onder beheer van de bewindvoerder stond ten tijde van de betalingen die zijn gedaan aan ZBI, wordt door ZEKER betwist. ZEKER geeft aan niet bekend te zijn geweest met dit rekeningnummer en heeft zich daarom gemeld bij de Rabobank om ook over deze rekening beheer te krijgen. Verder heeft ZEKER bankafschriften van de bovengenoemde rekening verkregen van de afgelopen anderhalf jaar, waarop te zien is dat alle privé-overboekingen naar ene [persoon C] of [persoon D] gaan. Zowel ZEKER als [persoon B] geven aan met beide namen niet bekend te zijn. De bankafschriften zijn als productie in het geding gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft ZEKER aangegeven dat [persoon B] aangifte heeft gedaan wegens identiteitsfraude bij de politie.
2.9.
Nu ZBI tegenover de bovenstaande gemotiveerde betwisting niets ter onderbouwing van haar stelling heeft aangevoerd, gaat de kantonrechter aan de stellingen van ZBI, namelijk dat de huurovereenkomst zou zijn bekrachtigd door ZEKER, voorbij.
Conclusie
2.10.
[persoon B] stond ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst onder bewind. ZBI behoorde het bewind te kennen, waardoor de schulden die voortvloeien uit de huurovereenkomst niet op de onder het bewind staande goederen kunnen worden verhaald (artikel 1:440 lid 1 BW). Het antwoord op de vraag of [persoon B] zelf de huurovereenkomst is aangegaan of dat iemand anders dit aan de hand van zijn gegevens heeft gedaan, maakt het bovenstaande niet anders. De vordering van ZBI wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.11.
Omdat de door ZBI gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, bestaat er geen aanleiding voor toewijzing van de daaraan gekoppelde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ook die vorderingen worden afgewezen.
ZBI moet de proceskosten betalen
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van ZBI, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die ZBI aan ZEKER moet betalen op € 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 947,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van ZBI af;
3.2.
veroordeelt ZBI in de proceskosten, die aan de zijde van ZEKER worden begroot op € 947,-,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
64362