Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het meest subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
4.Waardering van het bewijs
bear hughebben gegeven en/of dat zij elkaar hebben omhelst toen de verdachte de woning van [getuige] binnenkwam. Vervolgens is [getuige] intiem geweest met de aangeefster, waarbij hij haar onder meer heeft gebeft.
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straffen
8.Vordering benadeelde partij
€ 5.000,- aan immateriële schade.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
niet bewezen, dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bewezen, dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
algemene voorwaarde:
bijzondere voorwaarden:
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
154 (honderdvierenvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
77 (zevenenzeventig) dagen;
[benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 2.879,32 (zegge: tweeduizend achthonderdnegenenzeventig euro en tweeëndertig cent), bestaande uit € 379,32 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 2.879,32 (hoofdsom, zegge: tweeduizend achthonderdnegenenzeventig euro en tweeëndertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 2.879,32niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
38 (achtendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;