Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 mei 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
mr. D.W.E. Urbanus en [gedaagde] , bijgestaan door zijn gemachtigde mr. dr. D.J.B. Bosscher.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagde, waarbij eiseres schadevergoeding vorderde na een bijtincident tussen de honden van partijen. Eiseres vorderde medische kosten voor haar hond, die door de hond van gedaagde was gebeten, en immateriële schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde op grond van artikel 6:179 BW aansprakelijk was voor de schade die zijn hond had aangericht. Eiseres had voldoende bewijs geleverd van de medische kosten, die werden toegewezen, maar de vordering tot immateriële schadevergoeding werd afgewezen omdat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij blijvend letsel had opgelopen. Het verweer van gedaagde, dat eiseres zelf schuld had aan het incident, werd verworpen omdat niet was komen vast te staan dat eiseres onredelijk had gehandeld. De proceskosten werden toegewezen aan eiseres, en gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de medische kosten en de wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.